Een anatomische les van Gilles Deleuze

Iedereen die wel eens ‘wat aan Spinoza doet’ heeft wel eens gehoord of gelezen dat volgens Gilles Deleuze Spinoza ons twee, of eigenlijk zelfs drie Ethica’s in één geboden heeft. Er is de geometrisch geordende leeslijn van de definities, axioma’s, stellingen, bewijzen en corrolaria. Dat is de ene Ethica. Daardoorheen krijgen we de voorwoorden, appendices en scholia. Dat vormt de tweede Ethica. En tenslotte komt hij er op om een groot deel van het Vijfde deel als een aparte Ethica te beschouwen.

Wie erin geïnteresseerd is hier meer over te weten, maar het Frans niet machtig, wijs ik op het hoofdstuk van Gilles Deleuze, Spinoza and the Three "Ethics." In: Warren Montag, Ted Stolze (Eds.) The new Spinoza. University of Minnesota Press, 1997, p. 20 – 33. Het is - althans momenteel - in z’n geheel bij books.google te lezen. Ik heb er met genoegen kennis van genomen en ga er nog iets verder op in.

Deleuze laat als een analist en ontledend anatoom de diverse soorten tekenen zien, zoals hij ze samenvattend noemt: de affecten, de concepten en de essenties en waarnemingen. De anatoom Dr. Nicolaes Tulp stapt a.h.w. uit het doek van zijn anatomische les om als een Rembrandt zelf ons te laten zien hoe het schilderstuk in elkaar is gezet (om, aangespoord door Deleuze, ook maar eens beeldend te spreken).

Want na het schetsen van het gereedschap, roept Deleuze als een creatief dichter er allerlei beelden mee op. Hij werkt een riviermetafoor uit, waarmee hij de concepten en bewijzen ziet langs meanderen, als een soms snel stromende, dan weer een kalme, breed uitwaaierende rivier. Vanwege deze riviermetafoor haal ik aan het eind van dit blog een fraaie video naar binnen, waarin een riviergedicht van Jorge Luis Borges wordt verbeeld.

Daardoorheen werkt Deleuze een optische lichtmetafoor uit, waarmee hij de affecten en de eerste kennissoort vergelijkt met schaduwen die bij Spinoza alle een vermeerdering of vermindering van licht zijn, want bij Spinoza is er geen tegenstelling tussen duister en licht, geen clair-obscuur, want alles is licht (soms meer soms minder). In dat verband vergelijkt hij Vermeer met Spinoza en Rembrandt met Leibniz, die wél het duister als iets aparts zou zien. (Ik heb deze passage toegevoegd aan het recente blog over Vermeer, hoewel het citaat eigenlijk alleen te begrijpen is voor wie het hele artikel lezen).

Deleuze roept vragen op die fundamenteel zijn, maar niet simpel te beantwoorden, zoals: hoe vormen we eigenlijk gemeenschappelijke noties? Het Ie maar ook het Ve deel start met de meest algemene noties, alsof we ons helemaal niet verwonderd hoeven afvragen hoe we zelfs maar tot één enkele, simpele gemeenschappelijke notie komen! Eerder, bij het schetsen van de overgang van de eerste naar de tweede kennissoort waarbij we concepten vormen, heeft hij erop gewezen dat we daarbij altijd in het gebied van de ‘tekenen’ (de affecten) blijven, waarbij er echter affecten zijn die ons kunnen helpen om het domein van de eerste kennissoort te verlaten en de stap naar de tweede kennissoort te maken. Er is dus ‘iets’ in de tekenen die die overgang helpen maken. Maar de selectie ervan is uiterst moeilijk: is een terrein van strijd – met onszelf en met anderen.

Enfin, ik hoop dat ik uw genoeg nieuwsgierig heb gemaakt naar dat hoofdstuk Spinoza and the Three "Ethics" van Gilles Deleuze.

Video met fragment El río interminable [De eindeloze rivier] uit de "Arte Poética", J.L.Borges. 1960 

   


"Mirar el río hecho de tiempo y agua
y recordar que el tiempo es otro río,
saber que nos perdemos como el río
y que los rostros pasan como el agua.

Sentir que la vigilia es otro sueño
que sueña no soñar y que la muerte
que teme nuestra carne es esa muerte
de cada noche, que se llama sueño.

Ver en el día o en el año un símbolo
de los días del hombre y de sus años,
convertir el ultraje de los años
en una música, un rumor y un símbolo,

ver en la muerte el sueño, en el ocaso
un triste oro, tal es la poesía
que es inmortal y pobre. La poesía
vuelve como la aurora y el ocaso.

A veces en las tardes una cara
nos mira desde el fondo de un espejo;
el arte debe ser como ese espejo
que nos revela nuestra propia cara.

Cuentan que Ulises, harto de prodigios,
lloró de amor al divisar su Itaca
verde y humilde. El arte es esa Itaca
de verde eternidad, no de prodigios.

También es como el río interminable
que pasa y queda y es cristal de un mismo
Heráclito inconstante, que es el mismo
y es otro, como el río interminable."

(fragmento de "Arte Poética", J.L.Borges. 1960)