Johann Wolfgang von Goethe (1749 - 1832) en zijn gedicht Prometheus

 [van wiki]

In de serie gedichten die betrekking hebben op Spinoza, wil ik ook Goethe’s gedicht Prometheus opnemen. Niet omdat Goethe zelf erin direct naar Spinoza verwijst (hij doet dat in geen enkel gedicht), maar omdat het door velen als spinozistisch is verstaan.

Dat het zo wordt geduid was aangezet door Friedrich Heinrich Jacobi die het gedicht in 1785 in zijn “Über die Lehre des Spinozas, in Briefen an Herrn Moses Mendelssohn”, waarin hij bekendmaakte dat Lessing zich tegenover hem als Spinozist had betuigd, als voorbeeld van crypto-spinozisme had gepubliceerd; zonder toestemming van Goethe overigens, die het reeds in 1774 gemaakte gedicht nog in portefeuille had. Daardoor kreeg dit Prometheus-gedicht zowel een rol in de debatten in het Duitse Verlichtingsproject met zijn rationalistische kritiek op religie en oproep tot humaan sociaal gedrag, als ook een vooraanstaande rol in een vernieuwende interpretatie van de klassieke Prometheus-mythe.

Goethe heeft zich overigens nooit in het openbaar uitgelaten over wat zijn vriend Jacobi had gedaan en geïmpliceerd, hij distantieerde zich alleen in rechtstreekse brieven aan Jacobi zelf en anderen. Jacobi liet hij weten: “Herder findet lustig, daβ ich bei dieser Gelegenheit mit Lessing auf einen Scheiterhaufen zu sitzen komme.” Een paar maanden eerder al had hij Jacobi’s gelijkstellen van Spinoza met atheïsme gepareerd met: “so mögte ich ihn theissimum und christianissimum nennen und preissen.” Het was pas Herder die een jaar later Jacobi’s negatieve Spinoza-interpretatie omboog in een gunstige richting en die het begin inluidde van de ‘Spinoza-renaissance’ aan het eind van de 18e eeuw.

Op Goethe had Spinoza altijd al een positieve uitwerking gehad, zoals hij in Aus meinem Leben. Dichtung und Wahrheit (Dritter Teil - Vierzehntes Buch) schreef:
“Gelukkig had ik reeds de denkwijze van een buitengewoon man in me opgenomen, weliswaar onvolledig en vluchtig, maar toch voelde ik daarvan reeds belangrijke gevolgen. Deze geest, die een zo beslissende uitwerking op me had en die op mijn gehele denkwijze zulk een diepe invloed zou uitoefenen, was Spinoza. Nadat ik namelijk in de wereld overal had gezocht naar een middel, dat mijn wonderlijke wezen zou kunnen vormen, kreeg ik uiteindelijk de ‘Ethica’ van deze man in handen. Wat ik uit het werk mag hebben gehaald, wat ik er mag hebben ingelegd, daarvan zou ik geen rekenschap kunnen afleggen; genoeg, ik vond hier een kalmering van mijn hartstochten, het scheen mij toe, of een groot en vrij uitzicht over de fysieke en morele wereld voor me openging. Wat me echter bijzonder in hem boeide, dat was de grenzeloze onbaatzuchtigheid, die uit iedere zin straalde.
Dat wonderlijke woord: “Wie God echt liefheeft, moet niet verlangen dat God hem bemint” (»Wer Gott recht liebt, muß nicht verlangen, daß Gott ihn wieder liebe«), met al de premissen waarop het berust en al de gevolgen die eruit voortvloeien, vervulde mijn gehele denken. Onbaatzuchtig te zijn in alles, het meest onbaatzuchtig in liefde en vriendschap was mijn grootste genot, mijn leefregel, mijn handelen, so daß jenes freche spätere Wort: »Wenn ich dich liebe, was geht's dich an?« mir recht aus dem Herzen gesprochen ist.
Overigens mag ook hier niet uit het oog worden verloren, dat eigenlijk de intiemste verbindingen alleen tussen tegenstrijdige karakters kunnen ontstaan. De alles vereffenende rust van Spinoza vormde een contrast met mijn streven, dat met alles in botsing kwam, zijn wiskundige betoogtrant was het tegenbeeld van mijn dichterlijke aard en manier van uitbeelden en juist die stelselmatige wijze van behandeling die men niet gepast vond voor zedenkundige onderwerpen maakte mij tot zijn hartstochtelijke volgeling, tot zijn grootste vereerder.
Geest en hart, verstand en gemoed zochten elkaar met noodzakelijke affiniteit en door deze kwam de vereniging van de meest verschillende wezens tot stand.”

