De betekenis van intuïtieve kennis bij Spinoza

Hasana SharpIn het blog, waarin ik verwees naar het hoofdstuk van Hasana Sharp in The Rationalists, ""Nemo non videt": Intuitive Knowledge and the Question of Spinoza's Elitism," schreef ik dat ik er vermoedelijk op terug zou komen. Dat doe ik bij deze. Ik vind het een buitengewoon goed stuk - zeer leerzaam, informatief, overtuigend, uiterst zinvol en relevant en behoorlijk helder geschreven. Echt een aanrader, zoals ik al eerder zei [zie dit blog].
Als er een Award in de vorm van een Spinoza d'Or voor artikelen/hoofdstukken/papers zou bestaan, zou ik deze tekst graag ter nominatie ervoor voordragen.

Het lijkt, gezien de titel alsof het artikel vooral erover gaat dat intuïtieve kennis niet voorbehouden is aan weinigen: een elite, filosofen. Het betoogt dat in beginsel, metafysisch gezien, ieder dat kennisstadium kan bereiken. Want allen zijn we onderdeel van een en dezelfde natuur. Het is echter zeker niet zo dat het stuk betoogt dat iedereen automatisch tot intuïtieve kennis komt ("vanzelf wijs wordt"), integendeel.

Maar op de keper beschouwd is hét onderwerp van het stuk: te schetsen wát Spinoza met scientia intuitiva bedoelt en waarom het zo'n prominente plaats in zijn Ethica inneemt. En dat is de belangrijkste waarde van deze tekst.

Ze benadrukt dat Spinoza een onderscheid ziet tussen het kennisaspect en het machts- of vermogensaspect van intuïtie. En op dat laatste legt volgens haar Spinoza de nadruk. Het is juist via het bereiken van groter vermogen door intuïtief inzicht dat we in staat zijn om méér dingen te kunnen doen en nog meer te kunnen begrijpen. Dat maakt dat Spinoza het zo'n centrale rol toekent in zijn Ethica. Het gaat hem niet om wetenschap, om grotere kennis bijvoorbeeld van de kosmologie en de mens, het weten op zich, maar om via echt begrijpen en inzicht een beter en gelukkiger leven te kunnen leiden.

Ze benadrukt dan dat het bereiken van gelukzaligheid door intuïtief inzicht in de relatie van het enkele tot het grote geheel in beginsel voor ieder haalbaar kan zijn, maar dat het voor iedereen (ook geleerden) moeilijk en zeldzaam blijft, want allen zijn én blijven eindige wezens, afhankelijk van en blootgesteld aan de bepalende invloeden van (mensen in) onze omgeving.

Het allerwaardevolst aan dit stuk, vind ik haar uitleg van hoe het 'mechanisme' van Spinoza's stelsel in elkaar zit. Haar resultaat is belangrijk, maar haar weg erheen zie ik als nóg belangrijker. Ik ben zo enthousiast over deze tekst daar hij materiaal aandraagt over onderwerpen waarover ik in reacties op vele blogs strijd heb moeten leveren wat betreft het fundamentele onderscheid dat Spinoza ziet tussen:

• ondergaan en handelen (en om dat laatste gaat het in de Ethica)

• dat we niet alleen ("100%") reactiewezens zijn, maar dat we een stukje macht (conatus) van God of de natuur hebben meegekregen (en voortdurend krijgen) dat we trachten te behouden en te versterken. Naarmate we dat ontwikkelen, zijn we in staat vanuit onszelf actief effecten op onze omgeving te hebben - te handelen. Ja, ook daarin zijn we bepaald, maar dát is "moeten handelen" vanuit eigen noodzaak (=vrijheid). Voor dat type gedwongenheid of moeten hebben wij niet, maar de Duitsers wel een uitdrukkingsmogelijkheid: Du muβt! Een genoopt zijn tot handelen vanuit het wezen dat, de natuur die wij zijn: niet omdat we 'gehoorzamen' aan de omgeving, maar aan wat we zelf ten diepste zijn (en hoe we inzien dat we een onderdeel zijn van het grotere geheel).

Er moet dus niet alleen gewezen worden op 1/28 (dat ziet op de 'horizontale' bepaling door de dingen in de omgeving), maar ook op 3/7 en het daaraan voorafgaande 2/45 en 2/45s (dat ziet op de 'verticale' bepaling door God of de natuur). Hoe meer we door die 'horizontale bepaling' heen zien en onze ook verticale relatie inzien, des te meer handelen we en kunnen we zelfbepaling en autonomie ervaren hetgeen tot beatitudo zal leiden. Dat bereikt de intuïtieve kennis. Het is op dit gigantisch belangrijke onderscheid dat Hasana Sharp haar betoog onderbouwt en opbouwt. Daaruit neem ik graag het volgende tekstdeel over:

