Requiem voor "Het speelveld van de vrijheid"

Droef verslag van een onvermijdelijke miskoop.

“READERS OF CONTEMPORARY PHILOSOPHY will not be surprised to see the name Spinoza paired with Marx in the title of a recently published book. Ever since Louis Althusser argued in the mid-1960s that he and his cowriters of Reading Capital were Spinozists and not structuralists, there has been an increased inquiry into the points of connection between Marx and Spinoza. One could even say that what the Hegel/Marx connection was to a previous generation — animating the writings of Adorno, Sartre, Lukács, etc. — the Marx/Spinoza connection is to a current collection of philosophers ranging from Althusser, and the members of his circle such as Étienne Balibar and Pierre Macherey, to Antonio Negri, Warren Montag, and Hasana Sharp.”
Zo begint een recente bespreking [
cf.] van de vertaling in het Engels van Frédéric Lordon, Willing Slaves of Capital: Marx and Spinoza on Desire.

Zou het boek dat een maand geleden verscheen van Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid. Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht [Damon, 15 december 2014 - cf. blog] net zo’n boek in het Nederlandse taalgebied zijn?

Onweerstaanbaar, gezien mijn Spinoza-interesse, is voor mij dan de aanschaf van zo’n boek. Maar hoe groot kan vervolgens de tegenvaller zijn en de aanschaf dus een onvermijdelijke miskoop blijken.

In dit blog probeer ik mijn leeservaring met dit boekje te geven. Daar ik niet ga pogen de inhoud samen te vatten, volsta ik wat dat betreft met aan het eind van het blog de inhoudsopgave te geven – om ook een ‘objectieve’ indruk te geven. Ik zeg vooraf nog even dat ik dit niet leuk vind: het liefst breng ik hier een enthousiast leesverslag over een boek. Maar als het boek mij het tegendeel van plezier bezorgde, kan ik er niet omheen dat te melden.

Doel, opzet van het boek?
Wat is de opzet van Jasper Schaaf? Hij wil, zo lijkt het, de marxistische theorie redden. Na de val van het zgn. “reële socialisme” is de vroegere in intellectuele kringen zo grote belangstelling ervoor weggezakt.

Het lijkt daarbij of hij alsnog in de 21e eeuw wil voltrekken wat Marx in de 19e eeuw in Das Kapital heeft nagelaten, n.l. om zijn onderliggende dialectisch materialistische filosofie die hij in zijn jongere jaren ontwikkeld had en die blijkbaar nog steeds zijn filosofische basis vormde, alsnog uit te schrijven. Daarin zouden zijn inzichten over de dialectische verhouding tussen noodzaak en vrijheid nader uitgewerkt zijn. Schaaf wil er blijkbaar toe bijdragen dat te laten zien.

Hij biedt ons daartoe zijn ‘werk in uitvoering’ in de vorm van twee essays die los van elkaar staan. In het eerste heeft hij paragrafen over de politieke filosofie van Aristoteles en Spinoza. Maar die worden als een soort toevallige intermezzo’s zomaar gegeven, zonder dat er enige relatie met het betoog van dat hoofdstuk (als dat er al is) wordt gelegd. Het is alles nogal los zand.

Over het eerste van de twee essays kun ja alvast zeggen dat de titel, “Vrijheid in Karl Marx’ werk”, niet wordt waargemaakt. Er wordt wel wat in- en uitgepraat over ‘macht’ en ‘vrijheid’ zonder dat er ook maar een aanzet tot omschrijving, laat staan definiëring wordt geboden.

Het lijkt wel alsof de term “speelveld” de auteur parten speelt: hij goochelt met woorden (die nog geen begrippen geworden zijn) en biedt op vele pagina’s niet meer dan in- en uitpraten of gewauwel. Hij doet zelf wat hij op blz. 119 van Marx zegt: “in Marx’ werk valt op dat er vrij weinig definities over macht, dus over een visie op macht in het algemeen, te vinden zijn. Marx’ werk kan bestempeld worden als vrijheidsfilosofie en politieke filosofie, maar de kernbegrippen ervan, vrijheid en macht, worden weinig apart genomen in een analyse.” Schaaf wil de suggestie wekken alsof dat bij hem anders is, maar dat is niet het geval: ook bij hem is er een groot gebrek aan heldere begripsbepalingen.

