Vondel is niet in verband met Spinoza te brengen

Ik blik nog even terug op het blog van gisteren over de vraag of Joost van den Vondel in zijn lange leerdicht Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst. Tegen d'ongodisten etc. de strijd met Spinoza was aangegaan. Als dat zo was, zou hij met dat geschrift dat in 1662 uitkwam als eerste bestrijder van Spinoza in de openbaarheid moeten worden gezien (toch iets anders dan de interne joodse ban).

Ik vind geloofwaardig waar Van der Tak indertijd op wees: dat leerdicht kwam te vroeg om gezien te kunnen worden als eerste aanval op het Spinozisme, dat toen nog helemaal niet bestond. Spinoza had immers nog niets gepubliceerd. En voor zover er concepten van zijn hand onder intimi circuleerden, behoorde de katholieke literator Vondel zeker niet tot die inner circle. Als je de aantekeningen in de vele noten bij de heruitgave van Bespiegelingen in het 9e deel van Vondels Werken in 1936 bekijkt, zie je hoe Spinoza overal met de haren wordt bijgesleept en er vrijelijk uit zijn Ethica uit 1677 wordt geciteerd. Inhoudelijk kloppen vele van die opmerkingen wel (sommige ook niet).
Dat betekent vooral dat de opvattingen die Vondel bestreed in de lucht hingen. Er waren immers ook Adriaan Koerbagh, Lodewijk Meijer, Franscisus van den Enden en anderen. Of ze waren al eeuwenoud (Lucretius e.a.).

Begrijpelijk is wel dat commentatoren achteraf vooral de werken van Spinoza erbij haalden, omdat hij het meest systematisch en logisch consequent de niet-transcendente en niet-antropomorfe Gods- en niet dualistische wereld- en mens-opvatting had verwoord. Begrijpelijk dat lateren alles terugvoerden op Spinoza en dat Spinozisme de soortnaam werd voor alle atheïstische en anderszins bestrijdenswaardig geachte opvattingen. Kortom dat Spinoza en het Spinozisme het spookbeeld werden en hij gezien werd als dé verantwoordelijke voor het groeiende ongeloof en de uitdijende secularisering.

Maar het is echt van den zotte dat dit proces nog verder met terugwerkende kracht tot 1662 en verder terug in de tijd wordt teruggeïnterpreteerd.

De bezorger van Vondel’s Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst, prof. B.H. Molkenboer O.P., merkte terecht op  dat “men in de omvangrijke literatuur over den joodschen wijsgeer nergens aangeteekend" vindt "dat Vondel de allereerste (en niet de minste!) bestrijder van het nauwelijks geboren Spinozisme was.” Uiteraard vond men dat niet: daarvan wás in de werkelijkheid – te beginnen bij Vondel zelf - niets terug te vinden; er kon eenvoudigweg niets zijn. De brenger ervan had de boodschap zelf uitgevonden.

Tussen haakjes: volgelingen van of geïnteresseerden in Spinoza moeten niet hetzelfde als diens bestrijders doen en ongeveer alles op het conto van Spinoza schuiven, zoals Jonathan Israël toch af en toe geneigd is te doen, zodat alleen al door telkens zijn naam of Spinozisme te laten vallen, Spinoza nóg meer dé spil wordt van de Radicale Verlichting waarvoor hij door zijn bestrijders indertijd altijd al was gehouden. Zonder die ballast aan toewijzingen is Spinoza interessant genoeg.

Reacties

De woorden ‘moeten’ en ‘volgelingen’ in dit tussen haakjes doen onraad ruiken, want wij ‘moeten’ niks en ‘volgelingen’ zijn wij niet als we verstandelijke blijheid voelen als we het in grote lijnen eens zijn met Spinoza en daarnaast ook bedenkingen hebben. Want niemand die Spinoza begrijpt wil een nieuwe religie veroorzaken.

Je zou net zo goed kunnen zeggen dat ‘volgelingen’ van mensen die kritiek op Israel willen hebben niet alles juist van het conto van Spinoza ‘moeten’ schuiven.

We kunnen Jonathan Israel niet genoeg bedanken voor wat hij met zijn fantastische boeken voor Spinoza, de Radicale Verlichting en het begrip van de invloed daarvan heeft gedaan.
Israel heeft doorzien dat het Nederlandse spinozisme een archaïsch, wetenschappelijk ivoren toren gebeuren was dat ook nog eens verstikt werd door interne ‘hakken in het zand’ conflicten.

Met zijn gigantische werk heeft hij een even gigantische leemte aan kennis gevuld en daarmee heeft hij een prestatie geleverd die door geen Nederlander overtroffen is en die enorm heeft bijgedragen aan het besef dat onze samenleving niet gebaseerd is op een ‘joods-christelijke traditie’, maar op de verlichting die voor het eerst radicaal verwoord is door Spinoza (die vervolgens invloed had op Locke, Diderot etc.).

