George Eliot (1819 - 1880) Spinozistische en Feuerbachse invloeden op haar 'experimenteel filosofische' romans
Al langer wilde ik een blog wijden aan George Eliot, die in 1849 Spinoza's TTP vertaalde en in 1856 zijn Ethica, die echter niet tijdens haar leven werd uitgegeven. Als dat wel was gebeurd zou zij de eerste vertaling in het Engels van de Ethica hebben geleverd. Het Institut für Anglistik und Amerikanistik aan de Universität Salzburg publiceerde in 1981 de Ethica-vertaling van George Eliot.
Hier een voorbeeld van haar vertaling:
Many imagine God after the likeness of man, consisting of body and mind, and liable to passions; but how far such persons are from the true knowledge of God, is sufficiently apparent from what has already been demonstrated. These, however, I pass by; for all who have in any degree contemplated the nature of God, deny that God is corporeal; and they bring excellent proof of this when they urge that by a body we understand some quantity, with length, breadth, and depth, some determinate figure, a conception which it is the height of absurdity to God, i.e. to the absolutely infinite being.
Van de bekende schrijfster Zadie Smith verscheen dit jaar Changing My Mind. Occassional Essays [Hamish Hamilton/Penguin, 2009]. Daarin schrijft ze in het essay Middlemarch and Everybody [28-40] over George Eliot en schrijft dan: “It was a philosopher, Spinoza, who first convinced her of the importance of experience. It was theory that brought her to practice.” [Dit trof ik aan in een blog over George Eliot and Spinoza; zie ook Sam Sacks'review]
Daar ik niet het werk van Eliot gelezen heb, voelde ik me niet in staat zo’n blog te schrijven. Maar inmiddels ontdekte ik dat Moira Gatens, die volgend voorjaar naar Nederland komt om de Amsterdamse Spinoza Leerstoel te bezetten (zie dit blog) en een lezing te houden voor de Ver. Het Spinozahuis (zie dit blog) zich voorbije jaren intensief heeft bezig gehouden met George Eliot.
Tijdens het academisch jaar 2007/08 heeft Moira Gatens (1954) zich intensief bezig gehouden met het naspeuren van de invloed van Spinoza en Feuerbach op Eliot’s visie op verbeelding, religie en moraal. Zij schreef hierover inmiddels artikelen (zie literatuur onderaan) en gaf er lezingen over. Op 29 april 2008 aan het ‘Wissenschaftskolleg zu Berlin een lecture over ‘The Experimental Philosophy of George Eliot - Spinozistic and Feuerbachian Influences [hier]. Bij de conferentie 'Thinking With Spinoza: Politics, Philosophy and Religion' van 7 en 8 mei 2009 aan het Birkbeck-College, waar haar lezing de titel had 'Compelling Fictions. Spinoza and George Eliot on Belief and Faith'. Een lezing onder dezelfde titel hield ze ook op 9 sept. 2009 aan de Faculteit voor de Kunsten aan de Monash University, Melbourne Australia. Van haar lezing in Birkbeck werd een podcast aangeboden (zie hier op dit weblog). Bij de lezing in Melbourne wordt deze samenvatting gegeven: “This paper is presented in three parts: Firstly, it offers an exposition of Spinoza’s views on belief and faith, including the role of imagination and fiction in religious life. Secondly, it considers how Eliot’s views on belief and faith and fiction develop aspects of Spinoza’s view but also depart from that view. Thirdly, it raises the question of whether the philosophy of Spinoza can be expressed in aesthetic terms.”
Ik maak hier voor w.b. George Eliot gebruik van de informatie die Moira Gatens bood bij deze lezingen.
Mary Anne Evans (1819-1880) vocht in de Victoriaanse tijd – net als Charles Darwin and Herbert Spencer - onder invloed van de almaar groeiende wetenschap met haar religieuze geloof. Evans verwierp in haar vroege jaren '20 de letterlijke waarheid van het christendom. In 1851 verhuisde ze naar Londen waar ze de geheime redacteur werd van het tijdschrift de "Westminster Review". Ze schreef er veel artikelen voor, essays, boekrecensies, w.o. over moderne literatuur uit Frankrijk en Duitsland, alsmede opiniestukken over sociale en politieke thema's (zoals huwelijkswetten, stemrecht).