Het lijkt soms, zoals ik boven al zei, dat Schaaf wil voltrekken wat Marx zelf achterwege liet, namelijk laten zien en expliciteren dat Marx “toch heel wat meer filosofie in zijn visie [had] gedaan.” (103) Of, zoals hij het elders zegt: dat hij zijn aan Das Kapital ten grondslag liggende ‘dialectisch materialisme’ niet apart heeft duidelijk gemaakt. En Schaaf heeft zich dus a.h.w. tot taak gesteld deze klus alsnog voor Marx te klaren. Maar die pretentie gaat hem toch echt mijlenver boven z’n macht.

Antonio Negri
Of neem de manier waarop Antonio Negri wordt af geserveerd. Nu vind ik dat de charlatan die Negri is, niet genoeg bestreden kan worden. Maar zoals Schaaf dat doet… Hij zegt wat over wat Negri met Spinoza doet en stelt dan: “… opvallend zijn dan de eigen inkleuring van het begrip menigte en de verabsolutering van de democratie.” (76) Maar over wat dan die ‘eigen inkleuring’ resp. ‘verabsolutering’ precies inhouden, daarover vernemen we niets. Het is net alsof de ene charlatan via goocheltrucs de andere charlatan wegtovert. Schaaf komt vervolgens met de eenvoudige oplossing: “Nu kun je Negri gewoon overslaan.” (80) Wel, dat is het beste dat je ook met Schaaf kunt doen: gewoon overslaan.

Substantie
Het dieptepunt van het boekje is waar het de term ‘substantie’ invoert. Ik heb het uitdrukkelijk over de term, niet over enig begrip, want dat is afwezig. Schaaf geeft wel aan dat er over de verschillende betekenissen van substantie heel wat te zeggen zou zijn. Daar begint hij niet aan. Maar hij gebruikt de term wel en geeft, zoals we inmiddels van hem gewend zijn, niet aan in welke betekenis hij het gaat gebruiken. Hij geeft nog wel aan dat hij het gebruikt in de zin van ‘het gelijkblijvende’, maar op diverse plaatsen waarop hij de term gebruikt, heeft het er meer van weg dat hij dat doet in de betekenis in de dagelijkse omgangstaal: een algemene aanduiding voor stof, materie.

Zoals dan vervolgens in de paragrafen 6 en 8 van het tweede essay samenvattingen van willekeurige stukjes filosofie van Hegel, Spinoza en Marx bijeen worden geplaatst en van commentaar voorzien: het is tenen kromtrekkend zoals hij tamelijk willekeurig uit Hegel, Marx en Spinoza teksten bijeen brengt en daaraan conclusie verbindt - het is wanbegrip ten top.

We lezen: “… als we bedenken dat bij Spinoza de substantie twee attributen heeft, waarmee dan ook het subjectieve bewegende karakter van de substantie volledig wordt erkend, in de term god.” (92) Hoeveel werkelijk begrip van Spinoza wordt getoond in zo’n enkele zin? Het is onbegonnen werk om alle zulk soort onzin-zinnen te gaan citeren. Waar moet je met humbug beginnen – hoe Haagse bluf aan te pakken?

Hoe een bewering te begrijpen dat zelfs ‘vrijheid’ als ‘substantie’ kan worden begrepen (“zolang we deze termen niet verabsoluteren.” (121) Hoe krijgt iemand het uit z’n pen?

