Antoon Vloemans (1898 - 1982) schreef indrukwekkend boek over Spinoza [II Recensies]

Voor ik mijn eigen indrukken geef over het boek van Antoon Vloemans, Spinoza. De mensch, het leven en het werk [s'-Gravenhage, Leopold, 1931] vind ik het wel aardig eerst een aantal contemporaine recensie ervan naar voren te halen. De samenvatting van mijn indruk stopte ik trouwens al in de titel van deze blogs, maar ik hoop dat nader toe te lichten.

        

Ik heb drie besprekingen kunnen vinden. Twee ervan, uit Algemeen Handelsblad en uit Mensch en maatschappij, haal ik direct naar dit blog, een wat langere derde in De Tijd heb ik elders ondergebracht [Zie aan het eind van dit blog].

[1]

Algemeen Handelsblad, had op 27 oktober 1931, in de rubriek NIEUWE UITGAVEN deze niet ondertekende bespreking:

Dr. Antoon Vloemans: „Spinoza. De mensch, het leven en het werk”. 's-Gravenhage. N.V.H.P. Leopolds Uitgeversmaatschappij.

Terwijl er over de groote denkers zooals Plato, Kant en Hegel reeds lang werken bestaan, waarin hun levensloop, de cultureele achtergrond en de analyse van hun werken tot een eenheid zijn verbonden, ontstond tot dusver zulk een boek over Spinoza niet. De biographieën van Freudentha!, von Dunin Borkowski zijn fragment gebleven, het werk van Meinsma: ~Spinoza en zijn kring", dat thans helaas uitverkocht is, is uitsluitend van belang voor zijn leven en dat van sommige tydgenooten, het boekje van Van der Tak, ~Bento de Spinoza" dat eenige jaren geleden is verschenen, kan slechts als een eerste inleiding worden beschouwd.

Door het verschijnen van het bovengenoemde boek van dr. Vloemans is deze leemte thans gevuld. We bezitten nu een werk over Spinoza, dat aan zeer hooge eischen voldoet en dat den grooten denker en wijze, wiens driehonderdjarige geboortedag alom in 1932 zal worden gevierd, in alle opzichten waardig is. Dr. Vloemans heeft den wijsgeer ten voete uit met scherpe lijnen geteekend èn hem tevens in het kader van zijn tijd geplaatst, zowat zijn boek ook als een belangrijke bijdrage tot de cultuurgeschiedenis van de 17de eeuw kan worden beschouwd. M...ar niet alleen heeft hij de geestelijke en staatkundige stroomingen tot in hun oorsprong nagegaan, hij heeft ook de denkwijze en wereldbeschouwing van Spinoza op een wijze geanalyseerd en gereproduceerd, die ieder, die de moeilijkheden van dit ingewikkelde stelsel kent, respect af moet dwingen.

De schrijver heeft zijn werk, dat meer dan zeshonderd bladzijden groot is, in vier „episoden" in gedeeld. Aan de eerste gaat een breed opgezette inleiding vooraf, waarin het „voorspel in Spanje" en de toestand in Nederland worden beschreven. Dan gaat de schr. over tot een zeer gedetailleerde behandeling van Spinoza's Amsterdamsche omgeving en zijn jeugd, van zijn felle strijd met de orthodoxie en de uitbanning uit de kerk zijner vaderen.

Daarna beschrijft dr. Vloemans den vriendenkring van den wijsgeer en zijn verblijf te Riinsburg. Vervolgens komen de verschillende werken aan de beurt telkens afgewisseld met stukken levensbeschrijving en schetsen van de cultureele en politieke stroomingen die met die werken ln verband staan. Hij blijkt hierbij een good kenner van de uitgebreide literatuur over Spinoza. Het hoogtepunt is de uitnemende analyse van Spinoza's hoofdwerk „De Ethica". Dr. Vloemans staat volstrekt niet zonder critiek tegenover dezen denker, maar wanneer hij critiek oefent, toont hy toch steeds de grootste bewonderir.» voor den wijsgeer en zijn werk. Hij laat zoowel de rationalistische als de mystiek-religieuze elementen van zijn persoonlijkheid tot hun recht komen.

