Omnis determinatio negatio est

Soms wordt dit blog een verslaving, een blog aan mijn been.

Als ik veel met Spinoza en met dit weblog over hem bezig ben, kom ik soms niet tot andere dingen. Hoe vrij ben ik in zo te ‘handelen’? En dat in de Maand van de Filosofie over Vrijheid. Ondertussen houdt Spinoza mij dan voor: elke bepaling is [tevens] een ontkenning. Omnis determinatio negatio est. Anders gezegd geldt uiteraard ook: elke beslissing om iets te doen, is tevens een beslissing om iets anders niet te doen.

Dus, bezoeker van dit weblog, als u merkt dat ik komende tijd af en toe een dagje oversla, dan heb ik besloten om ook eens iets anders te gaan doen… Maar misschien merkt u daar wel niets van en blijf/blijk ik inderdaad verslaafd.

Dit adagium, deze wijsheid van Spinoza wordt zeer veel aangehaald. Meestal als Omnis determinatio est negatio. Maar eigenlijk is het een wijziging die Hegel ervan maakte. En die er tegelijk de kern van zijn kritiek op Spinoza mee formuleerde: Spinoza’s filosofie kende te weinig negatie! Hegel draaide het adagium om en sloeg zijn dialectische slag. Dit terzijde.

Hoe zegt Spinoza zelf het eigenlijk?

In zijn brief aan Jarig Jelles van 2 juni 1674 spreekt Spinoza over hoe een vorm een afbakening of bepaling is en daarom een ontkenning:

“Quia ergo figura non aliud, quàm determinatio, & determinatio negatio est; non poterit, ut dictum, aliud quid, quàm negatio, esse.” [“Omdat nu vorm niets anders dan bepaling, en bepaling ontkenning is, kan hij – zoals gezegd – niets anders dan ontkenning zijn.” Vert. Akkermans]

Dit “determinatio negatio est” is niet exact de uitspraak zoals hij Bekijk de afbeelding op ware grootteveel geciteerd wordt. Daarvoor moeten we dus bij Hegel zijn.

In Vorlesungen über die Geschichte der Philosophie schrijft Hegel in zijn paragraaf over Spinoza: “In Rücksicht des Bestimmten hat Spinoza so den Satz aufgestellt: Omnis determinatio est negatio; also ist nur das Nichtbesonderte, das Allgemeine wahrhaft wirklich, ist nur substantiell.“

Op nog één andere plaats, in zijn bespreking van Friedrich Heinrich Jacobis Werke, citeert hij het adagium, dan zonder Spinoza te noemen.

De veelgeciteerde stelling is dus door Hegel heengegaan, die er ‘omnis’ aanplakte, maar is overigens volledig Spinoza gebleven.

Reacties

Omdat elke bepaling van X als zus of zo, inhoudt dat X niet niet-zus en niet niet-zo is, is elke bepaling dus meteen een ontkenning. En omdat je je dat allemaal niet bewust bent en derhalve bij elke bepaling allerlei uitsluit wat je niet wilt en kunt uitsluiten, vond Buddha het maar beter helemaal te zwijgen! En hij had wellicht geen ongelijk.
Overigens is het interessant na te gaan welke vraag van Jelles achter Spinoza's antwoord moet hebben gelegen.In de alinea voorafgaand aan de hier in het blog besproken formule houdt Spinoza een stevig betoog ter adstructie van de onjuistheid, om god 'een' of 'uniek' te noemen. Zulke taal heeft alleen zin als er meerdere bestaan of denkbaar zijn ( je hebt bv. 'een' euro in je zak). En dan gaat Spinoza daarop aansluitend in de volgend alinea verder met..., ja met god weer, zij het dat hij in eerste instantie over een figuur of vorm spreekt. De religieuze Jelles zal dus wel hebben gevraagd of god nader kan worden bepaald. Nee, is het antwoord, omdat "een figuur een ontkenning is", die derhalve alleen zinvol uitgesproken kan worden waar er meerdere figuren zijn. Precies zoals god ook niet een of uniek kan worden genoemd. "Het is evident dat de totale materie (integram materiam) als zodanig (indefinite consideratam) geen enkele figuur kan hebben en dat een vorm of figuur alleen maar te vinden is bij eindige en zus of zo bepaalde lichamen... Een bepaalde vorm komt iets niet toe als bestaande doch juist als niet bestaande. En omdat het hebben van een vorm niets anders dan een bepaling is en een bepaling een ontkenning is, kan een vorm niets anders dan een ontkenning zijn"(vrij vertaald). God is dus volkomen vormeloos. Zinvol kun je niets van hem zeggen. Zwijgen dus, net als Buddha deed.

Stan, het tegendeel is ook waar: loutere ontkenning houdt geen enkele bepaling in, E4p32s: 'de dingen immers, die enkel in een ontkenning (negatione) of in een ontbrekende eigenschap (quod non habent) overeenkomen, passen in geen enkel opzicht bij elkaar' (vert.Krop). Je hebt dus, denk ik, drie zaken:
1. positieve bepaling van een eindig ding. Deze houdt een erkenning in van wat het niet is (Br50)
2. negatieve bepaling van een eindig ding. Deze houdt ontkenning in van wat het wel is (E4p32s)
3. bepaling van een oneindig ding. Deze houdt louter erkenning in wat het is, zonder enige ontkenning, zie commentaar Klever.