"Attributes, or divine essences*), are particular ways in which nature exists, particular forms of nature’s power and self-expression. They are the determinate force that attributes to other beings their character as ideas or bodies. These essences, or powers, are intrinsic rather than extrinsic determinations of beings. Thought and extension are not “common notions” or properties existing equally in the part and the whole, like motion and rest, because they do not exist by virtue of the extrinsic determination and heteronomy that belongs to interaction among finite modes. [1/28]

Attributes follow from the definition of substance, God, or nature. They are pure activity, pure attributive essence, necessarily flowing from infinite being, and giving their way of being to their modifications, or modes. There is nothing which is not a modification of an attribute of substance, and therefore attributes are common to all beings; that is, attributes are ontologically universal. From an adequate idea of the essence of certain attributes of God—that is, from an adequate idea of this substantial activity constitutive of bodies or ideas as such—the human mind proceeds to an adequate idea of the singular essence of a thing. The essence of any given thing is its conatus, its effort to persevere in its being (IIIp7). Because human beings only conceive the attributes of thought or extension, they proceed from the essence that is thought, or the essence that is extension, to the essence of a particular idea or body. One proceeds from an adequate idea of a common power to a singular instantiation of that power, insofar as it strives to persevere in its being. In contrast to either the first or second kind of knowledge, we have left the realm of existence and are following a chain of essences. We are operating in the realm of a being’s power insofar as it is intrinsically determined and remains in Deo.

Intuition begins from the basic proposition already affirmed by reason: “Whatever is, is in God, and nothing can be or be conceived without God” (Ip15). Essence is defined very similarly to this fundamental proposition of the Ethics: “that without which the thing can neither be nor be conceived, and which can neither be nor be conceived without the thing” (IIdef2). No being can be or be conceived without God, but the definition of essence adds the notion that “the thing” must also be given in order for the essence to be conceived. Thus, we do not conceive pure essences, or pure divine expressive power, without things that persevere in singular, distinctive ways. The third kind of knowledge includes an adequate apprehension of natura naturans and the conception of a singular, finite expression of the infinite power of thought or extension. Intuitive knowledge thus, concomitantly, apprehends the thing, its unique striving (conatus), and the primordial source of its striving." [p.108]

Dit is maar een klein deel van de tekst, maar een zeer cruciaal deel. Onze macht of vermogen om te handelen, hangt niet alleen af van onze extrinsieke of horizontale bepaaldheid door de modi in onze omgeving, maar ook en vooral van ons intuïtieve inzicht in onze intrinsieke of verticale bepaaldheid door God of de natuur (p. 116). De Ethica gaat over het bereiken van groter - intuïtief - inzicht in God, de dingen en onszelf dat ons krachtiger maakt en ons brengt voorbij de loutere weerspiegeling van (en loutere reactie op) de directe omgeving. Dat blijft moeilijk en zeldzaam.

Daarover gaat dit artikel dat veel meer biedt dan ik hier kort in een blog kan laten zien.

____________

*) Een beetje jammer vind ik het dat zij de interpretatie van de attributen als "goddelijke essenties" aanhangt, maar dat is voor het lezen van het stuk niet hinderlijk, want die "essenties" kunnen gelezen blijven worden als uitdrukkingswijzen, waarvan wij met ons verstand inzien dat ze verwijzen naar de ene God en zijn - ene - essentie: zijn macht [1/34]

Reacties

Schitterend artikel, inderdaad, mar toch halfslachtig, d.i. : voor de helft gewoon fout, zoals ik eerder in een uitgebriede reactie op je blog over het rationalisme-boek betoogde. Zij houdt zich niet aan Spinoza's woord: NEMO NON (!) videt. En de onderliggende oorzaak is haar miskenning van Spinoza's ijzersterke demonstratie van het zich versterkende neurologische 'internet' dat onze abstracte kennis tot adequate wezenskennis completeert.
Spinoza is ook hier als fysicus bezig, man.

Ik vind het prima hoor. Maar zie je dan niet dat Spinoza met "nemo non videt" in 2/40s2 alleen maar een niet bewijsbare bewering doet? Het is zijn overtuiging! Ik wil er best in meegaan dat iedereen (ook de koopman die geleerd heeft hoe hij het verhoudingsgetal moet uitrekenen) bij eenvoudige getallen uno intuito ziet hoe de vork in de steel zit. Maar om daar nou zo'n zware betekenis aan te hechten, vind ik toch wat ver gaan. En met fysica heeft dat al helemaal niets te maken. Het gaat hier slechts om een bewering over de menselijke "prestatie" IN NUMERIS SIMPLICISSIMIS.
[En uiteraard ga jij niets zeggen over de kern van mijn blog: over wat ik zeer belangrijk vind aan het artikel en wat het uit Spinoza naar voren haalt. Dat verbaast me niets.]

Stan, ik ben het volledig met je eens: dit is een schitterend en zeer diepgaand artikel (het kost daarom redelijk wat moeite om er door te geraken, maar de beloning is groot: ik heb er niet alleen veel mee bijgeleerd, maar tegelijk, precies zoals Spinoza beschrijft, de blijheid ervaren van het overgaan naar een groter vermogen tot handelen).