George Santayana (1863 - 1952): Locke..."a terrible come down after Spinoza"

Nadat Santayana op 21 februari 1932 op 68-jarige leeftijd in Den Haag gesproken had bij de herdenking van de driehonderste geboortedag van Spinoza (de rede is als ‘Ultimate Religion’ uitgegeven), schreef hij op 8 mei 1932 in een brief aan Daniel Cory, over het feit dat de Royal Society of Literature hem gevraagd had te spreken ter gelegenheid van de driehonderste geboortedag van John Locke: “It is a terrible come down after Spinoza”.
Dit tekent wat Spinoza voor Santayana betekende.

 

“The stone upon which Santayana built his cathedral was Spinoza,” schrijft Henry Tompkins Kirby-Smith in A philosophical novelist: George Santayana and The last puritan [SIU Press, 1997 p. 25] in wiens boek het na die zin volgende derde hoofdstuk de titel draagt: Spinoza. (Juist dit hoofdstuk over Spinoza is bijna in z’n geheel bij books.google te lezen! Zie aan het eind van dit blog). Daarin gaat de auteur zo ver om Santayana met een knipoog naar Novalis zelfs te omschrijven als 'ein Spinozabetrunkener Mensch'.

Hij schrijft dat de Spinoza in Santayana nauwelijks wordt opgemerkt en zelden of nooit wordt besproken. Dit boek is het enige aan Santayana gewijde boek waarin die relatie wel uitgebreid aan de orde komt. Het citeert uit diverse brieven, waarin Santayana van zijn gefascineerdheid door en schatplichtigheid aan Spinoza getuigt. Maar Santayana is ook heel kritisch en ontwerpt een geheel eigen filosofie. Ik heb de indruk dat Henry Tompkins Kirby-Smith de Spinoza-connectie in Santayana wel terecht benadrukt, maar toch ook enigszins overdrijft.

Ook Timothy L. S. Sprigge had in zijn boek Santayana: an examination of his philosophy [Routledge, 1974, 1995] heel weinig over Spinoza, wiens naam enige malen slechts in een opsomming voorkwam. Maar zijn lezing over Spinoza en Santayana. Religion without the supernatural die hij op 31 oktober 1992 voor de Ver. Het Spinozahuis hield en die als brochure is uitgegeven, is volgens mij de beste studie die er te vinden is over wat Spinoza voor Santayana betekende.

   

Hierna geef ik daarvan een uittreksel.

 

 

Santayana was geboren in Spanje, in Madrid, uit katholieke ouders, die – hoewel niet devoot – hem uiteraard wel katholiek lieten dopen. Het katholicisme heeft waarschijnlijk niet sterk in hem geleefd, maar wel had hij de culturele invloed ervan ondergaan. Zijn moeder was weduwe van een Amerikaan van wie ze vier kinderen had. Santayana had dus half-broers en –zusters. Haar huwelijk met Santayana’s vader was niet goed en toen George 5 jaar was verliet zij hen en nam haar eerste vier kinderen mee naar Boston. George kwam vier jaar later weer bij hen en werd verder in Amerika opgevoed. Hij werd professor aan de Universiteit van Harvard. Op zijn 48e nam hij ontslag en ging naar Europa waar hij meestal in hotels verbleef. Eerst tijdens WO I in Engeland, daarna meestal in Rome, waar hij in 1952 overleed. De royalties van zijn boeken verschaften hem voldoende inkomen. Hij leefde alleen en vermeed het hebben van veel bezittingen. Hij schreef in het Engels en hechtte eraan als Amerikaans filosoof gezien te worden. Toch zag hij zichzelf vooral als Spanjaard en on-Amerikaans van gedrag.

Hij was een veelschrijver. Z’n grote metafysische werk, The Life of Reason, kwam in vijf delen (1905-06). Z’n andere grote filosofische werk, Realm of Being, verscheen in vier delen (1923-1940). Dit had een inleidend werk gekregen: Scepticism and Animal Faith.

The Realm of Being bestond uit de delen: The Realm of Essence, The Realm of Matter, The Realm of Truth en The Realm of Spirit. Een belangrijk later werk was The Idea of Christ in the Gospels (1946). Dit boek is het enige boek van Santayana dat in het Nederlands is vertaald; door Paul Juffermans en verscheen in 2007 onder de titel God in de mens. [Zie ook mijn vorige blog over Santayana].

