Jammer dat het non-dualiteitsbegrip gekaapt is en niet meer voor Spinoza is te gebruiken

Naar aanleiding van onze SKL bijeenkomst van afgelopen maandag, waarin we ook weer eens kritiek op de parallellisme-these uitwisselden, wilde ik eens nagaan of in plaats daarvan niet beter over Spinoza's non-dualiteits-these zou kunnen worden gesproken. Maar bij nader inzien doe ik hier dat voorstel toch maar niet, hoewel het een grote verbetering zou hebben kúnnen betekenen - als niet... (daar kom ik aan het eind van dit blog op).

Parallelliteits-these

Hoe blijkt toch telkens weer dat we heel goed weten dat er ernstig bezwaar bestaat tegen de door Leibniz ingevoerde typering van 2/7 als parallelliteits-beginsel, maar dat we - bij gebrek aan beter - die ingeburgerde foute term blijven gebruiken. In diverse boeken die inleiden in Spinoza's filosofie worden die bezwaren behandeld en wordt vervolgens tóch weer over het parallellisme van Spinoza gesproken. Dat gebeurt ook regelmatig op dit blog, bijvoorbeeld nog in reacties op een recent blog. Het excuus daarvoor is dat er tot heden geen betere aanduiding voor in de plaats is gekomen. Daarvoor zijn in de loop van de tijd wel voorstellen gedaan - er werden pogingen gedaan om andere typeringen te vinden, maar die hebben zo hun bezwaren, zoals:

Identiteits-these.

Die verdisconteert vooral hetgeen Spinoza in het Scholium bij 2/7 benadrukt: dat "een modus van uitgebreidheid en de idee van die modus één en hetzelfde ding zijn, maar op twee manieren tot uitdrukking gebracht."
Ik heb in het verleden vele blogs gewijd aan de valkuil van deze typering, want die mondde vaak uit in de bewering dat uiteindelijk denken en uitgebreid hetzelfde zouden zijn. Ik ga de vele voorbeelden van deze verwarring hier niet nog eens vermelden (verwijs hier alleen naar Bennett en Renz). De identiteitsthese valt wat mij betreft sowieso af.

Gelijkheids-these

In een lezing tijdens de jaarvergadering van de VHS van 26 mei 2012 bepleitte Chantal Jaquet om de parallelliteits-these te vervangen door de gelijkheidsthese. Ik heb daar twee blogs aan gewijd: een op de dag na die vergadering en een op 23 mei 2013 na uitkomen van het boekje over haar rede:

Chantal Jaquet, From Parallelism to Equality: The Nature of the Union of Mind and Body in Spinoza. Mededelingen vanwege het Spinozahuis nr. 104. Uitgeverij Spinozahuis, 2013.

Ik kwam na het bespreken van voor en nadelen uit op de voorlopige conclusie:
De term parallellisme benadrukt het verschillend-zijn (en gelijk opgaan) van het lichamelijke en ideële/geestelijke en heeft te weinig oog voor de eenheid – het zijn van één ding.
De term gelijkheid benadrukt de eenheid, maar zet wellicht te weinig op het spoor van verschillend-zijn van de respectieve modi.
En vervolgens was mijn eindconclusie: Voor “het gelijk(waardig) zijn qua kracht én het met elkaar gelijk opgaan ineen”, daar hebben we geen eenduidig woord voor. Je moet kiezen: of voor gelijkheid (equality) of voor gelijk opgaan (run in parallel). Bij die laatste term zit je weer dicht bij de te verwerpen parallellisme-these. Dan toch maar: gelijkheids-these. Maar in de praktijk, zo moet ik constateren, heeft dit voorstel het niet gehaald. Ik heb het nog nergens gebruikt zien worden.  

