De Spinoza van Michael Della Rocca

Spinoza van Michael Della Rocca [Routledge, 2008] is een heel aparte inleiding in de filosofie van Spinoza, met – uiteraard – accent op de Ethica. Een boek om het ene moment te bewonderen, het andere moment te verguizen. Een boek om blij en een boek om boos van te worden.

Toen het bijna twee jaar geleden uitkwam, schafte ik het meteen aan en begon er met interesse in te lezen. Het is helder geschreven, hoewel je er best wel ingewikkelde passages in tegenkomt, maar die domineren niet het geheel. Maar op ongeveer 2/3e deel voelde ik me er toch erg ongemakkelijk bij en legde het, na nog wel het laatste hoofdstuk gelezen te hebben, terzijde zonder er, zoals ik van plan was, een blog aan te wijden. Ik zou later wel zien, wilde – om het boek recht te doen - eerst nog eens herlezen en heroverwegen.

Welnu, dat ‘later’ is nu aangekomen. Ik heb het boek herlezen en nu in z’n geheel. Gelukkig maar, want het voorlaatste hoofdstuk, “From PSR to Eternity”, biedt - hoewel discutabel - een heel mooi uitzicht.

Er loopt een rode draad door het hele boek en dat versterkt de eenheid van zowel het boek als de indruk die ontstaat over alle delen van Spinoza’s filosofie, want die laat Della Rocca grotendeels aan bod komen: zijn metafysica, ‘filosofie van de geest’, psychologie, zijn ‘morele filosofie’(zoals Della Rocca die noemt) en zijn politieke filosofie en filosofie van de religie. En die rode draad is voor Della Rocca: de PSR, the Principle of Sufficient Reason. De formulering van het principe stamt van Leibniz, maar degene die het ’t consequentst en op alle fronten hanteerde volgens Della Rocca is ‘aartsrationalist’ Spinoza; die het op zijn manier formuleerde in 1p11d2: “Men moet van elk ding een oorzaak of een reden kunnen aanwijzen waarom het wel of niet bestaat.”

Omdat de auteur Spinoza wil begrijpen en uitleggen aan de hand van dit PSR-beginsel begint hij het eerste hoofdstuk, “Spinoza’s Understanding and Understanding Spinoza”, met dat verklaringsbeginsel uit te leggen. Het komt neer op de overtuiging dat alles een oorzaak heeft en dat wil zeggen dat alles, maar dan ook werkelijk elke stand van zaken en alle verschijnselen verklaarbaar en dus intelligibel zijn. Hij doet dat door te laten zien dat conceptuele afhankelijkheid precies hetzelfde is (zou zijn) als oorzakelijke afhankelijkheid. Dit gaat zover dat Spinoza volgens Della Rocca niet alleen laat zien (1) dat een verschijnsel een oorzaak heeft, maar dat hij (2) dit uitlegt in termen van conceptualiteit, uitlegbaarheid of intelligibiliteit zelf. Dit noemt Della Rocca de ‘tweevoudige toepassing’ (twofold use) van de PSR en door heel het boek heen laat hij deze termen - als ware het een mantra – soms bijna tot vervelens toe vallen. Zo zelfs dat vaak niet eens duidelijk wordt hoe hij het in dat concrete geval bedoelt, zodat het vaak niet meer dan een loze bewering wordt.

Met de PSR hangt samen dat er geen contingentie bestaat en er sprake is van necessitarisme; en ook het naturalisme, te weten dat de natuurwetten overal dezelfde zijn. Della Rocca gaat ervan uit dat vanwege zijn overtuigdheid van de geldigheid van de PSR Spinoza een ernstige hekel heeft aan elk arbitraire - aan onverklaarbare naakte feiten (brute facts). Voortdurend weer laat Della Rocca zien hoe een bepaalde weg uitloopt op ‘brute facts’ en dus niet de weg kan zijn die Spinoza gaat.

De centrale stelling van het boek, die overal terugkomt is: “the PSR controls Spinoza’s system.”

