... in 't onontkoombaar web gevangen van een ijslijk groote spin...

P.A. de GenestetIk weet wel dat onderstaand gedichtje "Monisme" niet direct op Spinoza slaat, maar ik vind het nu eenmaal te leuk om er Spinoza als de grote spin bij te denken - en indirect verwijst het toch ook naar hem.

P.A. de Genestet schreef dit "Leekedichtje, nr. XXIV" na lezing van het boek De vrije wil van J.H. Scholten (Leiden, 1859) over wie ik gisteren een blog schreef. Net als Spinoza zag ook Scholten geen vrije wil. De Genestet reageerde met 

 

 

 

XXIV. Monisme

Driemaal heb ik 't Boek verslonden,
Veertien dagen lang geloofd;
't Groote Raadsel is gevonden,
Schoon 't mij duizelde in het hoofd.
Toen - liet ik mijn vleuglen hangen,
Als een vliegje voelde ik me in
't Onontkoombaar web gevangen
Van een ijslijk groote spin;
'k Voelde levend mij verslinden
Door dien machtigen Monist...
En zoo 'k hier mijn heil moest vinden
Waar 'k nog liever Dualist!

 

De Genestet voegde er de volgende toelichting aan toe: 

Het Boek, waarvan in dit gedichtje (geen verdichtsel!) sprake is, kan natuurlijk geen ander zijn dan het zeer merkwaardig geschrift des Leidschen Meesters: ‘De vrije wil.’
Deze aanteekening is dus voor de meesten mijner lezers overbodig.
Broeder Leek, evenwel, voor wien ze niet te veel, maar te weinig zegt tot recht verstand van ons rijmpje, verg. Dr. Pierson's opstel (in de Gids , Mei 1859). ‘Het monisme van Prof. Scholten .’ (Van hier  Gidsartikel van Pierson bij DBNL]

De Genestet schreef ook

XXIII. Dualisme.

Mijn Wetenschap en mijn Geloof,
Die leven saam in onmin,
Want de eene houdt, wat de ander doet
En denkt en meent, voor onzin.
Intusschen, beide heb ik lief,
Juist even trouw en innig,
En toch vind ik mij-zelven niet
Onreedlijk noch krankzinnig.

Nu ik toch bezig ben...

XX. Question brûlante.

De Wil, de vrije Wil! dat was, mijn Theologen!
Uw spoorwegkwestie, ja, in onzer dagen strijd:
Elk had zijn richting, had zijn lijn, die hij met vlijt,
En nijd,
Verdedigde voor 't volk, - slachtoffer van een tijd,
Zoo veel-, zoo aaklig veel- en nog eens veel-bewogen. 
Doch ai! zoo hier als ginds voor kerk, als staat en steê,
Wat jammer was van al die lijnen en systemen -
Geen schepsel kwam er verder meê,
En menig burger waar' tevreê,
Zoo 't hasplen, hoe dan ook, nu maar een eind mocht nemen!

 

1859.