Goethe’s humanistische Prometheus staat voor de creatieve en rebelse geest die, God 'verwerpend', boos hem tart en zich tegen hem verweert. Hoewel de achtergrond klassiek is, wordt toch de joods-christelijke God opgeroepen door het “Da ich ein Kind war” (de Lutherse vertaling van Paulus’ “Toen ik nog een kind was, dacht ik als een kind, sprak ik als een kind… etc”). Maar in tegenstelling tot Paulus’ intentie, staat Goethe' s Prometheus bol van wantrouwen tot het goddelijke en van medelijden voor de slachtoffers van onheil.

Hier dan zijn gedicht, waarschijnlijk ontstaan in 1774, [Erstdruck 1785 ohne Goethes Wissen durch Friedrich Heinrich Jacobi, erster autorisierter Druck 1789 - van hier en hier met Engelse vertaling]

Prometheus

Bedecke deinen Himmel, Zeus,
Mit Wolkendunst,
Und übe, dem Knaben gleich,
Der Disteln köpft,
An Eichen dich und Bergeshöhn;
Mußt mir meine Erde
Doch lassen stehn
Und meine Hütte, die du nicht gebaut,
Und meinen Herd,
Um dessen Glut
Du mich beneidest.

Ich kenne nichts Ärmeres
Unter der Sonn als euch, Götter!
Ihr nähret kümmerlich
Von Opfersteuern
Und Gebetshauch
Eure Majestät
Und darbtet, wären
Nicht Kinder und Bettler
Hoffnungsvolle Toren.

Da ich ein Kind war,
Nicht wußte, wo aus noch ein,
Kehrt ich mein verirrtes Auge
Zur Sonne, als wenn drüber wär
Ein Ohr, zu hören meine Klage,
Ein Herz wie meins,
Sich des Bedrängten zu erbarmen.

Wer half mir
Wider der Titanen Übermut?
Wer rettete vom Tode mich,
Von Sklaverei?
Hast du nicht alles selbst vollendet,
Heilig glühend Herz?
Und glühtest jung und gut,
Betrogen, Rettungsdank
Dem Schlafenden da droben?

Ich dich ehren? Wofür?
Hast du die Schmerzen gelindert
Je des Beladenen?
Hast du die Tränen gestillet
Je des Geängsteten?
Hat nicht mich zum Manne geschmiedet
Die allmächtige Zeit
Und das ewige Schicksal,
Meine Herrn und deine?

Wähntest du etwa,
Ich sollte das Leben hassen,
In Wüsten fliehen,
Weil nicht
alle Blütenträume reiften?

Hier sitz ich, forme Menschen
Nach meinem Bilde,
Ein Geschlecht, das mir gleich sei,
Zu leiden, zu weinen,
Zu genießen und zu freuen sich,
Und dein nicht zu achten,
Wie ich!

Dat dit gedicht in het Duitse onderwijs nog altijd wordt behandeld, blijkt uit meerdere declamaties op YouTube, waarvan hier een voorbeeld:

Ik gebruikte voor dit blog, behalve http://www.zeno.org/Literatur en wikipedia, o.a.:

Detlev Pätzold, Spinoza-Aufklärung-Idealismus. Die Substanz der Moderne, Zweite, erweiterte Auflage, Van Gorcum, Assen, 2002

Jonas Jolle, 'Prince poli & savant': Goethe's Prometheus and the Enlightenment. The Modern Language Review, April 1, 2004

 

Reacties

Wel schitterende poezie, maar Spinoza-angehaucht? Hoewel hij rebels tegen de goden is, zie ik Goethe's Prometheus meer als vertolking van menselijke hoogmoed ("Hast du nicht alles selbst vollendet, heilig gluehend Herz?") en denk ik dat Jacobi hier, zoals ook in zijn verdachtmaking van Lessing (alsmede in zijn begrip van Spinozisme ueberhaupt) de plank missloeg - Goethe was wijs genoeg om de naam Spinoza niet met dit gedicht te verbinden. De rust die Spinoza's teksten over hem brachten, ontbreekt in de opstandige mens die denkt zelf alles met het gestolen vuur te hebben gemaakt en weeklaagt in zijn ellende.

Wim,
Ik ben het met je inhoudelijke beoordeling eens. Maar mij interessert bij dit gedicht dat het in de receptie ervan, beïnvloed door Jacobi, lange tijd door velen (en wat weten de velen van Spinoza?), gezien werd als een Spinoza-gedicht.