Kortom, allerlei facetten en onderdelen van Spinoza’s filosofie loopt de auteur na en hij legt Spinoza helemaal uit aan de hand van de PSR. Daardoor is heel vaak niet Spinoza aan het woord maar Della Rocca. Hij neemt van Spinoza een stelling of een passage uit een scholium en legt die dan op zijn manier uit. Het wordt duidelijk dat Della Rocca vaak helemaal niet zo tevreden is met Spinoza’s bewijsvoeringen. Bewijzen is een vorm van uitleggen en Della Rocca is van mening dat Spinoza daarin gaten laat vallen en/of niet alle stapjes weergeeft en veel impliciet laat. Della Rocca gaat dat dan beter doen en uitleggen hoe Spinoza het volgens hem bedoelde. Dat is vaak interessant, maar je vraagt je ook bij vele van zijn redeneringen af of en waar Spinoza dat dan aldus gevonden zou hebben.

Zo vindt hij bijvoorbeeld Spinoza’s filosofie van de geest onvoldoende gemotiveerd en daar gaat hij dan wat aan doen. Zo benadrukt hij dat bij Spinoza representatie, het gaan over iets (en niet zoals bij Descartes bewustzijn), de essentie van het mentale is. Hij legt sterke nadruk op het representatieve van de geest: the mind represents each bodily state.

Irritant wordt hij in mijn ogen als hij de ‘mind-body-identity’ (wat bepaald niet Spinoza’s formulering is) bespreekt. Door te spreken van ‘mind-body-identity’ (wat Della Rocca niet heeft uitgevonden, maar hij gaat er wel in mee) kom je met een formulering die makkelijk gelezen kan worden als mind = body in plaats van als geest en lichaam zijn verschillende wezenseigenschappen (modi van attributen) en manieren van beschouwen van het ene ding. Hij legt het eigene van Spinoza’s zienswijze uiteindelijk treffend en juist uit, maar dan is inmiddels ook al de foute lezing (de geest ís het lichaam) voorbij gekomen.

Interessant is zijn behandeling bij het onderwerp van de conatus, het verschijnsel van kunnen anticiperen op toekomstige bedreigingen door mensen, waardoor ze in staat zijn nu hun bestaansmacht te vergroten om die toekomstige bedreigingen het hoofd te bieden. Ik was deze benadrukking van anticipatie bij Spinoza op deze manier nog niet eerder tegengekomen.

Een enkele maal, vooral in het hoofdstuk over de politieke filosofie, waar Spinoza waarschijnlijk enigszins pragmatisch is, komt Della Rocca er niet uit en dan vindt hij dat Spinoza met brute feiten, met onverklaarbare onderscheidingen aan komt die hij, Della Rocca, niet met behulp van de PSR kan verklaren. Daar vindt hij Spinoza dan wél arbitrair. Bijvoorbeeld waar hij een scheiding aanbrengt tussen spreken en handelen (spreken als daad). Ook de scheidslijn tussen geloof en rede, tussen theologie en filosofie, vindt hij arbitrair getrokken.

Het is al met al een heel aparte en zeer uitdagende inleiding op Spinoza’s filosofie geworden. Niet een, denk ik, die je een beginneling als eerste zou aanraden. Het is eerder een exegese van Spinoza voor gevorderden. Della Rocca komt met een schitterend systeem van een Spinoza, maar wel geheel naar eigen makelij. Zó zou Spinoza gezien en wellicht beter begrepen kunnen worden. Maar de lezer moet erg op zijn qui-vive blijven.

Opmerkelijk is dat hij in wat hij Spinoza’s ‘morele filosofie’ noemt,  aan komt zetten met hoe Spinoza tot ‘behoren te doen’ (ought to do) tot normatieve uitspraken zou komen. Hij zit er niet mee om Spinoza een plicht-ethiek in de mond te leggen. Dat vind ik een kwalijk deel van zijn boekje.