Inter-attributieve identiteit

Wim Klever had eerder in zijn Ethicom. Spinoza's Ethica vertolkt in tekst en commentaar [Eburon, 1996, p. 114] voorgesteld te spreken van "inter-attributieve identiteit". Behalve dat dit een nogal 'lelijke' term is, is hij ook onduidelijk en zelfs misleidend. Klever geeft door in zijn tekst te verwijzen naar Parmenides, bij wie denken en zijn hetzelfde zijn, precies het bezwaar aan dat tegen elke identiteits-these is op te werpen: de attributieve verschillen verdwijnen dan uit beeld, terwijl bij Spinoza denken en uitgebreidheid juist niet hetzelfde zijn - niets met elkaar gemeen hebben (behalve dan dat ze expressies van verschillende attributen zijn in één ding). Een kleiner nadeel van het voorstel is dat attributen alleen aan God of de substantie toebehoren, niet aan de modi ervan (de singuliere dingen hebben geen attributen, maar zijn modi, wijzen der attributen).

Perspectiefwisselings-these 

In een blog over de term 'quatenus' deed ik een voorstel om in plaats van een aanduiding als Spinoza's parallellisme van Spinoza's perspectivisme te spreken. Dat achtte ik een betere omschrijving van wat hij in zijn filosofie steeds doet: aanbevelen om van perspectief te wisselen. Typisch iets voor iemand die zeer geïnteresseerd en actief was in optica! Zie b.v. waar hij het over hetzelfde ding heeft dat je de ene keer kunt beschouwen onder het attribuut van uitgebreidheid, de andere keer onder dat van het denken. (bv 2/7s)

Non-dualiteits-these

Zou het geen goed voorstel kunnen zijn, ja wat zou er op tegen kunnen zijn om i.p.v. parallelliteits-beginsel te spreken van non-dualiteits-beginsel of -these? Het enige dat daartegen lijkt te pleiten is de associatie dat Spinoza iets met het boeddhisme te maken zou hebben gehad. Non-dualiteit zie je namelijk het meest in verband worden gebracht met het hindoeïsme (advaita vedanta, [Shankara's Advaita]) en het boeddhisme, waarin het verwijst naar a-dvaita, hetgeen betekent geen-twee. Maar dan zouden we het wel erover eens moeten zijn dat het niet als in het hindoeïsme en boeddhisme zou verwijzen naar de niet-realiteit of schijn van wat als tweedeling verschijnt.

De grondgedachte van non-dualistisch denken op hindoeïstisch/boeddhistische manier berust op de aanname, dat elke vorm van tweedeling geen reëel verschijnsel is, maar dat een dergelijk onderscheid door ons kunstmatig wordt aangebracht; zoals bijvoorbeeld in de tweedelingen tussen: het zelf en de ander, man tegenover vrouw, goed tegenover kwaad et cetera.

"Spinoza's non-dualiteits-these" hanteren ter vervanging van "Spinoza's parallelliteits-these" zou het voordeel hebben dat we de suggesties van de parallellisme-these van a.h.w. twee gelijk-op-gaande dingen kwijt zijn, daar dit in de term 'non-dualiteit' direct al wordt ontkend daar het tegelijk verwijst naar het "één-ding-zijn". Maar door dit op deze manier a.h.w. via een omweg en niet direct met "monisme-these" aan te duiden, hijsen we tegelijk wel het vlaggetje dat er een reëel dualistisch aspect aan dat ene ding te ontwaren is: enerzijds het denken en anderzijds de uitgebreidheid.

Hoe meer ik hierover nadacht, hoe enthousiaster ik over het idee was. Maar bij enig rondsurfen op internet ziende hoe die term al gebruikt wordt door personen als Arold Langeveld & Paul Smit en anderen (ik geef geen links en haal geen video's naar binnen), die zonder dat het ook maar enige inhoud krijgt ook Spinoza vermelden bij wat ze brengen, moest ik concluderen dat ik dit voorstel niet meer kon doen. Spijtig wel. De enige die eerder dit verband legde, René Daumal, "Le non-dualisme de Spinoza ou La Dynamite philosophique" [in: L'Évidence absurde [1932], pp 81-96]. was ook al een wat aparte figuur. Nee, ik houd Spinoza toch maar liever uit dit wat creatieve maar troebele vaarwater.