Zo krijgt hij ook uit zijn pen om Spinoza een soort ‘afsterven van de staat’ toe te dichten, als maar het volk meer aan bod komt, alsof een democratie niet een staat of een bestuursvorm zou zijn. (110)

Onderscheid ontdekken - presenteren
Een van de interessantste aspecten van het boekje - want er zijn gelukkig ook een paar dingen goed aan; die betreffen dan voornamelijk meer historische, feitelijke mededelingen – gaat over het voor Marx zo belangrijke onderscheid tussen het ontdekken van samenhangen en wetmatigheden en de presentatie (Darstellung) ervan. Dat is een preoccupatie van Marx die regelmatig terugkomt en waaraan we meer in het algemeen wel wat hebben. Maar dan…

‘Het gedachte bestaan’ van de ruilwaarde
Een van de merkwaardigste passages vond ik hoe de auteur op blz. 96-97 dit onderscheid ging toepassen. Hij vraagt zich daar af of Marx misschien voor zijn ‘Darstellung’ gebruikt gemaakt heeft van de denkwijze van Spinoza. De ruilwaarde zou hij dan zien “als een gedacht bestaan,” wat Schaaf uitlegt als: “gedacht, dus fictief.” Alsof alle denken alleen maar fictie zou zijn! Wat Marx zou kunnen bedoelen is dat iedereen b.v. de gebruikswaarde van een pan a.h.w. direct kan zien, maar dat je voor het inzien van de ruilwaarde ervan (de geïnvesteerde arbeidstijd) je denken, je begripsvermogen nodig hebt. Zoals Schaaf het toelicht zou Marx een van zijn belangrijkste ontdekkingen, het onderscheid en tevens de samenhang van gebruikswaarde en ruilwaarde, in z’n presentatie als iets fictiefs gaan brengen? Ik denk dat – als hij hier een denkfiguur van Spinoza zou toepassen – het hem eerder zou gaan om het parallellisme: het zijn van één ding dat nu eens van de ene kant en dan weer van de andere kant kan worden bekeken: eenheid van zijn en kennis of denken erover. De ruilwaarde (hoewel je die alleen door denken kunt begrijpen) is voor Marx uiteraard zo reëel als wat en heeft niets fictiefs.

Nogmaals onderscheid ontdekken - presenteren
Die kwestie slaat uiteraard terug op het boekje zelf. Is het nu vooral zo dat het een goede presentatie mist, maar dat er wel een serieuze en betekenisvolle inhoud in steekt? Misschien dat Schaaf zelf het idee heeft dat hij een zinnige, samenhangende inhoud te pakken heeft, maar ik vrees dat ook dat nog maar de vraag is en dat het niet alleen om geworstel met de presentatie gaat, maar dat er nog sterk geworsteld wordt met de nog nader te ‘ontdekken inhoud’ zelf.

Naar mijn indruk wil de auteur teveel en heeft hij een hoeveelheid hooi op zijn vork genomen die hij niet aankan: de hele Marx, de hele Hegel en de hele Spinoza…

Ik heb, zoals ik al aangaf, de indruk (meer dan dat is het niet, want de auteur duidt slechts aan en stelt z’n thema niet scherp) dat hij wil aantonen dat Marx, vooral wat betreft Das Kapital, niet goed gelezen is en dat hij ten onrechte als een soort voorspeller van historische uitkomsten van a.h.w. mechanische processen werd gezien, terwijl hij dat niet was, maar hij slechts condities en mogelijkheden aangaf, waarbinnen dan nog wel door mensen moest worden opgetreden.

Dat er dus alle ruimte en dus vrijheid was (geen willekeurige vrijheid, waaraan maar welke nieuwe maatschappelijke ordening ook kon worden voortgebracht), nee, de mogelijkheden voor het nieuwe lagen vervat in de condities van het bestaande, maar toch was er een “speelveld voor de vrijheid”. Dat soort aspecten heeft Marx onvoldoende uitgewerkt en dat stelt de auteur zich voor alsnog te doen, mét behulp van eerdere filosofie van Marx zelf, vanuit de tijd dat Marx ook intensief Spinoza bestudeerde.

Hij wil dus a.h.w. Marx redden en wel met een snufje Spinoza. Zoiets. En met dan ook nog een flinke snuf Hegel en zoals hij Spinoza las. Maar ik heb het al gezegd: hij vertilt er zich aan – zeker op die bladzijden waarin hij de term ‘substantie’ opvoert.