Af en toe heeft hij een abrupte, haast manipulatieve overgang of bijna heimelijke omkering in zijn behandeling van een thema. Zo bijvoorbeeld waar hij ‘de goede notie van het goede’ behandelt. Hij begint met het relatieve van wat goed is voor mij en elk wezen, namelijk wat bijdraagt tot de versterking van mijn (ieders) bestaansmacht. Iets is goed omdat wij ernaar streven en het is niet zo dat wij streven naar het goede! Maar dan gaat Della Rocca ineens beweren dat dat toch niet Spinoza’s opvatting kan zijn en gaat hij uitleggen dat iets goed is en goed doet als het handelt naar zijn ware aard, natuur of wezen. Zonder duidelijke overgang (dus bijna stiekem) is hij dan weg van de relatieve evaluatie en gaat over op een objectieve evaluatie van wat goed is. Langs die weg breng hij het normatieve binnen, alsof Spinoza van ieder zou eisen, aan ieder zou opdragen om naar zijn aard te handelen en te leven. Alsof Della Rocca vindt dat je daarzonder geen ‘morele filosofie’ kunt hebben. Dit nagaan wanneer een handeling die ik doe moreel goed is, kleurt een flink deel van de tekst. Daar lijkt Della Rocca Spinoza voor zijn eigen karretje te spannen.

Hij behandelt niet de ethisch-therapeutische aanpak, zoals bijvoorbeeld Miriam van Reijen die geeft. Hij wijdt geen woord aan Spinoza's opzet om tot “de opperste gelukzaligheid” (summa beatitudo) te komen. Bij hem vindt je ook geen spoor van wat ik graag omschrijf als de paradox in het stelsel van Spinoza: hoe kom je vanuit een necessitaristische filosofie tot het zicht bieden op mogelijkheid van veranderen van je leven, het versterken van je bestaanswijze; het zien van een zekere handelingsruimte. Opvallend is ook dat hij Spinoza’s kennisleer helemaal niet behandelt.

Zeer boeiend vond ik hoofdstuk zeven, “From PSR to Eternity”, waarin hij via een lange uitweiding over inadequate ideeën, die zijns inziens eigenlijk vormen van niet-bestaan zijn, uitlegt dat (ook) bestaan als bestaan-in-gradaties moet worden begrepen. Hoe meer we tot adequate kennis komen hoe meer we bij eeuwige kennis raken, des te meer we ons bestaan versterken en zo tot méér bestaan komen. Het gaat Spinoza niet om een vorm van eeuwigheid in de vorm van a.h.w. voortbestaan, maar om nu en in dit leven de eeuwigheid te naderen en ons bestaan te versterken.

Het is duidelijk dat Della Rocca zelf filosoof is, een die veel met Spinoza bezig is geweest en nog is en hem langzaamaan kneed in een eigen richting. Ook sommige axioma’s probeert hij met de PSR te bewijzen. Helemaal aan het eind van het boek probeert hij na te gaan of het hem lukt om de grond voor, de basering van de PSR zelf aan te duiden, ofwel de PSR zelf (zonder gebruik van de PSR, anders heb je een petitio principii) te verklaren. Dat lukt natuurlijk niet. Hij bespreekt dat niet, maar het lijkt alsof hij de onbeslisbaarheid en de onvolledigheidsstelling van Gödel niet accepteert: de stelling dat er voor ieder consistent systeem een onbeslisbare bewering is. Dat zou de PSR kunnen zijn, als dat het principe is waarop het hele stelsel gebaseerd is – wat overigens nog maar de vraag is.

Je blijft zitten met de vraag waarom deed Spinoza, als het dan zó fundamenteel is, zelf niet meer met dit PSR-beginsel en verstopte hij het als een soort verborgen axioma in 1p11d2: “Men moet van elk ding een oorzaak of een reden kunnen aanwijzen waarom het wel of niet bestaat”?

Door zijn keuze voor het benadrukken van het ‘tweevoudige gebruik” en daarmee het identificeren van veroorzaken en verklaren, laat Della Rocca nogal veel uit de Ethica onbehandeld. Allerlei aandachtspunten die wellicht niet 100% verklaard worden en zeker niet vanzelfsprekend zijn, komen door Della Rocca’s keuzen helemaal niet aan bod. Mede daarom vind ik deze Spinoza wel een interessante, maar niet de beste inleiding.  

