& determinatio negatio est
[Cf. eerder blog van 07-04-2010: "Omnis determinatio negatio est"]
In de brief van 2 juni 1674 die Spinoza aan « waarde Vrient » Jarig Jelles schreef komt de alinea voor met de passage dat “vorm [figura] niets anders dan bepaling, en bepaling ontkenning is” daarom kan vorm niets anders dan ontkenning zijn. Hier eerst even de hele Latijnse tekst.
[4] Quantum ad hoc, quod figura negatio, non verò aliquid positivum est; manifestum est, integram materiam, indefinitè consideratam, nullam posse habere figuram; figuramque in finitis, ac determinatis corporibus locum tantùm obtinere. Qui enim se figuram percipere ait, nil aliud eo indicat, quàm se rem determinatam, & quo pacto ea sit determinata, concipere. Haec ergo determinatio ad rem juxta suum esse non pertinet: sed econtra est ejus non esse. Quia ergo figura non aliud, quàm determinatio, & determinatio negatio est; non poterit, ut dictum, aliud quid, quàm negatio, esse.
[4] Nu over het punt dat vorm ontkenning is en niet iets positiefs: het is duidelijk dat de stof als geheel, onbepaald beschouwd, geen vorm kan hebben, en dat er van vorm alleen sprake kan zijn bij eindige en bepaalde lichamen. Want wie zegt dat hij zich een vorm voorstelt, geeft daarmee niets anders te kennen dan dat hij zich een bepaald ding en hoe het bepaald is, voorstelt. Deze bepaling dan behoort niet tot het ding naar zijn wezen, maar is integendeel zijn niet-wezen. Omdat nu vorm niets anders dan bepaling, en bepaling ontkenning is, kan hij – zoals gezegd – niets anders dan ontkenning zijn. [Vert. F. Akkerman]
De vorm of figuur geeft niet aan wat iets is (naar z’n
wezen), maar wat het niet is (het niet-wezen). Ik vermoed dat Spinoza hier voor
de geest heeft hoe letterlijk in materiaal (b.v. marmer) een beeld ontstaat
door het telkens weghakken en slijpen van materiaal dat volgens de beeldhouwer niet
tot het beeld hoort dat hij als kunstenaar in zijn hoofd heeft. Beeldhouwen is
wegkappen van al wat niet tot het beeld hoort, van al het overtollige. En zo
wordt een figuur dus bepaald door wegnemen van wat het niet is en is een figuur
op zich gezien niet iets positiefs.
Hetgeen dus ook geldt voor dit marmeren Spinozabeeld dat Hildo Krop van Spinoza maakte en dat te vinden is bij het Spinoza Lyceum in Amsterdam.
In het blog van 19-04-2015: “Nee maar, Emanuel Rutten citeert Spinoza” had ik al eens een tweet van hem opgepakt. Vandaag pas zie ik dat hij diezelfde dag een kort blog had over deze tekst van Spinoza - de enige tekst die Rutten op zijn website Wijsgerige reflecties aan Spinoza heeft gewijd [cf.]:
"Determinatio negatio est", schreef Spinoza in zijn brief aan Jarig Jelles van 2 juni 1674. Bedoelt hij dat alles wat bestaat voor zijn of haar bestaan altijd ook het bestaan van zijn of haar negatie vereist? Kan anders gezegd niets bestaan zonder het bestaan van zijn of haar tegendeel? De uitspraak dat iedere determinatie een negatie is, lijkt heel dicht in de buurt te komen van Hegels dialectische grondregel voor de ontvouwing van de werkelijkheid vanuit het absolute. Het komt mij voor dat deze historische dialectische ontvouwing gedacht kan worden als zijnde gerealiseerd in één enkel culminatiepunt. Is dit punt in feite onze wereld? Zo ja, dan bestaan alle tegendelen. In de dialectische aufhebung gaan de tegendelen zoals bekend immers niet verloren, zodat aan het eind van de weg - wanneer het absolute weer bij zichzelf terugkeert - alle tegendelen in de wereld ontsloten zijn. Er bestaat dan inderdaad niets zonder dat zijn of haar tegendeel ook bestaat, zoals Spinoza's formule reeds lijkt te zeggen: geen materie zonder geest, geen gedetermineerdheid zonder vrijheid, geen contingentie zonder noodzakelijkheid, geen samengesteldheid zonder enkelvoudigheid en geen oorzakelijkheid zonder onveroorzaaktheid.