Al lezend komt steeds meer de vraag bij me op: waarom in ’s hemelsnaam schafte ik mij dit boekje aan. Het is duidelijk: omdat naast Marx ook Spinoza op de cover voorkwam. Ik had het beter kunnen nalaten, maar dat kun je pas weten nadat je van de onheldere inhoud kennis hebt genomen.

De ‘waardesubstantie’ van dit boek is dezelfde als die van gebakken lucht. De tijd die je investeerde om het te lezen en te pogen het te bevatten, blijkt volstrekt verloren tijd. Je bent er geen spat wijzer van geworden.

Van uitgeverij Damon begrijp ik niet dat ze dit boek uitgegeven hebben. Daar heeft een redacteur of zitten slapen of zich door al het bla-bla laten imponeren. Wel hebben ze een goede cover laten maken: je kunt telkens weer een spel beginnen door de stukken opnieuw op te zetten en er maar weer mee te schuiven – dat soort speelveld van de vrijheid dus.

Wat hebben we van dit boekje opgestoken? Helemaal niets, of toch erg weinig (wat historische feitelijkheden). Het was zonde van de tijd, maar ja, daarvoor moest je die wel eerst verspillen. En daarom klinkt dit stukje waarschijnlijk zo boos.

 

Inhoud van Jasper Schaaf, Het speelveld van de vrijheid. Marx, Spinoza, overwegingen over vrijheid en macht

Essay 1 – Vrijheid in Karl Marx’ werk

1    Proloog – Joseph Dietzgen, een beetje anarchist?
2    Macht en vrijheid in het werk van Marx en Engels
3    Dialectiek van vrijheid en noodzakelijkheid
4    De kracht van het woord vrijheid in de praktische politiek
5    Marx in discussie met de bakoenisten in de periode van de Eerste Internationale
6    Praktische aspecten, voorboden van latere discussies
7    Verdere ontwikkeling van een marxistisch vrijheidsbegrip

Essay 2 – Het speelveld van de vrijheid

1     Inleiding. Vragen over vrijheid die ertoe doen
2    Antonio Negri, irritant en intrigerend
3    Karl Marx over de waardesubstantie en de verstrekkende betekenis hiervan
4    Werd Marx door Spinoza geïnspireerd bij het schrijven van Het kapitaal?
5    Macht, de menigte en rationaliteit bij Machiavelli en Spinoza
6    Kan macht als ‘een substantie’ worden begrepen?
7    Dialectiek van de macht en het speelveld waarop gespeeld wordt
8    Het speelveld van de vrijheid, basale aspecten van een model
9    Het speelveld van de vrijheid als metafoor

Reacties

Vandaag heeft Mark van Dijk in Trouw een bespreking van dit boek. Hij is niet enthousiast, vindt alles te abstract gebracht, haalt een zeer onbegrijpelijke zin aan, vindt het "geschreven in de taal van de ingewijden." "Het refrein luidt zo ongeveer: Marx had gelijk (natuurlijk), maar hij is verkeerd begrepen, en dat is nog eens deels aan hemzelf te wijten. Schaaf verwijt Marx [..] dat hij heeft nagelaten zijn theorie op een toegankelijker wijze uit te leggen." Hij vindt dit boekje niet behulpzaam om Marx nog eens met nieuwe ogen te lezen in tijden van Piketty.
Enfin, deze recensenten lijken het eens.

Op dewereldmorgen.be een serieuze bespreking door Lieven Vanhoutte, "Bestaat 'linkse' vrijheid?" Hij vindt: "het speelveld van de vrijheid is de vlag, niet meteen de lading." Zijn slotalinea luidt:
"Jammer, maar ook Jasper Schaaf blijft steken in een dialectische benadering waarbij vrijheid in het rood gekleed gaat. Het vrijheidsbegrip wordt collectief ingevuld en individueel afhankelijk gemaakt van de vooruitgang van de revolutionaire situatie op weg naar een utopisch socialisme. In een tijd waar het sterke appel van individualistische vrijheidsaspiraties is dit antwoord onvoldoende om mobiliserend voor een nieuw project te kunnen werken."

http://www.dewereldmorgen.be/artikel/2015/03/10/bestaat-linkse-vrijheid