Richard H. Popkin (1923 - 2005) - zijn Spinoza-boekje
“epitome of what a true philosopher
should be like as a person.”
In dit boekje, dat een jaar voor zijn overlijden verscheen, gaf hij a.h.w. in kort bestek nog eens een duidelijk beeld van leven en leer van Spinoza – een summa. Het is ontzettend compact, maar helder geschreven en prettig leesbaar. Het wordt ondanks de beknoptheid nergens oppervlakkig. Integendeel, het zit boordevol informatie. Je merkt als lezer dat achter elke alinea een wereld van studie en speurwerk in archieven verscholen gaat.
Popkin weerlegt diverse veronderstellingen van anderen inzake Spinoza’s leven, maar komt zelf met vele andere aandragen, waarvan sommige zeer aannemelijk zijn, maar andere even speculatief. Aannemelijk is zijn veronderstelling dat Spinoza het boek van La Peyrère, Prae-Adamitai, op een vroeg tijdstip in zijn carrière las, maar hij veronderstelt ook dat Spinoza de anti-christelijke joodse werken die juist in de 50-iger jaren verschenen zou hebben gekend; waar geen enkele aanwijzing voor is. Wat Spinoza’s mogelijke bekendheid met de zaak Uriel da Costa betreft die door velen wordt aangenomen, wijst hij erop dat die zaak binnen de joodse gemeenschap nogal onder de pet werd gehouden. Da Costa’s autobiografie werd pas in 1687 voor het eerst gepubliceerd als appendix in een dispuut tussen Orobi de Castro en Philip van Limborch die het aan de publicatie toevoegde om aan te tonen hoe slecht joden andersdenkenden behandelden. Tot dan had niemand de Spinoza-affaire gelinkt aan deze mogelijke ‘bederver’ uit eigen kring. Popkin wijst erop dat zelfs Bayle die wel een lemma Acosta had, noch daarin, noch in het uitvoerige lemma over Spinoza waarin hij ook diens jonge jaren beschreef, een link legde naar de eerdere ketter. Of de Da Costa-zaak Spinoza beïnvloedde is niet vast te stellen.
Zo doet hij aan meer debunking en gaat de diverse – meestal speculatieve – scenario’s, waarmee de redenen voor de herem werden gereconstueerd (b.v. van Jonathan Israel en Steven Nadler) te lijf en maakt een eigen reconstructie, waarbij er een tijdje wat heen en weer gedabatteerd is tussen de rabbijnen, parnassim en Spinoza, waarna Spinoza zich losmaakte en uit de gemeenschap terugtrok om als onafhankelijke Portugees onder collegianten in Amsterdam te gaan leven, waarbij hij zich geenszins als slachtoffer zag of zich als uitgestoten paria opstelde. De leiding van de joodse gemeenschap sloot het dossier met een rustige, niet publieke en verder stil gehouden herem, waarmee ze hem uitschreven. De tekst van die herem is aan niemand bekend geweest tot de eerste publicatie door Freudenthal.
Popkin geeft een prachtige samenvatting van de Tractatus Theologico-Politicus (TTP). Hij benadrukt dat in tegenstelling tot alle voorgangers in bijbelkritiek (Hobbes, La Peyrère, Fisher) Spinoza de eerste was die zich niets gelegen liet liggen aan de ‘speciale status’ (als bovennatuurlijk geopenbaard heilig boek) en het radicaal wetenschappelijk als mensenboek, als seculiere tekst, bestudeerde.
Op grond van zijn studie van de centrale Bijbelse boodschap kon Spinoza de rol van de godsdienst reduceren tot bijdragen tot burgerlijke gehoorzaamheid aan morele wetten. Deze uitkomst, gevoegd bij een analyse van de natuur van de mens (hfst 16 TTP) vormde tevens de grondslag voor de politieke theorie en de plaats en rol van intellectuelen/wetenschappers en religieuze activiteiten in de maatschappij. Hij baseert zich voorts vooral op Jonathan Israel voor een schets van de furie die ontstond n.a.v. de publicatie van de TTP.
Ook de Ethica krijgt uiteraard een apart hoofdstuk. Van de hoofdlijn van het eerste deel, zoals geometrisch ontwikkeld vanuit definities en axioma’s, geeft Popkin een knappe samenvatting. Hij laat zien hoe steeds vaker noten en toelichtingen buiten de geometrische lijn worden toegevoegd om er maar voor te zorgen dat de lezer de bedoelingen vat. Wat Spinoza daar ontwikkelt noemt Popkin een ‘strong pantheistic cosmology’. Ik vind dat hij erg ver gaat in het benadrukken van Spinoza's pantheïsme, waarbij hij zover gaat Spinoza te laten beweren dat alles dat immers verklaard moet worden door God "therefore has te be, in some sense, part of God." Dit is geen Spinoza meer; zijn God bestaat niet uit deeltjes. Ook hier komt Popkin met een kabbalistische lezing van delen van de Ethica, zij het dan een ‘as a rational kabbalist’, zonder de verbeelding en getallenleer.