Al is de beeldspraak soms minder fraai en al zijn er enkele uitdrukkingen in die niet als zuiger Nederlandsch kunnen worden beschouwd, toch zal ieder, die dit groote voortreffelijk uitgegeven werk met de aandacht die het verdient heeft gelezen, moeten toegeven, dat de wijsgeerige literatuur in ons land, met een Spinoza-biographie van den eersten rang is verrijkt. [Cf. Delpher]

[2]

In: Mensch en maatschappij; tweemaandelijksch tijdschrift jrg 8, 1932 [volgno 4] verscheen deze bespreking door J. J. Von Schmid:

Dr. Antoon Vloemans, Spinoza, de Mensch, het Leven en het Werk. 607 blz. N.V. Leopold's Uitgeversmaatschappij, Den Haag, 1931. Prijs geb. f 15.—. Luxe editie in perkament gebonden door den schrijver geteekend in XV exemplaren en genummerd f 60.—.

Ter herdenking van den driehonderdsten geboortedag van den wijsgeer in 1932 is deze uitgave bedoeld en de uitgever heeft kosten noch moeite willen sparen om een monumentaal geheel tot stand te brengen, hetgeen in alle opzichten als geslaagd moet worden beschouwd. Het bandontwerp van Tine Baanders is van een sobere schoonheid, de lichtdrukillustraties, papier en letter zijn voortreffelijk. Dit schoone kleed is den inhoud waardig. Dr. Vloemans heeft zijn taak om een monographie over Spinoza te schrijven aldus opgevat, dat „Leven" en „Werken" tot een eenheid zouden samenvloeien, waardoor de „Mensch" Spinoza voor ons begint te leven, terwijl de schildering van het historische milieu van denken en gebeuren van de zeventiende eeuw daaraan toegevoegd, alle bestanddeelen tot een grootsche harmonie doet ineenvloeien, die het werk maakt tot een krachtig schoon geheel.

Na een voorspel in de Nederlanden en in Spanje behandelt de schrijver achtereenvolgens de perioden in Amsterdam, Rijnsburg, Voorburg en Den Haag. In den Amsterdamschen tijd beleven wij de breuk met de omgeving van zijn afkomst. Hier treft ons het zuivere standpunt, dat Dr. Vloemans inneemt tegenover een persoon, dien men als vrijdenker wil waardeeren en eeren. Nochtans beziet hij het conflict van alle zijden en wordt ons de noodzakelijkheid van de uitbanning volkomen duidelijk, hetgeen de tragiek slechts verhoogt.

Te Rijnsburg bij de Collegianten worden wij in kennis gebracht met den inhoud van Spinoza's eerste geschriften: de Korte Verhandeling, de Loutering van het Denken en de Beginselen der Cartesiaansche Philosophie. Te Voorburg lezen wij over zijn Theologisch-Politiek Tractaat, te den Haag over zijn Ethica en Staatkundige Verhandeling. Legt men de geschriften zoo hier en daar eens naast de uittreksels, die Dr. Vloemans er van geeft, dan ziet men hoe goed de schrijver zich van zijn taak hier heeft gekweten. Daarnaast worden ons alle bijzonderheden uit zijn leven medegedeeld, waarbij van zijn brieven een ruim gebruik gemaakt werd. Op deze wijze wisselen inspannende betoogen af met luchtiger episoden als de liefdesdroom, de verhouding tot Jan de Witt, het bezoek van Leibnitz enz. Bovendien licht de schrijver de gedachten van den wijsgeer overal op heldere wijze toe.

Wat beteekent dit alles nu? Waardoor ontstaat hier zulk een harmonisch geheel? Het antwoord op deze vragen kan men vinden in de afdeeling „Spinoza in de stroomingen van zijn tijd" op pagina 165, alwaar te lezen staat: „Een van de onvergankelijkste verdiensten van de thans zoo gesmade negentiende eeuw is geweest, dat zij het belang heeft ingezien van de historische omstandigheden voor het juiste begrip van den mensch en zijn geestelijk scheppen. Met het historische bewustzijn heeft de afgeloopen eeuw inderdaad een hoogtepunt van menschelijk begrijpen beklommen". Dit achten wij volkomen juist en hieraan is het te danken dat hier een organisch geheel ontstond. Mensch, Leven en Werk versterken elkaar en voeren tot. een hooger, zuiverder begrijpen van elkaar.