Hier en daar vraag je je bij deze Spinoza af: is het uiteindelijk niet te rationalistisch in een idealistische zin opgezet? Wil hij, door zijn sterke gelijkschakeling van bestaan met intelligibiliteit, Spinoza's filosofie niet teveel weergeven, analyseren en interpreteren als een sterk in zichzelf gesloten systeem van begrippen? Bij hem lijkt het reële bestaan van de concrete individuele dingen helemaal buiten beeld te raken. Hij dóet het niet, maar zoals hij in het voorlaatste hoofdstuk de inadequate ideeën als vormen van niet-intelligibel-zijn en dús van niet-bestaan analyseert, zou hij het passionele van de concreet bestaande levende individuen eveneens als vormen van niet-bestaan kunnen analyseren. En dan is de vraag of en in hoeverre Spinoza’s Ethica eigenlijk wel op ons slaat. Spinoza zelf geeft inadequate ideeën en passies wel een plaats. Hier wreekt zich het feit dat Della Rocca intelligibiliteit (het kennen) uiteindelijk voorrang geeft aan het zijn of bestaan. Volgens mij krijgt de primering bij Spinoza een andere volgorde.

Maar ondanks mijn kritiek: het is een goed geschreven en zeer coherent opgezet boek, met aan het eind van elk hoofdstuk een samenvatting en zeer relevante literatuurverwijzingen. Het is een uitdaging voor wat meer gevorderde lezers, dunkt me, om te ontrafelen wat van Spinoza en wat van Della Rocca stamt. In zoverre hebben we hier een sterk Della Roccaiaanse Spinoza.

Reacties

Stan, je hebt een waardevolle, evenwichtige, maar wel erg uitgebreide recensie geschreven van Della Rocca's Spinoza-boek, en daarbij ook de vinger gelegd op zwakke en aanvechtbare delen ervan. Ik kan het grotendeels met je kritiek eens zijn. Zelf vind ik zijn epistemologische en politiek-filosofische deel uitgesproken slecht. Hij heeft mij zijn boek cadeau gedaan; ik heb hem er voor bedankt, maar niet voor de inhoud. Wie zou niet beginnen te steigeren bij een zin als: "For spinoza, causal connections are grounded in and stem from conceptual connections"? (p. 44). Buitengewoon irritant vind ik zijn Leibnitianisering van Spinoza op basis van het ene zinnetje aan het begin van het eerste (!) bewijs van 1/11. Wat dit ook moge betekenen, het kan zeker niet zo zijn dat Spinoza daarmede zou hebben kunnen beweren, dat ( in jouw woorden) 'elke stand van zaken en alle verschijnselen verklaarbaar en intelligibel' . Integendeel, de oorzakelijke achtergronden van concrete verschijnselen ONTGAAN ONS TOTAAL ( 'plane ignoramus'). Spinoza heeft, zou men kunnen zeggen, zich in de bewuste zin nogal beknopt uitgedrukt: alles heeft een oorzaak, alles heeft een reden: in iets anders of (als het de Substantie betreft) in zichzelf. De vraagtekens die ik in de marge van zijn hoofdstuk over 'the human mind' heb gezet, zijn talloos. Volgens mij begrijpt hij het tweede deel van de Ethica niet echt. En als je dan tegenkomt: "Spinoza doeosn't have a theory of consciousness nearly as well worked out as Leibniz's" (p. 111), dan denk je: wie zegt wat? Dat hij de electrische stroom van de 17e en 18e eeuw niet voelt, blijkt ook uit zijn zijn volledig wanbegrip van wat Hume bezielt: ""In many ways, Hume's system is the flip-side of Spinoza's" (p. 281). Het ontgaat hem ook, wat Hume wel goed zag, dat Spinoza wel degelijk een fysicus is, en een fysica van de mens biedt op basis v an de algemene fysica. Etc. etc. Maar ik ben het ook met je eens in dit opzicht, dat het boek van tijd tot tijd verfrissende en originele typeringen geeft. Als geheel echter: dit aandeel wegdoen!