Haije,
Met wat je zegt in je derde en vierde alinea ben ik het geheel eens - ook ik ben dankbaar en blij voor de geweldige prestatie die Jonathan Israel geleverd heeft. En ons blijft leveren. Ik hoorde gisteren dat hij het derde deel van zijn Verlichtingstrilogie bijna af heeft. Goed nieuws dus.
Maar toch heb ik heb af en toe wel kunnen betrappen op een iets teveel toeschrijven van effecten aan Spinoza. Ook hij - die iets te betogen heeft - loopt soms het risico ietsje teveel, zeg maar, te adoreren. Dat is alles wat ik heb willen zeggen. Dan loop je het gevaar het negatief dat anderen gemaakt hebben om te zetten in een positief, terwijl de echte foto er misschien toch iets anders uitzag.

"En voor zover er concepten van zijn hand onder intimi circuleerden, behoorde de katholieke literator Vondel zeker niet tot die inner circle." Dit is een zó jaren dertig opvatting van Vondel, die volledig voorbij gaat aan nader onderzoek sindsdien. De katholieke Vondel in plaats van de kunstenaar Vondel. Vondel is biografisch duidelijk in verband te brengen met Spinoza. Er zijn veel meer aanwijzingen dan alleen het gedichtje op een toneelstukje. Kijk eens naar de relatie van Vondel met Spinoza's beste vriend Lodewijk Meijer. De laatste formuleerde bv. op het feest van St.Lucas in 1653 namens de hele Amsterdamse kunstgemeenschap de lof voor Vondel. Meijer doceerde bij Van den Enden en daarom noemt Spinoza Meijer in zijn brief van 26 juli 1663 L.A.M.(=Liberalium Artium Magister). Op die school studeerde Vondel's latere trouwste volgeling en beschermeling Joannes Antonides van der Goes. Kijk eens wat Matthijs van Otegem schrijft in Nederlandse letterkunde 5 (2000) nr 1, p. 47-61 over 'Vondels bespiegelingen over de nieuwe filosofie" over de betrokkenheid van Van den Enden bij Vondels Bespiegelingen. Ook dit is vanzelfsprekend niet het laatste woord. Vondel kende Spinoza en diens directe omgeving, niet uit circulerende stukken, maar uit hun praatjes. Vondel moest alleen niets van zijn/hun opvattingen hebben. Dat is het verband.

@ Anton Bossers. Zeer bedankt voor de sporen waar u mij op zet. Ik zie nu dat ik een verwijzing naar Matthijs van Otegem's artikel in Nederlandse letterkunde al had kunnen zien in voetnoot 10 van het (wel op internet te vinden) stuk van Boudewijn Bakker, 'Een goddelijk schilderij: Vondel over landschap en schilderkunst in zijn Bespiegelingen van 1662'. Ik ga met grote nieuwsgierigheid kennis nemen van Otegem's artikel.

Ga naar de onvolprezen, bij niet-neerlandici onvoldoende bekende Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap BNTL (www.bntl.nl). Zoek op: Otegem Matthijs. Klik op item nr. 6. Klik op de daar opgegeven url. Open de PDF en downloaden maar. Je hoeft er niet meer voor naar de bibliotheek!

Dit is heel mooi. Google gaf deze url nog niet!
Ik stond juist op punt om naar de bibliotheek te gaan. Je hebt mij (en meelezers) hiermee een mij nog niet bekende fraaie informatiebron laten ontdekken. Dank.

Een "jaren dertig opvatting van Vondel" is blijkbaar nog steeds actueel...
Nu ik het interessante artikel van Matthijs van Otegem 'Vondels bespiegelingen over de nieuwe filosofie' las (ik ben blij erop gewezen te zijn), viel mij op dat hij duidelijk deskundig is wat betreft Descartes. Maar wat Spinoza betreft verlaat hij zich onkritisch geheel op jaren-dertig benaderingen van Brom en vooral van Valk en Molkenboer, beiden dominicanen. Hij gaat er simpel in mee Vondels Bespiegelingen als het allereerste Spinozacommentaar te beschouwen. Ook gaat hij heel makkelijk over op en is hij, na het opperen van enige veronderstellingen, erg stellig in het concluderen dat 'dus Van den Enden zijn stempel heeft gedrukt op de Bespiegelingen' en het niet meer dan een te opperen mogelijkheid te laten. Als het dan vervolgens schrijft "Het is duidelijk geworden dat Vondel niets moest hebben van Spinoza…" heeft hij niets toegevoegd en niets uit eigen onderzoek duidelijk gemaakt. Kortom hij baseert zich eenvoudig op de dertiger jaren-studies, alsof die alleen maar uit wetenschap bestonden. Alsof de studies van Brom, Valk en Molkenboer, niet tot de uitlopers behoorden van de emancipatie der katholieken en van de 'katholieke toe-eigening van Vondel', zoals in de tweede helft van de 19e eeuw rond de totstandkoming van het Vondelmonument (cf Dissertatie van A.Th. van der Zeijden, Katholieke identiteit en historisch bewustzijn). Het betreft minstens deels propaganda met wetenschappelijke middelen.
Ik acht het weinig wetenschappelijk als in tekst, bibliografie en noten, zoals Otegem doet, die eerdere studies worden genoemd en waar het uitkomt gebruikt, alsof het hier om een soort voortschrijdende (natuurachtige)wetenschap gaat.
Waar zijn artikel mij wel duidelijk op heeft gewezen, is het bestaan van een relatie tussen Vondel en Van den Enden. Ik moet mijn uitspraak "Vondel is niet in verband met Spinoza te brengen" nuanceren.