Herman Gorter (1864 - 1927) - zijn Spinozistische periode
In diverse overzichten wordt hier niets of nauwelijks iets over gezegd, op Wikipedia is er niets over te vinden, maar Gorter heeft zich een aantal jaren intensief met Spinoza bezig gehouden. Bij Spinoza vond hij, zeker gedurende enige jaren, een wereldbeschouwelijke oriëntatie.
Gorters vader was doopsgezind predikant in Wormerveer. Ook zijn moeder stamde uit een doopsgezinde familie. Zij stond alleen voor de opvoeding van twee kinderen toen Hermans vader overleed toen hij nog maar zes jaar was.
Herman begon in 1883 in Amsterdam een studie klassieke talen en filosofie. In 1889, het jaar waarin hij promoveerde op de metaforen bij Aischylos, verscheen van hem Mei, het lange episch-lyrische gedicht waarin hij – beïnvloed door Kloos - zijn liefde voor natuur en schoonheid uit. Het gedicht paste in de poezie-opvatting der Tachtigers. Het werd zelfs het pronkstuk van de beweging der Tachtigers – de stroming die naar gevoel, stemming en symboliek in de kunst streefde en zich verzette tegen overgeleverde vormen en de domineespoëzie.
Hij werd leraar oude talen in Amersfoort, trouwde in 1890 met Wies Koopmans (die hij in Mei had toegezongen), waarna ze in Bussum op de hei gingen wonen in een door Berlage ontworpen villa .
Een datzelfde jaar, 1890, verschijnt Gorters sensitivistische bundel Verzen, een nogal individualistische bundel van een uiterst gevoelige auteur. De dichter experimenteert met klank en tekstvormen om uiting te geven aan zijn emoties om lichaam en natuur te bezingen.
Hoewel hij nog steeds succes oogst met Mei, raakt hij in een impasse en weet niet hoe het met z’n dichterschap verder moet. Hij beëindigt in 1893 zijn medewerking aan De Nieuwe Gids en neemt ontslag als docent om als privéleraar in z’n onderhoud te voorzien en zo vooral tijd te hebben voor de bestudering van de filosofie van Spinoza. Hij vindt er kennelijk bevrediging in en zet zich in 1893 en ’94 aan de vertaling van de Ethica. In de tweede helft van de 19e eeuw was Spinoza bij méér in de belangstelling gekomen (Multatuli, Busken Huet, Albert Verwey was eraan begonnen, Gorters vader had zich met Spinoza bezig gehouden en Gorter zelf blijkbaar ook, gezien een stelling bij z’n proefschrift). Na de uitwaaiering van zijn hartstochten zou de dichter behoefte hebben aan strakkere vormen: méér rede, meer werkelijkheid, meer wetmatigheid, en geen dualisme meer. Volgens Henriëtte Roland Holst was hij ‘door Spinoza bezeten’. Terwijl hij met de vertaling van de Ethica bezig is, die in 1895 verschijnt, schrijft hij gedichten die in 1897 uitkomen als De school der poëzie: met ‘Spinozistische gedichten’ - de dichter leert van de filosoof. Ze worden door Odile Heynders gekarakteriseerd als “merkwaardige, filosofische gedichten”. Herman Gorter zei in een brief uit 1897 aan Verwey: ‘Al wat ik van het najaar '92 tot in '96 gemaakt heb berust op die leer.’ [Van Spinoza).* Hem fascineerde de eigen aard van de verhouding tussen de oneindige substantie en haar verschijningsvormen, zoals Roger Henrard het uitdrukt, die verder typeert: de gedachteninhoud weerspiegelt de Spinozistische wijsbegeerte, terwijl de beelden aan de christelijk-Platonische beeldspraak ontleend zijn.