Hoe is de oude methode? Men tracht de gedachten van den wijsgeer te doorgronden in abstracto, geheel los van Mensch, Leven, tijd en plaats, dus zonder het werk te bezien in verband met tijd, levensgeschiedenis en stelsels van vroegere wijsgeeren. Dan doemt zijn gedachtenwereld voor U op als iets geweldig persoonlijks, iets geheel individueels, los van alles staande, dat U daarom machtig veel te denken geeft. Maar terwijl Ge leest en waant Spinoza te volgen, verricht Ge echter onbewust iets anders. Er is daarbij niet één factor in het spel, de gedachtenwereld van Spinoza, maar er zijn twee factoren, want eigen gedachtenwereld werkt ook mede en veel kritiek langs dezen weg ontstaan wordt daardoor van weinig waarde, ook al denkt men zelf, juist door dit in abstracto stellen, dat men iets algemeen geldends verkondigt. Het is echter subjectieve waan, zoodat dan ook anderen tot geheel andere z.g. absolute waarden komen, zooals de ondervinding leert. Ter nadere toelichting een voorbeeld. De „Korte Verhandeling" zegt dat. het denken een lijden is. In abstracto laat zich nu zeggen door een persoon, die het leven ziet als de humanist Ulrich von Hütten, dat dit onjuist is, want dat het denken juist een vreugde is, een lust om te leven. Aldus wordt met zulk een gephilosopheer door den lezer niets bereikt, omdat Spinoza slechts afgewezen en niet benaderd of begrepen wordt. De bedoeling van deze gedachte laat zich slechts benaderen door kennis van het leven van den wijsgeer en krijgt een diepen zin wanneer men heeft geleerd hoe het denken van Spinoza verband houdt met zeer bittere levenservaringen. En zoo is het met alles. Zonder kennis van het algemeene wijsgeerige denken van de zeventiende eeuw, ja zelfs van den algemeenen geest van die eeuw en de wijsbegeerte van Descartes in het bijzonder, geen zuiver leeren begrijpen van den geest van den wijsgeer, wat zijn persoonlijk denken is en wat tot zijn tijd behoort. Dat hij ten slotte in zijn Ethica ver boven die sfeer steeg, gelijk Rembrandt in zijn laatste werken, om voor alle eeuwen te scheppen, is geen tegenargument, daar men dit slechts langs dien weg persoonlijk zal kunnen leeren verstaan.

Daartoe geeft het werk van Dr. Vloemans een voortreffelijke, onmisbare inleiding voor iederen beginner, om dan gevolgd te worden door de lectuur van de werken van den wijsgeer zelf en die van hen, welke in Spinoza's geest verder hebben gedacht.

Een dergelijk modern werk over Spinoza, onzen grootsten Nederlandschen wijsgeer, ontbrak tot op heden. Dr. Vloemans schiep met den uitgever dit standaardwerk als een nationale daad, waarvoor wij hem allen dank verschuldigd zijn. Vertalingen in het Duitsch en Engelsch lijken mij, in het belang- van het buitenlandsche aanzien van onze Nederlandsche wijsgeerige cultuur, zeer aanbevelenswaardig. Moge dit werk tevens meer dan tot heden het geval was de aandacht vestigen op de persoon van den auteur. Hij verdient dit ten volle.

J. J. VON SCHMID.

In: Mensch en maatschappij; tweemaandelijksch tijdschrift jrg 8, 1932 [volgno 4] [cf. Delpher]

[3]

De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad, 26 april 1932, bespreking door C.R. de Klerk [cf. hier als PDF als JPG]

                                               * * *

Over het bandontwerp 

In het boek zelf staat niet de ontwerper van band en stofomslag vermeld. Maar in de bespreking van J.J. von Schmid van Vloemans' boek, lezen we deze passage: "Het bandontwerp van Tine Baanders is van een sobere schoonheid, de lichtdrukillustraties, papier en letter zijn voortreffelijk."

Over Tine Baanders (1890 - 1971) schreef Joël Valk, "Tine Baanders. Een grafisch vormgeefster in het Interbellum." Daarin ook een afbeelding van een andere band van een boek van Vloemans [cf PDF].