The Swerve / De zwenking biedt nauwelijks beeld van "hoe de wereld modern werd"
Op aanraden van twee o zo
verschillende Spinozakenners (Piet Steenbakkers en Wim Klever) heb ik het boek
van Stephen Greenblatt gelezen: De
zwenking. Hoe de wereld modern werd. De Maastrichtse bibliotheek had de bij
De Bezige Bij in 2012 uitgegeven vertaling van Arthur de Smet in huis. Ik liet
andere dingen even liggen en las het boek in één ruk uit – zo’n boeiend en goed
geschreven (en vertaald) boek is het. Greenblatt, Renaissance- en
Shakespeare-deskundige, is een gedreven en begenadigd schrijver. Hij heeft zijn
onderwerp diepgaand en in de breedte bestudeerd en weet zich goed in te leven
in hoe zaken mogelijkerwijs gegaan zouden kunnen zijn waar we dingen niet
weten. Hij vult met gemak de gaten in onze kennis.
Greenblatt biedt ons een product
van het ‘New Historicism’, dat is een stroming die niet een werk louter op
zichzelf beziet, maar dat doet in z’n historische context. En zo krijgen we een
werk dat is uitgebouwd tot een globale cultuurgeschiedenis van de Oudheid tot de
Verlichting. Lucretius [99 - 55 v.
Chr.] is, gezien ook de ondertitel, de held van het boek op de
achtergrond, maar de renaissancist Poggio Bracciolini is het belangrijkste
personage en het boek is dan ook vooral een historisch verhaal over zijn leven,
zonder dat het een complete biografie wordt. Bracciolini’s ontekking in 1417 van
Lucretius’ boek De rerum natura is de
rode draad.
Greenblatt beschrijft de
fanatieke interesse van Italiaanse humanisten in het opsporen van – via
kopiïsten - in kloosterbibliotheken bewaarde werken uit de antieke wereld.
Daarbij besteedt hij aandacht aan allerlei aspecten die van belang zijn om iets
van die voorbije wereld van Middeleeuwen en Renaissance te begrijpen: het maken
van papyrus en perkament, het kloosterleven, het belang van lezen in de
kloosterregel van Benedictus, waardoor de noodzaak bestond over boeken te
beschikken, het kopiëren van werk in de scriptoria, het knagen aan die
boekrollen en codices door boekwormen (met hun ‘tanden des tijds’), het leven
in de grote bureaucratie van de vaticaanse Curie waarin de hoofdpersoon
werkzaam was, het Concilie van Konstanz, de terechtstelling van Jan Hus en
Hieronymus van Praag, etc. etc.
Toen paus Johannes XXIII door dat
Concilie werd afgezet, raakte Poggio Bracciolini die opgeklommen was tot de
belangrijkste van de zes apostolische secretarissen, de secretaris domesticus
of secretus van de paus, zijn baan kwijt en moest hij op zoek naar een nieuw
bestaan. Hij ging op boekenjacht en trok naar een klooster in Zuid-Duitsland.
Niet bekend is naar welk, maar vermoed wordt dat het de Benedictijnse Abdij van
Fulda was, waar hij in 1417 het verloren gewaande boek van Lucretius aantrof:
De rerum natura. Hij liet het kopiëren en stuurde die kopie naar zijn vriend in
Niccolo Niccoli die er op zijn beurt weer een fraaie kopie van maakte. Beiden
hadden een mooi handschrift en hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van een
kopiestijl in een fraaie duidelijk leesbare letter, de ‘littera antiqua’, die
model stond voor de letters van de boekdrukkunst die korte tijd later ontstond.
De oorspronkelijke abdij-kopie is
verloren gegaan; ook de voor Poggio gemaakte kopie. Die van Niccoli werd de
bron voor vele latere kopieën die in de 15e eeuw werden gemaakt van De rerum
natura.
Greenblatt geeft in een hoofdstuk
een fraaie samenvatting over de hoofdlijnen van de natuurfilosofie die door
Lucretius wordt gegeven, waarbij het accent uiteraard ligt op de antieke/nieuwe en
voor velen schokkende ‘moderne’ kijk op de hoe de wereld in elkaar zit.
Door het boek heen krijgen we
steeds passages voorgezet als: Poggio kon niet bevroeden “dat hij iets terug in
de wereld bracht dat zijn hele mentale universum dreigde te ondermijnen."