Grappig hoe hij het laat voorkomen alsof hij van deze tekst op Hegel komt i.p.v. dat hij via Hegel op die tekst komt… Hegel maakte er trouwens van: “omnis determinatio est negatio”. Zie hoe makkelijk aan het slot van zijn tekstje Rutten laat zien dat hij weinig van Spinoza’s filosofie weet. En ook dit heeft hij waarschijnlijk vooral via Hegel of uit literatuur over Hegel. Want hij laat Spinoza via die ‘formule’ beweren: geen materie zonder geest, geen gedetermineerdheid zonder vrijheid, geen contingentie zonder noodzakelijkheid, geen samengesteldheid zonder enkelvoudigheid en geen oorzakelijkheid zonder onveroorzaaktheid.
Hoezo “geen materie zonder geest”? Alsof Spinoza in “& determinatio negatio est” bedoeld zou kúnnen hebben dat geest de ontkenning van materie is. Dat een materieel ding bepaald zou worden door het niet-materiële (of geestelijke). Alsof Spinoza niet al in de tweede definitie van het eerste deel van de Ethica had benadrukt: “Zo wordt een gedachte door een andere [gedachte] beperkt. Doch een lichaam wordt niet beperkt door een gedachte, noch een gedachte door een lichaam.” Nee, bij Spinoza is de geest niet het tegendeel van de materie. Geest is bij hem ook niet – als bij Aristoteles - de vorm (forma) van het lichaam. Geest en materie zijn bij hem aparte, louter op zichzelf te begrijpen attributen van God of de werkelijkheid.
Ik kwam op dit tekstje n.a.v. een bijdrage die Rutten op zaterdag 27 februari 2016 in het Reformatorisch Dagblad had: “Bewustzijn wijst naar boven.” [Cf.] Het RD gaf het de kop: “Bewustzijn sterke aanwijzing voor bestaan van God.” [Cf.] Daarin wordt Spinoza niet direct genoemd, maar wordt impliciet de Causa sui afgewezen. Hij gaat na of aan het bestaan van bewustzijn een argument ontleend kan worden voor het bestaan van God (wat hij uiteraard vindt). Ik neem daaruit deze alinea:
De herkomst van natuurlijk
bewustzijn kan dus niet gelegen zijn in onbewuste materie. De oorsprong van het
bewustzijn in de kosmos moet daarom iets zijn dat zelf ook bewust is. Er is dus
een bewuste oorzaak van het natuurlijk bewustzijn in de kosmos.
Deze bewuste oorzaak kan naast bewust niet ook nog natuurlijk zijn. Want als
dat zo zou zijn, dan zou al het natuurlijk bewustzijn veroorzaakt zijn door een
natuurlijk bewustzijn. Dat is echter onmogelijk. Niets veroorzaakt immers
zichzelf. Om jezelf te kunnen veroorzaken moet je er immers al zijn. Maar dan
kun je jezelf niet meer veroorzaken.
In die voorlaatste zin redeneert hij, zoals de scholastici volgens wie causa sui onmogelijk was. Zie hoe Descartes en daarna Spinoza deze kwestie benaderden de blogs over Causa sui.
Reacties
Hoezo “geen materie zonder geest”? Alsof Spinoza in “&determinatio negatio est” bedoeld zou kúnnen hebben dat geest de ontkenning van materie is. Dat een materieel ding bepaald zou worden door het niet-materiële (of geestelijke). Alsof Spinoza niet al in de tweede definitie van het eerste deel van de Ethica had benadrukt: “Zo wordt een gedachte door een andere [gedachte] beperkt. Doch een lichaam wordt niet beperkt door een gedachte, noch een gedachte door een lichaam.”
Het materiële ding wordt niet letterlijk door de geest bepaald alsof het zonder de geest niet zou bestaan, dat is juist. Maar het is pas in de ervaring en in het verlengde van de ervaring dat verwoording ‘zin’ geeft aan materiële dingen.
Een natuurlandschap bestaat reeds eeuwen maar wandelend door dat landschap gebeurd er iets. We zouden zo moeten wandelen dat we subjectloos de dingen laten gebeuren. Klanken, geuren, warmte en of koude, smaken, trillingen, kortom onze hele affectiones zouden we taalloos zonder vooropgesteldheid moeten ervaren zodat je zelfs kan zeggen dat het landschap nog niet bestaat. Wandelen met Duns Scotus tussen ‘ditheden’ (haecceïtas) in wat ‘iets’ hier en nu kan zijn. Gedachten of ideeën die hierdoor als een geestelijke automaat vanuit het geaffecteerde lichaam in je geest opborrelen zou je best verwoorden in de infinitief werkwoordsvorm, zonder persoonbepaling, tijdbepaling of getalbepaling. Een ‘het’ denkt (persoon-, tijd-, en getalloos) al wandelend laten gebeuren. Bijvoorbeeld: boom groenen, het lopen, dier vluchten…
Althans als je dit kan en kunt volhouden - in die infinitiefverwoording wandelen - is er nog geen subject of object. Deze Spinozistische ruimte waar geen Descartiaans ‘IK’ rondwandelt kan nu veranderen in een adequate beschouwing en verhouding van zin, waarbij nu pas subject (of iemand) en object (het materiële landschap) ontstaan. In de ‘idee van de idee’ of de verschuiving van de onbepaalde wijs (infinitief of idee van het eerste weten) naar begrippen die zingeven aan je verhouding met het landschap (ideeën verschuiving naar het tweede weten) ontstaat Spinoza’s monisme. Het samenvallen van idee en wereld in de Idee.