Op zoek naar een uitweg voor mijn problemen met Spinoza's 'ideeën' kwam ik in het boek van Michael della Rocca terecht en stuitte daarbij ook op Stan's grote steen des aanstoots c.q rode lap: 'Spinoza's claim that ideas and modes of extension are identical' (100). Als je houdt dat attributen 'reëel verschillend' zijn, dat er 'causale en explicatieve barriëre' tussen de attributen is, dan moet je wel met een heel kromme redenering komen als je wilt aantonen dat de UITDRUKKINGEN c.q. de modi van deze attributen identiek zijn. En inderdaad, die kromme redenering is er. Della Rocca: Hoe kunnen een modus van uitgebreidheid en de idee van deze modus zich van elkaar onderscheiden, zodanig dat ze niet identiek zijn? De orde en samenhang waarin ze zijn opgenomen zijn dezelfde (2/7). Daarin onderscheiden ze zich niet van elkaar. Misschien dat ze zich dan onderscheiden doordat de een 'denken' is en de ander 'uitgebreidheid'? Ho, dat is een ongeldige move. Als je een beroep doet op de eigenschappen 'denken' en 'uitgebreidheid' om er de niet-identiteit van de een met de ander op te baseren SCHENDT JE DE CAUSALE EN EXPLICATIEVE BARRIERE TUSSEN DE ATTRIBUTEN. Dat is dus geen geldige stap. Dus blijft er niets over waardoor de modi zich van elkaar onderscheiden. Dus zijn ze identiek.

Wat een onzin, dat schenden van de causale en explicatieve barriëre. (Een voorbeeld hoe eigen denkraam en begrippenkader alles gaan overheersenen en men daar 'bewijzen' op baseert). Het is volkomen legitiem om te constateren dat een idee een modus van DENKEN is, een uitdrukking van dit attribuut en dat een lichaam een modus van UITGEBREIDHEID is en een uitdrukking van dit attribuut. Die constateringen doet Spinoza zelf ook. En aangezien de attributen 'denken' en uitgebreidheid' niet identiek zijn, zijn hun modi dat ook niet. Of moeten we misschien aannemen dat Spinoza zich zelf ook heeft schuldig gemaakt aan schending van de causale en explicatieve barriëre?
NB: Trouwens die causale en explicatieve barriëre geldt in het bijzonder voor de modi van de attributen (oorzaken en verklaringen 'tussen' lichaam en geest). Maar blijkbaar staat dat de identiteit van de modi niet in de weg.

Henk je geeft nog eens duidelijk de Della Roccaiaanse denkfout aan.
Het is een redenering als: Deze kubus, dat ding dat rood is, en deze zelfde kubus, dat ding dat zwaar, is een en hetzelfde ding (vormt een identiteit). Conclusie: rood is hetzelfde als, d.w.z. is identiek aan zwaar. Hij legt die domheid Spinoza in de mond door als een magician uit de lucht te grijpen 'Spinoza's claim that ideas and modes of extension are identical' (100).

Je hebt natuurlijk gelijk, maar Della Rocca treedt helemaal niet in die redenering. Zijn redenering is gebaseerd op autonoom geworden gedistilleerde 'principes': 'the causal and explicative barrier', 'the Principle of the Identity of Indiscernables', 'the Principle of Sufficient Reason'. Mij ging het er vooral om zijn 'sophisticated' redenering te ontmaskeren.

Meer in het bijzonder is de redenering van Della Rocca als volgt. Zij 'denken' een eigenschap van een idee en 'uitgebreidheid' een eigenschap van een lichaam. Als je op grond van de eigenschap 'denken' wilt concluderen dat de eigenschap 'uitgebreidheid' daar niet identiek mee is, dan concludeer je op grond van het denken iets over uitgebreidheid. En dan schendt je het "Principe van de Causale en Explicatieve Barriëre" tussen de attributen. Dus je kunt niet op een geldige manier constateren dat 'denken' en 'uitgebreidheid' verschillend zijn. En als je geen verschillen tussen de modi kunt constateren dan zijn ze volgens het "Principe van de Identiteit van Ononderscheidbaren" identiek. Met dit soort academische bullshit moeten we het dan doen.

Ik heb nogal eens de neiging om wat terug te krabbelen als ik harde woorden gebruikt heb, maar die neiging heb ik in dit geval niet. Wel wil ik niet de indruk wekken dat ik 'academisch' en 'bullshit' met elkaar verbind. Ik had beter kunnen schrijven: het is pretentieuze bullshit.