(p.183) We lezen over “de ontwrichting en transformatie van de wereld” (p. 204); "de terugvondst van het gedicht heeft het landschap van de wereld voor altijd veranderd" (p.216),
en “het atomisme leek een intellecteel massavernietigingswapen” (p. 250) en
dergelijke uitspraken meer. Maar op mij kwam het bewijzen of illustreren van de stelling, zoals
samengevat in de ondertitel (“hoe de wereld modern werd”, naar de VS subtitel:
‘how the world became modern’) niet voldoende geloofwaardig over. Die
‘schokkende’ receptiegeschiedenis wordt in de twee niet zo lange laatste
hoofdstukken gegeven, maar misschien was de Britse ondertitel toch iets
verstandiger, hoewel ook die aanvechtbaar is: ‘how the Renaissance began’. Dat
de doorwerking van het zicht op de wereld als volledig immanent,
zonder voorzienige God, zonder hiernamaals, dus zonder eeuwige straf of
beloning na dit aardse leven, met als conclusie dat we er maar het beste van
moeten zien te maken door te trachten pijn te vermijden en geluk na te streven,
kortom dat dit moderne, seculiere hedonistische wereldbeeld vooral via de
herontdekking van dit boek in de wereld kwam, heeft Greenblatt mij niet kunnen overtuigen.
Hij doet alsof de herontdekking van deze Lucretius er helemaal in z’n eentje
verantwoordelijk voor was dat de wereld ná de vijftiende eeuw langzaamaan
veranderde en modern werd. Die suggestie maakt hij niet waar.
Hij behandelt als voorbeelden van
die doorwerking Utopia van Thomas
More (maar die verzette zich juist tegen het afschaffen van een straffend
hiernamaals), de Essays van Montaigne
(die dol was op Lucretius en bepaald niet geschokt), Thomas Jefferson (die vijf
latijnse edities en Engelse, Italiaanse en Franse vertalingen van De rerum natura in bezit zou hebben
gehad en door wie de overheid ‘het streven naar geluk’ door de burgers had te
dienen).
En Spinoza?
Het eventuele effect op Spinoza
komt (uiteraard) niet in het boek aan de orde. Daarover kan ook alleen maar
gespeculeerd worden. De enige bewering die over hem wordt gedaan kan ik in dit
blog niet ongeciteerd laten: “Zulke beelden – Descartes in zijn geheime
schuilplaats waar hij alles in twijfel trekt, of de geëxcommuniceerde Spinoza
die rustig in zichzelf zit te redeneren terwijl hij lenzen slijpt – zouden voor
ons uiteindelijk het dominante embleem van een vergeestelijkt leven worden.”
(p. 74)
Een overeenkomst tussen Spinoza en Lucretius is zeker dat ook de laatste vindt dat begrijpen hoe de dingen echt in elkaar zitten, een cruciale stap is op weg naar mogelijk geluk. [p. 198]
Ik ben het dan ook wel eens met
de opmerking van Piet Schrijvers dat Greenblatts boek een wat opgeblazen indruk
maakt. Ik denk dat het vooral de wat ronkerige ondertitel is die maakte dat
Steenbakkers en Klever dit boek aanraadden. Ik vraag me nu af of ze het zelf
wel lazen en of mogelijk de verwijzing naar Lucretius al de trekker was.
Enfin, ik vond het een informatief en zeer interessant boek, en de vondst van
Lucretius wás een opmerkelijke historisch-culturele daad, maar een beeld van “hoe de wereld modern werd” biedt Greenblatt’s
boek nauwelijks.
Stan Verdult
__________________
Reacties
Correctie: ik heb Steinblatt gelezen noch aangeraden. Daarentegen heb ik wel alles van Epicurus (in het Grieks) en van Lucretius (in het Latijn) gelezen en ben ik ook geÏnformeerd over Jefferson's adoratie van Lucretius door lezing van het ms van het forthcoming boek van Matthew Stewart, welks "process of publishing is advancing".
Wim Klever 06-05-2013 @ 13:45
Sorry, Wim, nu ik nog eens naar je reacties omzie, zie ik dat ik dat aanraden door jou van Greenblatts boek kennelijk heb verzonnen. Jij had het alleen maar over Epicurus en Lucretius. Ik laat het zo in het blog staan, want ik héb gedacht dat ik het boek ging lenen en lezen op twee aanradingen.
Ben intussen benieuwd het forthcoming boek van Matthew Stewart.
Stan Verdult 06-05-2013 @ 14:21
Very good info. Lucky me I ran across your blog by chance (stumbleupon). I've book marked it for later!
Life Insurance Calgary 13-03-2016 @ 07:48
Reageren