Spinoza’s uitstapje naar het door de Fransen bezette Utrecht

Zeven jaar geleden, 19 augustus 2009, had ik al eens een blog waarin ik wees op een artikel van W.G.C. Byvanck, bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek en tevens redacteur van De Gids, in de 60e jaargang van De Gids (1896): een recensie op het boek van K.O. Meinsma, Spinoza en zijn Kring. Historisch-Kritische studiën over Hollandsche vrijgeesten. Het stuk kreeg de titel "Spinoza in Utrecht". Het was maar enigszins een recensie en vooral een interessante erudiete beschouwing waarin Byvanck liet zien wat hem zoal bekend was over de tocht van Spinoza naar Utrecht. Hij schreef het met de bedoeling om enige aanvulling te geven op het 12e hoofdstuk van Meinsma's boek", getiteld: "Een zonderling uitstapje."  Het is duidelijk dat Meinsma, noch Byvanck op de hoogte waren van het hierna te noemen artikeltje van Johannes van Vloten.  

In het blog van 8 juni 2016 over “Joachim Nieustadt (ca. 1624 - 1696) "onze vriend" schreef Spinoza aan Van Velthuysen”, meldde ik een artikel van Jeroen M.M. van de Ven, “Crastinâ die loquar cum Celsissimo principe de Spinosa”. New Perspectives on Spinoza’s Visit to the French Army Headquarters in Utrecht in Late July 1673. In Intellectual History Review, 2015 [cf.] “Ik wacht af tot er mogelijk via het ooit op internet te verschijnen Spinoza Web meer over bekend wordt,” schreef ik erbij. Gisteren zag ik op Jeroen van de Ven’s webpagina bij de Univ. Utrecht dat hij bij dit artikel een link geeft waarmee een gratis copy van het artikel kon worden bemachtigd {html aldaar is met enige omwegen ook een eigen PDF te downloaden). Graag wijs ik hier op.

Alles wat er bekend is over Spinoza’s trip naar Utrecht juli 1673 staat hier bijeen. Van de Ven geeft nuttige informatie over de context, de inval door de Fransen, de inname van Utrecht, het terugtrekken van het leger van de Republiek achter de waterlinie, de moord op de gebr. De Witt. Al die informatie is gegroepeerd rond twee brieven die al wel eerder ontdekt waren, maar in de secundaire Spinozaliteratuur buiten beeld waren geraakt.

Het eerste is een briefje (een kattenbelletje) dat de Zwitserse luitenant-kolonel Jean Baptiste Stouppe (1624–92/1700) die in het Franse hoofdkwartier in Utrecht verbleef, schreef aan de uit Duitsland afkomstige Johannes Georgius Graevius (1632–1703), die in Utrecht geschiedenis, politiek en retorica doceerde. Johannes van Vloten had dit in 1880 in De levensbode gepubliceerd, “Spinoza’s uitstapjen naar Utrecht”, maar het was later aan de aandacht van Spinoza scholars ontsnapt. Van de Ven ontdekte in Kopenhagen het origineel van het briefje en biedt in het artikel een foto, transcriptie en vertaling van de tekst. Uit dat briefje blijkt duidelijk dat het Stouppe was die Spinoza naar Utrecht haalde en dat het Graevius was die hij e.e.a. liet afhandelen.

Het tweede briefje dateert van 28 juli 1673, is gericht aan Condé en werd geschreven door de oudere broer van Jean Baptiste, Pierre-Alexandre Stouppe (1620–1701) die militair gouverneur was van Utrecht. Dit briefje was te vinden in het boek van Gustave Cohen, Le Séjour de Saint-Évremond en Hollande et l’entrée de Spinoza dans le champ de la pensée française [Paris: Champion, 1926].
In dit briefje werd meegedeeld: “The said Spinoza, who has come from The Hague, at the request of my brother, has told him that Mr de Montbas, who was put on trial in the month of November by the sentence of the War Council, has been hanged in effigy last Tuesday.”

Spinoza was dus de overbrenger van het nieuws dat de kolonel Jean de Barthon (1613–73), burggraaf van Montbas, die in dienst van het Staatse leger als commissaris-generaal der ruiterij het Tolhuis bij Lobith bij de komst der Fransen verlaten had en wegens dit verraad bij verstek ter dood veroordeeld op 25 juli 1673 symbolisch in Den Haag was opgehangen. Spinoza was hier misschien getuige van of heeft dit meegekregen. Het is opmerkelijk dat dit eigenlijk het enige is dat we weten van wat er bij dat bezoek aan de orde is geweest.

Naast de snippertjes die o.a. d.m.v. deze twee brieven, bekend zijn, moet Van de Ven erkennen dat nog steeds: “The true reasons how and why Spinoza found favour with the French army staff are still unknown and it is a complete mystery for what purpose he was invited to Utrecht in particular. Preparations for the trip were clearly surrounded with secrecy and it is highly doubtful that Spinoza was simply invited for “philosophical entertainment” alone. Another moot question, why he accepted the peculiar invitation in the first place, also remains unanswered. Spinoza could simply have refused and refrained from leaving his safe residence in The Hague.”

Enfin, mooi dat dit gedegen artikel vrij toegankelijk is gemaakt.  

* * *

Het artikel van Byvanck wordt niet vermeld in de bibliografie en Joachim Nieustadt komt in het stuk niet voor.