Jan Romein en Annie Romein-Verschoor schrijven in Erflaters van onze beschaving [Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam 1977]: "Zijn schrijnend verlangen uit de eenzaamheid en de verwildering van het ten top gedreven poëtisch individualisme zoekt en vindt een toevlucht in de klare ordening en de zelfverzaking van Spinoza's wijsbegeerte. Maar een einddoel was ze hem niet. Ze staalde zijn geest, zoals de sport zijn lichaam staalde, ze gaf zijn spontaan kosmisch besef een redelijke grondslag, maar Gorter was een dichter en geen filosoof. Zo Spinoza hem al leerde de waarheid te zoeken, hij zou de waarheid zoeken niet alleen in Spinoza en niet in de wijsbegeerte alleen. En dan ook: Spinoza kwam tot hem met verheldering en zelftucht, ja, maar niet met de schoonheid die hij uiteindelijk zocht. ‘Want goede verzen op zich zelf te zoeken,’ schreef hij in 1893 aan Henriëtte van der Schalk, ‘en niet eerst je leven zoo goed mogelijk te maken, dat is even gek als dat een boer rijke gewassen zou zoeken op een alleen gelaten grond.’ En verder: ‘Als je goed ziet, dan is het beste werk uit de sterkste overtuiging geschreven, en alle werk wordt slapper - al is het nog zoo aandoenlijk en nog zoo mooi van geluid of voorkomen, dat verder zich van het weten verwijdert.’
Henriëtte van der Schalk die Gorter een paar maanden tevoren de eerste maal ontmoet had, vertelt in haar herinneringen aan hem, hoe hij in die jaren ‘bezeten door Spinoza’ was, wiens Ethica hij in proza en gedeeltelijk ook metrisch vertaalde, hoe hartstochtelijk hij haar voorhield ‘schoolmeesterachtig’ en tegelijk ‘roerend naïef’, dat zijn én haar én ieders menselijk en poëtisch heil in het spinozisme, in zelfbezinning en zelfbewustwording lag. Wat die zelfbezinning hem vóór alles deed zien, dat was het gemis aan die inspirerende overtuiging, het negativisme van de beste der toenmalige jonge intellectuelen, die afgerekend hadden met de burgerlijke wereld, die de illusies van die wereld als vals, de idealen als voos erkend hadden en nu met lege handen stonden. Op dat ogenblik van zijn leven en langs die weg kwam Herman Gorter - en vele anderen - tot het socialisme, dat wil zeggen langs een weg van redenering, waarop de nood van zijn meer kosmisch-voelend dan menslievend hart hem voortdreef, in één woord: uit zelfbehoud."
In 1896 verflauwt zijn interesse in Spinoza en gaat hij zich meer bezighouden met het Marxisme (hij probeerde, maar het lukte hem niet om beide met elkaar te verzoenen). In 1897 sluit hij zich aan bij de Sociaal-Democratische Arbeidspartij. In een aantal brochures legt hij op een enigszins fundamentalistische, dogmatische manier de marxistische beginselen uit.
In 1905 bestaat zijn herziene bundel, die weer De school der poëzie heet, uit drie afdelingen: 1) Sensitieve verzen; 2) Overgang van individualisme naar socialisme; 3) Socialistische verzen. Deze tweede afdeling bestaat uit de bundel van 1897, uitgebreid met in tijdschriften gepubliceerde verzen en opent met een Latijns gedicht met de Nederlandse titel Spinoza’s leer; waarna hij – deels het voorgaande vertalend - doorgaat in het Nederlands waarin in het kort de essentie van Spinoza's gedachten wordt weergegeven - zoals Gorter die zag uiteraard.Spinoza’s leer
Substantia infinita extensa et cogitans
is God, et infinita ex eo sequuntur.
is God, en oneindige dingen volgen uit hem.
Dit zeg ik, hem aanbiddend en liefhebbend,
alles verwerpend wat door mij geëerd wordt.
Door alle werelden heen is hij en denkt,
en niets van alles wat gevonden wordt
of het is van hem. Als iets leven is.
dan leeft hij en heeft lief. Zijn liefde
is het onze rede alleen, die evenaart,
die evenals God geen smart kent.
Gedurende de ochtenduren ontwakende
zingt onze rede eer aan God,
en gelukkig leeft het hart, niet moede wordende.”
