Misericordia seu compassio
"In je stuk over misericordia mis ik het woord 'mededogen'. Martha Nussbaum boomt er honderden pagina's over door in haar boek 'Oplevingen van het denken'. Misschien nog een alternatief voor de vertaling," kreeg ik als reactie via de mail van iemand. Voor een deel val ik met mijn antwoord in herhalingen met het vorige blog, en recycleer ik ook een eerder blog.
De term compassio
(mededogen, medelijden) komt bij Spinoza in het geheel niet voor,
maar wel vergelijkbare termen: sympathia, commiseratio, misericordia.
Volgens Eric Schliesser zou het Griekse woord συμπάθεια in
het Latijn het best weergegeven worden met compassio?
Maar wil het feit dat Spinoza die term niet (maar sympathia wel)
gebruikt, zeggen dat hij het verschijnsel niet (er)kent?
Ik heb
in het vorige blog de passage geciteerd dat Spinoza over woorden niet
wil strijden - het gaat hem om inhoud. Zou een simpele reden waarom
hij het woord compassio niet gebruikt misschien liggen in het
feit dat hij met zijn Ethica juist voorstaat dat we minder
passie en meer actie nastreven?
Spinoza doet zeer zijn best om goede, zinvolle onderscheidingen en analyses van de affecten te maken, met de intentie over zaken in de werkelijkheid te spreken, niet over slechts denkdingen. In 3/Aff-Def 18 expl. oppert hij een verschil tussen commiseratio (medelijden) en misericordia (meest vertaald als 'barmhartigheid', maar volgens mij (cf. het vorige blog) bij Spinoza's definitie het best overgebracht in 'medegevoel'. De eerste (commiseratio) noemt hij een afzonderlijk affect en de tweede (misericordia) de erbij behorende habitus (gewoonte, houding) en die laatste is m.i. het beste benaderd met 'meevoelen'. Mededogen heeft toch ook iets neerbuigends, maar als het dat niet heeft zou het gebruikt kunnen worden.
Medelijden (commiseratio) omschreef Spinoza in de 18e definitie van de affecten als: de droefheid samengaand met het idee van een kwaad dat een ander die wij als onze gelijke beschouwen, overkomt. In 3/21s omschrijft hij medelijden als een droefheid die ontstaat door schade die een ander ondervindt. Wat dan wel te doen? Benevolentia, welwillendheid, is "de begeerte om iemand met wie wij medelijden hebben, goed te doen" [3/Def-Aff35]
In 3/27c3 [bij de stelling en het bewijs waarin hij het heeft over de affectuum imitatio, waarbij hij a.h.w. het latere ontdekken van spiegelneuronen voorziet] lezen we: iets waarmee we medelijden hebben zullen we zoveel als we kunnen uit zijn lijden proberen te verlossen. In het eraan voorafgaande scholium stelde hij dat als het betreffende affect op droefheid gebaseerd is, we van medelijden spreken. Ook in 3/32s wijst hij er nogmaals op "dat het met de natuur van de mensen zo gesteld is dat ze medelijden hebben met wie het slecht gaat en afgunstig zijn op mensen met wie het goed gaat."
Hij is in deel 3 vooral aan het definiëren en analyseren en doet dat consequent ('te intellectualistisch' vinden sommigen). Dan, in deel 4, komt hij met zijn (wetenschappelijk-ethische) beoordelingen. In 4/50 typeert hij "medelijden in de mens die door de rede leeft is op zichzelf slecht en nutteloos." Het betreft immers een droefheid, terwijl degene die zich door de rede laat leiden tracht 'wel te doen en blij te zijn' (bene agere et laetari).
In 4/59 zal hij dat nog eens uitleggen met: "Alle handelingen waartoe een affect dat we ondergaan ons dwingt, kan de rede ons zonder deze laten doen." In het bijbehorende scholium geeft hij als argument dat "wie snel medelijden heeft en door het leed en de tranen van een ander gemakkelijk bewogen wordt, dikwijls iets doet waar hij later spijt van heeft, niet alleen omdat wij op grond van dit affect niets doen waarvan we zeker weten dat het goed is, maar ook omdat valse tranen ons gemakkelijk misleiden."
En dan komt 4/50s waarin Spinoza z'n paradoxaliteit én humaniteit toont waar hij zegt: "wie noch door de rede, noch door medelijden wordt bewogen om anderen te helpen, die wordt met recht onmenselijk genoemd. Want het lijkt mij dat hij niet op een mens lijkt (zie 3/27).
Misschien noemt hij daarom in 4/Cap16 medelijden dan ook iets wat een soort van plichtbesef lijkt (pietas). En wat dat betreft vindt hij handelen (daden) belangrijker dan praten (woorden); zie zijn commentaar in de inleiding van de TTP op gelovigen die niet aan hun goede daden en handelingen, maar wel aan hun woordenstrijd en uiterlijke dingen te onderscheiden zijn.
Is een filosoof die zo schrijft zonder compassie?
In plaats van Martha Nussbaum citeer ik hier een TEDtalk van Karin Armstrong over de 'gouden regel' van compassie - human heartedness