Zwei Spinozas wohnen, ach! in meiner Brust
Dit wordt geen recensie van dit bijzondere boek van
Leszek Kolakowski, maar ik ga er wel íets over schrijven. Kolakowski heeft
altijd een apart plaatsje in mijn geest (ja, in mijn Brust) ingenomen en zijn
naam is dan ook wel eens gevallen op dit blog. Hij is geen Spinozist in de meer
strikte zin, maar heeft wel zeer serieus studie gemaakt van Spinoza’s
filosofie. Hij hield echter afstand tot hem en ging als filosoof zijn eigen
weg. Heerlijk, zoo luciede als hij zaken kan verhelderen, ook waar het Spinoza
om gaat.
Zijn proefschrift uit 1953, gewijd aan Spinoza, en in
1957 in het Pools gepubliceerd is nooit vertaald. De titel luidde Jednoska i Nieskonczonosc. Wolnose i
Antynomie wolnose w filozofii Spinozy [Individu en oneindigheid. Vrijheid
en antinomie van vrijheid in de filosofie van Spinoza].
Voor zijn Chrétiens
sans Eglise (1966) verbleef hij in Nederland waar hij archiefstudies deed
naar de verschillende aparte christelijke groeperingen uit de 17e
eeuw, en waarvoor hij zelfs 17e eeuws Nederlands leerde. In dit
boek, The Two Eyes of Spinoza [St.
Augustine’s Press, South Bend, Indiana, 2004], heeft – uiteraard met zijn
goedvinden en medewerking – Zbigniew Janowski verspreide in het Pools, Duits en
Frans gepubliceerde artikelen en hoofdstukken bijeengebracht, waarvan de Poolse
door Kolakowski’s dochter, Agnieska Kolakowska, in het Engels zijn vertaald. Zo
kwamen voor het eerst teksten van hem over Spinoza en het 17e-eeuwse
denken voor het Angelsaksische publiek beschikbaar. Het bevat twee hoofdstukken
over Spinoza, een over Bayle en Spinoza, een over mennonieten, collegianten en
de Spinzoa-connectie, over Uriel da Costa, Gassendi, Luther, Avenarius (dat
werd aanleiding voor een blog over hem), Karl Marx, Althusser’s Marx, over ketterij,
over libertijnen, en nog enige onderwerpen.
Opvallend is dat in de drie hoofdstukken die over
Spinoza gaan (waaronder ook dat over Bayle) hij voortdurend erop wijst dat er
tussen Spinoza’s metafysica en zijn andere, m.n. ethische en politieke
filosofie een onoverbrugbare kloof blijft bestaan. Spinoza is niet in staat het
eeuwige oneindige met het tijdelijke eindige (of God met de wereld/mens) te
verbinden of ‘te verzoenen’. Hij heeft in zijn filosofie geen ‘principium individuationis’.
Heerlijk zo erudiet vind ik deze artikelen die ik nu
al vaker gelezen heb en met genoegen hoop te blijven lezen. Via Kolakowski heb
ik meer begrip gekregen voor de paradoxen die ik altijd al bij Spinoza
ontwaarde en ik krijg het er steeds minder ongemakkelijk mee. Ik denk niet dat
Spinoza het anders had kunnen aanpakken dan hij het heeft aangepakt. Het was
vooral Tschirnhaus die hem meermalen bleef bestoken met vragen over dát
probleem: hoe het eindige af te leiden uit het oneindige. En Spinoza hoopte,
als hem tijd van leven vergund was, zich daar nog eens in te storten, maar die
tijd van leven was hem niet meer vergund, en het is trouwens twijfelachtig of
hij in die (onmogelijke) overbrugging zou zijn geslaagd, waar dat uiteraard
niemand is gelukt (schijnoplossingen als emanatie tellen uiteraard niet
mee).
Hierdoor waardeer ik nog eens des te sterker de ‘oplossing’ (de
leeswijze) van Wolfgang Bartuschat, volgens wie Spinoza na de schets van zijn
metafysica in deel I, in deel II helemaal opnieuw bij de mens, bij de eindige
dingen begint; om dan vanuit de mens in deel V via het intuïtieve begrip terug
te buigen naar de God van het metafysische deel. Spinoza leidt de eindige
dingen dus niet af uit het oneindige absolute en ene, maar buigt erheen terug via
het begrijpen.
Van de ene kant (met zijn metafysische oog, zegt
Kolakowski) heeft Spinoza een schets gegeven van hoe de totaliteit kan worden
gezien: de oneindige, eeuwige en ondeelbare substantie. En van de andere kant (met
zijn wetenschappelijke oog, aldus Kolakowski) kijkt hij naar de situatie van de
eindige dingen: de mens en zijn politieke praktijk, waarvan hij de hoofdlijnen
schetst. De ondeelbare substantie enerzijds en de eindige dingen met hun
conatus, waarmee zij in hun bestaan volharden anderzijds – and never the twain
shall meet…
Voor de metafysische Spinoza bestaat er geen vrijheid
(in de gewone zin van het woord), maar de praktische Spinoza (van de ethische en
de politieke theorie) weet dat we er niet onderuit komen te moeten kiezen - we
moeten wel doen alsof we een vrije wil hebben – want we zijn nu eenmaal eindige
dingen die nu eenmaal nooit volledige kennis kunnen hebben, etc.
Ik formuleerde de titel van dit blog als een klacht,
naar de uitroep van Goethe’s Faust, maar ik voel het steeds minder als een
klacht. Ik maak me geen zorgen meer om paradoxen of ogenschijnlijke
incongruenties of onoverbrugbaarheden tussen de zo verschillende domeinen van
het oneindige en het eindige, en dus tussen de ene en de andere Spinoza. Het
kán eenvoudig niet anders dan dat er twee Spinoza’s zijn. En het is de taak van
de lezer en de Spinozastudent om goed tussen beiden te onderscheiden.
Ik dank dit inzicht - indirect - aan Kolakowski. Indirect daar hij
wel in termen blijft spreken als: ‘bipolar philosophy’, het heeft over ‘incompatible
principles' (van ondeelbare substantie versus op zelfbehoud gerichte conatus van
de modi), over ‘internal contradictions’, over ‘self-contemplation’ (gericht op
uitwissen van het individu in het zicht van de oneindigheid) versus
‘self-preservation’ (gericht op versterking van het individu en diens
zelfbehoud).
Aan de titel van zijn proefschrift, Individu en oneindigheid, kun je aflezen
dat dit thema over een onoverbrugbare tegenstelling Kolakowski’s preoccupatie
met Spinoza is gebleven.
Dat dubbelkarakter van de dingen die Spinoza ons
leerde, vertolkt Kolakowski in schitterende zinnen als: “The very thing that
makes us human also gives rise to our misconceptions about what it is to be
human and that thing has no logical connection whatsoever with the rest of
Spinoza’s metaphysical doctrine. The world according to Spinoza knows
everything, but does not know that it knows.” (p. 6)
Toch ook even deze credit: wat een fraai cover-ontwerp
van Bruce Fingerhut.
Extra
benieuwd zou ik intussen kunnen zijn naar de lezing die Piet Steenbakkers
volgende week, 25 april 2013, aan het Studium Generale in Maastricht komt
geven, getiteld: "Spinoza tussen actualiteit en eeuwigheid." Ik vrees overigens
dat de “eeuwigheid” in die titel daar zomaar staat en dat het Kolakowski-thema
er niet in behandeld zal worden. Maar ik zal goed opletten of er wellicht ook Zwei Spinozas wohnen, ach! in seiner Brust.
Stan Verdult