Kolakowski over Spinoza's eenzame denkhoogte
Eigenlijk kan ik maar beter stoppen met het lezen van inleidingen en geschiedenissen van de filosofie. Zo langzamerhand lees ik te vaak inzichten die ik al tot me genomen heb. Een uitzondering maakte ik voor het boek van Leszek Kolakowski, Waarom is er iets en niet niets? Kernvragen van de westerse filosofie in 30 filosofenportretten, dat eerst in het Pools en toen in het Engels uitkwam. Nu dus ook in het Nederlands [Klement, Pelckmans, 2009].
Kolakowksi heeft zich met dit boek niet ten doel gesteld de leer van de voornaamste filosofen samen te vatten, maar om van hen het voornaamste idee te beschrijven. Hij koos er dertig – zo ongeveer de canon van de filosofie.
Ik leerde meteen iets in mijn geheugen te corrigeren. Ik meende uit m’n filosofielessen van 45 jaar geleden dat de vraag van de titel van zijn boek van Parmenides kwam en in de 20e eeuw door Heidgger weer werd opgepakt, maar volgens Kolakowski was het Leibniz die voor het eerst deze vraag formuleerde. En inmiddels begint mij te dagen dat ik dit nog wel eens ben tegengekomen.
Mijn hoofdmotief om dit boekje te willen lezen is natuurlijk: zien hoe Kolakowski Spinoza behandelt. Naar aanleiding van het In memoriam dat ik voor Kolakowski schreef, had ik ontdekt dat hij zich al vroeg en uitgebreid met Spinoza had bezig gehouden – zijn proefschrift ging over Spinoza.
Maar een tweede motief was dat dit boek, althans de Engelse versie, indirect aanleiding werd voor mijn kleuze om een cursus over de TTP te beginnen. Ik had mij al enige maanden op die keuze voorbereid door ongeveer alle biografieën te lezen. Ik twijfelde namelijk of ik wel zin had in een boek dat zoveel over de Bijbel te lezen gaf… En toen Maarten van Buuren in zijn recensie van Kolakowski’s boek beweerde dat hijzelf en de filosofen die hij behandelde de interesse zouden hebben om filosofie en geloof te verbinden, schreef ik een blog Was Spinoza een gelovige? En schreef ik mij in voor die cursus om te toetsen dat hij dat volgens mij niet was. Het werd het begin van mijn Spinozaliefde.
Er is in dit boek - uiteraard dus - ook een hoofdstuk over Spinoza en dat is thuiskomen voor iemand die inmiddels al wel wat van en over deze filosoof tot zich nam. Kolakowski legt het accent op Spinoza’s godsidee. Het blijft spannend en interessant om iemand de hoofdlijnen van Spinoza’s denken te zien samenvatten. Kolakowski doet dat voortreffelijk. En hij geeft bij elke filosoof toch wel meer dan het hoofdidee.
Een zwakker punt vond ik dat hij Spinoza wel erg in de lijn van de Stoa ziet. Ja, Spinoza heeft zich zeer door de Stoa laten inspireren, maar hij zou Spinoza niet zijn als hij op die stroming geen kritiek had en een eigen denklijn opende. De veronderstelling dat weten – automatisch zoals bij Socrates en Plato of door de inzet van de wil, zoals bij de Stoa – leidt tot het doen van het goede of juiste, haalde Spinoza onderuit. Het leren kennen, het zoeken van het weten, moet zelf tot een passie worden – die dan trouwens geen passie meer is, maar actief handelen wordt. Als dat de sterkere passie wordt, kan die andere passionele verslavingen verdringen. Kolakowski laat hem iets te veel als een antieke Stoïcijn zijn.
Een passage over het niet bestaan van de vrije wil en de vraag of we dan wel misdadigers kunnen straffen (waarover het hier onlangs in een paar blogs ging) geeft hij als antwoord van Spinoza: "Ja, dat kunnen we. Op dezelfde manier als we gifslangen doden zonder ons af te vragen of ze een vrije wil hebben, moeten we misdadigers straffen in de naam van het algemeen welzijn.” Dat laatste vind ik toch tamelijk onspinozistisch normatief geformuleerd. Maar dat kan aan de vertaalster, Sabine Gilleman, liggen; volgens haar woonde Spinoza in bij een landheer, i.p.v. een huisbaas.
Kolakowski’s stelling, tot slot, “In de hele filosofiegeschiedenis bestaat er geen figuur zo eenzaam als Spinoza,” zegt wellicht iets over het Spinozabeeld in de tijd waarin hij zijn studie deed. Inmiddels weten we dat dit een aanvechtbare bewering is. Maar misschien bedoelde hij niet zozeer sociale eenzaamheid, maar meer de eenzaamheid op de top waarop Spinoza’s denken zich afspeelde en zegt het iets over Kolakowski’s waardering van Spinoza’s denkgrootheid van wie hij verder een sympathiek en intrigerend beeld schetst. Ik houd het op dat laatste.