Spinoza in 'Filosofie in een notendop'
Zie Spinoza daar linksonder op de cover van dit boekje met om zich heen vele andere filosofen, die naar hem luisteren of naar wie hij luistert. Hij leest voor of hij schrijft.
Ik las dit boekje dat Jan Bor schreef: Filosofie in een notendop, Uitg. Bert Bakker, 2009, ISBN: 9789035127449 | € 9.95
Dit is een werkelijk verbluffende inleiding in zowel oosterse als westerse filosofie. Knap zo’n boeiend kort overzicht!
Jan Bor is er in geslaagd een eigenlijk onmogelijke opgave redelijk goed te volbrengen. Een overzicht van zoveel eeuwen filosofie, zowel die van het westen als van het oosten, in zo’n kort bestek vraagt keuzes. Vele filosofen komen dus helemaal niet aan bod – alleen de grootste denkers. Maar het boekje is veel meer dan een korte opsomming van hoofdlijnen van hun denken (dat is het ook), want daaroverheen vertelt het een verhaal (‘een narratief’). Jan Bor weet interessante uitzichten te bieden op waar het in de filosofie in hoofdlijnen om ging en gaat. Hoe er een sterke samenhang is tussen het denken en de structuur van de diverse talen. En hoe er een verschuiving waarneembaar is van het denken in ‘dat wat blijft’ (het substantie-denken) naar het dynamische en dat wat verandert (proces-denken). Tot mijn verrassing staat volgens Bor Leibniz aan het begin van het moderne procesdenken – om meer van te willen weten; dat zoeken we op…
Spinoza krijgt twee bladzijden toebedeeld, waarin – aan de hand van Israel en Nadler – een paar herkenbare hoofdlijnen worden geschetst. De Ethica noemt Bor, terecht uiteraard, “een van de waarlijk monumentale werken die de geschiedenis van de filosofie heeft voortgebracht.”
De hoofdstukken over de Griekse filosofie (Plato’s ideeënleer en Aristoteles’ vormleer) en die van de Middeleeuwen zijn voor een Spinozafan te lezen als een goede inleiding op Spinoza. Interessant vond ik om te lezen dat juist door het Arabisch het onderscheid tussen essentie (wezen) en existentie (bestaan) door Avicenna scherper dan het in het Grieks mogelijk was, geformuleerd kon worden. Als je weet wát een ding is, weet je nog niet óf het er is, aldus Avicenna. Een onderscheid dat juist ook bij Spinoza heel scherp speelt. Spinoza heeft zich helemaal kunnen vinden in Avicenna's benadering, zoals Bor samenvat: “anders dan bij alle andere dingen is in het idee van God diens bestaan geïmpliceerd.”
Zo kom je bij Abélard een talige benadering van de universele begrippen tegen; namelijk dat de betekenis van algemene begrippen reëel is, zonder verankerd te zijn in en te verwijzen naar reële algemeenheden – ze zijn iets mentaals. Kortom, de entia rationis zoals Spinoza ze later zal aanduiden.
Ook de hoofdstukken over de Indiase en Chinese filosofie vond ik buitengewoon boeiend geschreven. En ook hier kreeg ik af en toe associaties met Spinoza. Als ik lees dat Shankara “de ene en onveranderlijke substantie van het brahman poneert, waarin de vele dingen rusten en waartoe ze herleid moeten worden”, begrijp ik dat dr. W.R. van Brakel Buys, Het godsbegrip bij Spinoza. Een inleiding tot het monisme (Bijleveld, 1934) schreef, waarin hij uitvoerig vergelijkingen maakte tussen Spinoza en Shankara (zoals ik hier en hier eerder memoreerde).
Maar ook de filosofen daarna lees ik via de ogen van Spinoza. En je weet dan bijvoorbeeld dat naast Plato en Kant en de Upanishaden ook Spinoza genoemd had behoren te worden als mede vormgever van Schopenhauers denken. Maar je begrijpt dat Jan Bor, gebonden aan compactheid, dat niet steeds kan vermelden. En als van William James wordt gezegd dat hij een stap zette “to put mind back into nature” zou je meer over de verhouding van James t.o.v. Spinoza willen vernemen. We weten uit R.W.B. Lewis’ biografie dat James in 1888 bij de voorbereiding van zijn colleges over godsdienstfilosofie, waaruit The Varieties Of Religious Experience zou ontstaan, Spinoza las. Voor James is de werkelijkheid in de grond noch materieel, noch geestelijk. Net als Spinoza en tegen Kant nam James een subjectloos standpunt in. Hoe zat dat precies? Maar zulke dingen zouden te ver voeren voor een zeer compacte inleiding als dit boekje is. Ook Bergson plaatste, zo schrijft Bor, “het bewustzijn in de natuur, waarmee de cartesiaanse afgrond tussen beide overbrugd wordt.” Hoe verhield Bersgon zich tot Spinoza? Zo vraagt deze lezer zich allerlei af tijdens het lezen van dit zeer intrigerende boekje.
Via moderne denkers als Foucault, Derrida, Rorty e.a. wordt almaar duidelijker dat ‘de waarheid’ inmiddels vele gezichten heeft, dat er vele perspectieven ingenomen kunnen worden. Dus misschien is ook dat wel een bijdrage tot een verklaring van de huidige interesse in Spinoza.
Door zijn tamelijk transparante aanpak heeft Jan Bor zich van de aanvang af voor mij ingenomen. Ik ben altijd enigszins wantrouwig als ik een inleiding in vele eeuwen filosofie ter hand neem: een schrijver kan toch niet in al die denkers door en door thuis zijn? Bor laat telkens duidelijk zien op welke andere inleidende deskundigen hij vaart. De bibliografie achterin volgt zijn tekst. Teksten van heel moeilijke en bijna ondoorgrondelijke schrijvers leveren ook bij Jan Bor een niet altijd echt eenvoudige toelichting op; er zitten breinbrekers tussen. Maar het geheel is een eye-opener en een aanrader. Knap zo’n kort bestekje.
------------------------------------------------------
Pas achteraf ging ik op internet wat opzoeken over Jan Bor en zag - filosoof was wel duidelijk - maar ook dat hij kenner van Zen is. Hij studeerde sociale wetenschappen en filosofie in Amsterdam (UvA) en promoveerde in Leiden (UL) op een studie over Henri Bergson. Hij bedacht, initieerde en redigeerde een aantal Nederlandstalige boeken op het gebied van filosofie, waaronder 25 eeuwen westerse filosofie, 25 eeuwen oosterse filosofie en De verbeelding van het denken: geïllustreerde geschiedenis van de westerse en oosterse filosofie. Jan Bor doceert aan de Academia Vitae in Deventer. Hij beoefende vele jaren zen in Japan en Engeland. Met Alexander Oey maakte hij een aantal films voor de Boeddhistische Omroep.