Evans vertaalde in 1846 Strauss’ Het leven van Jezus, in 1854 Feuerbach’s Het wezen van het christendom, en in 1856 Spinoza's Ethica. Alle drie waren betekenisvolle figuren binnen de Duitse 'beweging voor de hogere kritiek’, die grote invloed op het Victoriaanse Britse denken had en waaraan Evans veel te danken had. Deze beweging wilde de Schrift herinterpreteren als een historisch verslag pogingen om zin te geven aan leven en dood, aan het lijden, en aan de plaats van de mens binnen de natuur. Sterk beïnvloed door Feuerbach, kan Evans aanpak van de godsdienst worden begrepen in termen van een natuurlijke geschiedenis van het ontstaan en de ontwikkeling van de menselijke waarden. Hoewel ze de troost die van religie zou uitgaan als een illusie zag, gold dat niet wat betreft de ethische waarden die religie overbrengt. Het probleem is hoe deze waarden in de natuur gefundeerd te zien en ze bij afwezigheid van een transcendente God te respecteren.
Onder de naam George Eliot begon Evans in 1856 romans te schrijven. Romans als: Adam Bede (1859), De molen aan de Floss (1860), Silas Marner (1861), Romola (1863), Felix Holt (1866), Middlemarch (1872), en Daniel Deronda (1876). In haar romans trachtte Eliot datgene wat religie poneert als transcendent of bovennatuurlijk, immanent en naturalistisch uit te drukken. De roman lijkt misschien een enigszins vreemd medium om dergelijke werk te laten verrichten. In het midden van het 19e eeuwse Engeland werd de roman nauwelijks als een echte kunstvorm erkend. Eliot behoorde tot de eersten die de ethische potentie van de roman theoretiseerden en deze als een serieus medium voor filosofisch denken behandelden. Volgens Moira Gatens moeten Eliot's romans worden opgevat als pogingen van praktische filosofie op een nieuwe, 'geïncarneerde' manier. Eliot’s besluit om romans te schrijven in plaats van conventionele filosofie te beoefenen weerspiegelt haar wens om actief in te spelen op de fantasierijke, affectieve en cognitieve vermogens van haar lezers. In haar visie stelt de verbeelding ons in staat sympathie voor onze medemens te voelen. Het is dit vermogen dat ze in haar romans wilde aanboren en verfijnen als morele kennis.
Literatuur
Gatens, Moira, ‘The Politics of “Presence” and “Difference”: Working Through Spinoza and Eliot’, in Visible Women: Essays on Feminist Legal Theory and Political Philosophy, eds. S. James and S. Palmer, Oxford: Hart Publishing, 2002, pp. 159-174
Gatens, Moira, 'George Eliot's "incarnation of the Divine" in Romola and Benedict Spinoza's "Blessedness": A Double Reading', in George Eliot - George Henry Lewes Studies, Vol. 52-53 September-October 2007, pp. 86-102
Atkins, Dorothy, George Eliot and Spinoza. Salzburg studies in English literature. Romantic reassessment. Salzburg: Inst. f. Engl. Sprache u. Literatur, Univ. Salzburg, 1978. iv, 188 p.
Gertrude Himmelfarb, The Jewish Odyssey of George Eliot, Encounter Books, 2009Gertrude Himmelfarb, a leading Victorian scholar, has undertaken to unravel the mysteries of Daniel Deronda. And the mysteries of Eliot herself: a novelist who deliberately wrote a book she knew would bewilder many of her readers, a distinguished woman who opposed the enfranchisement of women, a moralist who flouted the most venerable of marital conventions – above all, the author of a novel that is still an inspiration or provocation to readers and critics alike. [Prologue - Review by Caitrin Nicol]
Shirley Galloway, The Casuistry of George Eliot, [hier]
Clifford J. Marks, Middlemarch, Obligation, and Dorothea's Duplicity [hier]
Encyclopedia.org