En als je niet uitkijkt tijdens die wandeling kan je in de uitgebreidheid tegen een ding lopen dat we boom noemen. Pats boem knots, verdorie!
Bij Descartes ontstaat de wereld omdat een zelfbewust iemand met zijn vooropgezette (Kantiaanse) maatstaven de wereld inschat. Het gaat van ‘ik’ naar wereld.
Bij Spinoza is het omgekeerd. Hier ontstaan vanuit een onbestemde haecceïtas subject en object door een adequate zinsverhouding. Het gaat van haecceïtas naar ‘ik’.
Spinoza in de praktijk zou ik zeggen.
ed 09-03-2016 @ 17:47
Zie toch "die Ed daar" met zijn haecceïtas zich bewegen binnen die haecceïtas van dat wereldwijdeweblandschap daar... Zie het/hem daar gaan... het is me een lopen, een dansen en zingen en mijden van bomen... En zie zijn haecceïtas al lopend, dansend, zingend en mijdend zijn Subject-IK ontwikkelen temidden van de univoke en universele Haecceïtas van dit Heel Al DAT DAAR TEGELIJK ONTSTAAT. Je weet niet wat je meemaakt. Als een hansworst of een gek die gelooft in deze haecceïtas van precies dit Idee: zo gaf hij met precies deze haecceïtas-reactie welke negatio est, hier exact deze adequate haecceïtas-determinatio.
Stan Verdult 09-03-2016 @ 18:35
Ik wil maar zeggen: neem en lees
Stefan Apostolou-Hölscher, "Gott ist alles, was ist - Das Problem der Haecceïtas bei Duns Scotus und Gilles Deleuze."
https://www.academia.edu/19220515/Gott_ist_alles_was_ist_-_Das_Problem_der_Haecce%C3%AFtas_bei_Duns_Scotus_und_Gilles_Deleuze
Stan Verdult 09-03-2016 @ 18:39
Stan, je hebt er mooi werk van gemaakt.
Stefan Apostolou-Hölscher heb ik gelezen maar mijn Duits is niet zo goed. Maar ik begrijp dat als jij het mij stuurt het is om Deleuze te weerleggen, vermoed ik.
Alleen werkt dat zo niet, dat weet jij ook. Als iemand jou een tekst stuurt dat Spinoza’s denken toch wel onbetekend is en ouderwets dan frons jij alleen even je wenkbrauw. Net zoals veel Engelse analytische filosofen Heidegger niet kunnen pruimen, zijn er die Deleuze niet kunnen pruimen.
Maar ik heb via Apostolu nog eens Mille Plateaux uit de kast gehaald want dat was lang geleden.
Als je nog eens een tekst voorstelt zoek dan een die meedenkt met Deleuze. Contra-dictie of tegenspraak is zo onvruchtbaar. Ik volg liever Spinoza in E5, 10 om te kijken ‘naar wat er goeds in ieder ding steekt, opdat wij steeds door een aandoening van Blijheid tot handelen worden gedreven’. Daarom ziet Deleuze ook positieve dingen in zaken waar andere denkers niet opkomen. Bijvoorbeeld de haecceïtas. Toch bedankt voor de tekst.
ed 09-03-2016 @ 20:18
Spinoza schrijft in brief 37 aan Bouwmeester over de ware methode:
‘…te weten uitsluitend in de kennis der Zuivere reden, (…) het is niet nodig den aard van den geest uit zijn eerste oorzaak te kennen, maar is voldoende van den geest of van de voorstellingen een kleine beschrijving te geven in den trant van den wijsgeer van Verulam (Baco).’
Van de voorstelling een kleine beschrijving te geven, en oog te hebben om verder te denken in de inductieve trant. Met andere woorden, vertrekkend van haecceïtas via korte beschrijvingen voortschrijdend naar ware inzichten.
Spinoza vervolgt zijn brief: ‘Er blijft mij slechts over er aan te herinneren dat dit alles een gedurig nadenken, een zeer standvastig gemoed en een even standvastigen wil vereischt. En om deze te verkrijgen is het nodig (…) een bepaald doel te stellen.’
Bijvoorbeeld een fijne wandeling maken in de leer van Spinoza.
edd 10-03-2016 @ 10:16