Fraai vind ik zijn behandeling van Spinoza’s anti-scepticisme en zijn waarheids- en zekerheidsleer. Ook heel interessant is hoe hij in kort bestek de kwestie behandelt of er bij Spinoza en diens vergaande, zelfs totale determinisme, ruimte is voor enig menselijk initiatief. Heeft het zin mensen aan te raden tot groter begrip te komen? Kunnen ze zichzelf en hun leven veranderen? Hebben ze daartoe een vrije optie? Of is ook dat allemaal – dus ook de vraag wie wijzer worden - onderworpen aan dezelfde gedetermineerde oorzakelijkheid: sommigen wel, anderen niet. Volgens Popkin wil Spinoza allebei: zowel totaal determinisme van menselijke activiteit, als enige ruimte voor innovatie en zelf-verbetering door meer te begrijpen.
In het laatste hoofdstuk beschrijft hij nog een aantal contacten die Spinoza in de laatste jaren van z’n leven heeft gehad, komt hij met enige gegevens die het nogal hagiografische Spinozabeeld wat bijstellen, zodat hij iets menselijker wordt. Volgens hem hebben z’n vrienden alle materiaal vernietigd dat zou kunnen afdoen aan het beeld dat ze wilden vestigen en waaruit hij van elke mogelijke blaam bij voorbaat werd gezuiverd. En dat is gelukt, want Spinoza werd gezien, zoals hij ook al op de eerste bladzijde had gezegd:
“as the model of what an intellectual should be.”
Maar lezen van dit boekje roept bij mij ook vragen op.
Als je je aan de hand van Popkin laat meenemen kom je tevens in milieus terecht, waarvan je je afvraagt hoever je daarin mee wilt gaan. In dit boekje merk je dat Pokin zich heel veel heeft bezig gehouden met scepticisme, religie en ongodsdienstigheid, maar ook met kabbalah, gnosticisme, millennarianisme, hermeticisme, kortom, stromingen die Popkins zelfs aanduidde als The Third Force in Seventeenth-Century Thought (Brill, 1992). “Could Spinoza have been unaware of the messianic excitement?”zo vraagt hij zich af. Of, kon hij geen contact hebben met de Quakers die toen in Amsterdam verbleven? Of kon hem de belangstelling ontgaan die de joden hadden voor Sabbatai Sevi, waar Oldenburg hem naar vroeg? Allemaal zaken die Popkin in hoge mate interesseerden en die hij ook in dit boekje breed uitmeet. Maar hij moet toegeven dat er geen enkele evidentie is dat Spinoza door deze groepen is beïnvloed of invloed op hen had. Al die zaken zeggen iets over die tijd, maar weinig over Spinoza - anders dan dat hij zich er verre van hield; althans van zich erover te uiten.
Popkin omschreef van zichzelf: "my iconoclastic views about Spinoza, his relationship with Dutch millenarians, with Quakers, and others." *)
Popkin was een zeer invloedrijke historicus van de filosofie, een internationaal gerenommeerde geleerde op het punt van joods messianisme en christelijk chiliastisch millennarianisme; de onderzoeker van "het niemandsland tussen jodendom en christendom." Hij sprak en schreef meerdere malen over “Spinoza and Les Trois Imposteurs."
Zijn The History of Scepticism from Erasmus to Descartes (1960) werd The History of Scepticism from Erasmus to Spinoza (1979); daarna tenslotte The History of Scepticism from Savonarola to Bayle (Oxford, University Press: 2003). De bestudeerde perioden dijden dus aan begin en eind telkens uit. Bij het eerste verschijnen in 1960 wees het vele ideeën-historici op de tot dan onvoldoende besefte invloed op het westerse denken in de Zeventiende Eeuw van het scepticisme (vaak Pyrrhonisme genoemd) van Sextus Empiricus. E. James Force van de Humanities Library, University of California, San Diego, omschreef The History of Scepticism from Erasmus to Descartes als: "his paradigm-shattering History" - zijn paradigma-verbrijzelende geschiedenis.
---------------
*) in eerdergenoemd werk: Richard H. Popkin, Introduction in: James E. Force, David S. Katz (Ed.s) Everything connects: in conference with Richard H. Popkin : essays in his honor. BRILL, 1999, 378 pp, p xx. In een lang hoofdstuk in dat werk beschrijft hij zijn organiseren en deelnemen aan conferenties, overal ter wereld. Je vraagt je af hoe hij nog tijd vond voor archiefstudie.
Reacties
Doet mij goed, dat je zo uitgebreid (en adequaat) ngaat op het praachtige Spinoza-boekje van mijn goede vriend en collega Richard Popkin. In het bijzonder dat je zijn NUCHTERE beschouwing over de herem presenteert, de herem, waarmee speciaal Joodse schrijvers het menigmaal zo moeilijk hebben en waarover zij de meest ingewikkelde en onwaarschijnlijke constructies bedenken (zoals bv. O. Vlessing). Richard was een flamboyante persoon en innovatief onderzoeker, onvergetelijk voor wie hem ontmoette. Ik heb hem altijd als een voorbeeld beschouwd. Op dit moment zijn twee MEMORIAL VOLUMES te zijner ere in de maak in Italie.
Wim Klever 13-07-2009 @ 09:41