Dit en de volgende gedichten staan tussen aanhalingstekens en zijn soms letterlijke vertalingen van stukken tekst van Spinoza. De filosoof spreekt de dichter aan met U en vertelt hem over de in alles aanwezige God. Gorter laat in de gedichten het filosofische prevaleren boven het lyrische – het poëtische wordt louter vorm.
“God is eind'loos, en heeft zich zelf te dankenalles dat in hem is, dat's eindeloos.
Dus mint hij zich, zijn oorzaak, zonder wanken.
Hij is vol liefde, stil en sprakeloos.
Zijn natuur is, en niets anders, Volmaking
is dit de allerhoogste, schadeloos.
Zijn liefde zelf is zijn tot zich genaking
met zijn gedachte. En zijnde gedachte
is hij. Dus is ook liefde zijn volmaking. -
Hij leeft en wijdt zich zelve zijn aandachten.
Uit alles van hem volgt iets, de openbaring
is dat van zijne eindelooze machten,
en van dat alles heeft hij de ervaring.”
Maar dan volgt in een volgend gedicht, zonder aanhalingstekens:
Deze woorden hoorde ik al is een droomals een zieke, die droomend duidelijk hoort,
wat men ver in een andre kamer spreekt.
Het voorgaande blijkt dus de weergave van een droom. En de gedichten die daarop volgen zijn persoonlijke expressies, geen filosofie meer, maar zoeken naar greep krijgen op het eigen ik en zijn ervaringen via experimenteren met andere manieren van dichten. Maar het zoeken naar waarheid en volgen van de rede blijken toch niet voldoende bevrediging te bieden en de dichter gaat over naar het socialisme.
Hij radicaliseert en gaat over naar de SDP, waarmee in 1920 het volgende conflict ontstaat. In deze tijd tracht hij poëzie en politiek met elkaar te verenigen. Hij betuigt zijn socialisme in Een klein heldendicht (1906) en in het grote Pan (1912). Hij blijft aan dat laatste gedicht sleutelen tot het in drie keer z’n omvang in 1916 opnieuw verschijnt.
In de periode die een overgang betekende van de benadering der Tachtigers naar zijn marxistisch-socialistische maatschappelijke interesse had zijn kennismaking met Spinoza een soort therapeutische werking gehad. In Spinoza zocht hij volgens zijn biograaf Kiagre Böhl bevrijding van zijn knagende onzekerheden en angsten. Hij zocht en vond een tijdlang berusting in de volstrekte noodzakelijkheid van alle gebeuren. In het Spinozisme had hij als het ware een substituut-religie aangetroffen, volgens Siebe Thissen.Noten en bronnen
* in: E. Endt, Herman Gorter documentaire over de jaren 1864 tot en met 1897, Amsterdam 1964, 400. [bij DBNL] Daarin in hoofdstuk De wijsgerige jaren 1891-1896 veel informatie over Gorters Spinoza-interesse.Herman Gorter bij Digitale Bibliotheek Nederlandse Literatuur [DBNL]
Odile Heynders: Correspondenties: gedichten lezen met gedichten. Amsterdam University Press, 2006 240 pp. Daarin hoofdstuk 3: De 'onmogelijke' combinatie van poëzie en politiek: Herman Gorter tussen Spinoza, P.B. Shelley en Walt Whitman. (zie books.google.nl)
Geurt Imanse en John Steen, ‘Achtergronden van het Symbolisme.’ In: C. Blotkamp (red.), Kunstenaren der idee. Symbolistische tendenzen in Nederland ca. 1880-1930. Staatsuitgeverij, Den Haag 1978, p. 21-35, citaat op p. 33 [bij DBNL]
Roger Henrard, Wijsheidsgestalten in dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur, Van Gorcum, Assen/Amsterdam, 1977
Siebe Thissen, De Spinozisten. Wijsgerige beweging in Nederland (1850-1907), Sdu Uitgevers, Den Haag, 2000Foto: Herman Gorter, omstreeks 1892. Foto: Willem Witsen. bij DBNL, aldaar méér foto's
Reacties
Geef mij maar de poezie van Albbert Verwey. Dit vind ik niks. Gorter is duidelijk vastgelopen.
Wim Klever 10-08-2009 @ 19:22