De filosofen waarmee Santayana zich het meest verstond waren Aristoteles, Spinoza en Schopenhauer. Hij schreef ook gedichten, literaire kritieken en een novelle, The Last Puritan.

Hij zag zich als materialist in die zin dat alleen het natuurlijke causale werking kan hebben. De materie is als het attribuut uitbreiding bij Spinoza, bewegend en veranderend volgens inherente wetten. Sommige delen van de fysieke wereld brengen geest of bewustzijn voort. De enige waar we zeker van zijn, zijn de dierlijke organismen, maar een wijdere spreiding van geest is mogelijk. Geest is bewustzijn van de omgeving. Maar het organisme waarin het ontstaat kent ook fantasierijke verbeelding, dat soms goed werkt en te genieten is, soms iets vaags oplevert. Alle bewustzijn tezamen constitueert de Wereld van de Geest. De Wereld van Essenties is de verzameling van mogelijke fysieke karakteristieken die bestaan hebben, of ooit mogelijk zijn. Het is de wereld van pure mogelijkheden, waarvan er een de Pure Essentie is. Elke bijzondere essentie is een vorm van de Pure Essentie: elke kleur, elke vorm, elke kwaliteit. Het Rijk van Waarheid is de totale geschiedenis van materie en geest, ofwel het enorme complex van bestaande of bestaan hebbende essenties of die zullen bestaan. Waarheid is altijd bepaalde (gedetermineerde) waarheid, ook wat de toekomst betreft, want absolute waarheid staat buiten de tijd. Waarheid is het ongeschreven blad van alle gebeurtenissen in de tijd; en onze waarheid is dat deel dat wij ervan te pakken krijgen. Voor Santayana bestaat dus zulke absoluut objectieve waarheid over de wereld (i.t.t. de meeste moderne filosofie). Deze werelden en hun betrekkingen zijn zeker niet alle opgevat in overeenstemming met het spinozisme. Ook niet van zijn filosofie van de geest en materie, van denken en uitgebreidheid, Geest komt op als een soort emanatie uit zekere processen in de fysieke wereld. Bij hem hebben niet alle fysieke processen een mentale equivalent. Santayana lijkt een pluralist, maar kent ook een besef van eenheid van de fysische wereld. Hij hield de mogelijkheid open van meerdere mogelijke werelden, maar de wereld waar wij in leven zag hij als één systeem. Voor hem echter waren niet alle menselijke geesten samen de goddelijke supergeest.

 

Als er zulke grote verschillen waren, wat trok hem dan aan in Spinoza? Vier dingen volgens Sprigge. [1] Spinoza’s naturalisme, zijn niet-menselijke gecentreerdheid. De meeste andere filosofen waarmee Santayana zich uiteenzette, waren idealisten of pragmatici – hij verzette zich tegen beide stromingen. Hij vond ze te activistisch en te optimistisch, waar hijzelf meer contemplatief ingesteld was, zo beschrijft Paul Juffermans hem in de uitgebreide inleiding bij zijn vertaling.

Santayana verzette zich vooral tegen de opvatting dat wereld en waarheid louter menselijke constructies zijn. Hij zag er een egotisme in dat het menselijke corrumpeerde. Hij zag het Duitse idealisme als glorifiëring van de menselijke wil en als het ons afhouden van het besef van de grote niet-menselijke kosmos, waartegenover we een soort ontzag horen te hebben. Vanuit dat verzet zag hij zich als naturalist en prees hij Spinoza. [2] Spinoza’s leer van waarde en morele oordelen: we verlangen iets niet omdat het goed is, maar achten het goed omdat we het verlangen. Maar Santayana zag dat verlangen wel Platoons als het met onze verbeelding pakken van een kwaliteit, de vorm van een goed. Het goede is dan wel geen onafhankelijke kracht in de wereld, maar reflecteert wat het organisme drijft zonder dat het dat zelf bepaalt (essenties zijn voor Santayana eenvoudigweg de vormen welke materie absorbeert of de geest zich verbeeldt louter als gevolg van fysische mechanismen). [3] Spinoza’s vrijheidsbenadering en zijn conatus-begrip. Santayana zag er de ontwikkeling van zijn basis potentialiteiten in. Hij noemde zelf die kracht de psyche, de drijvende kracht die het zelfbehoud incalculeert. [4] Hij zag Spinoza als zoekend om een plaats te vinden voor religieuze gevoelens in een natuurlijk universum – zijn verstandelijke liefde van God.

Er zijn drie grote stukken van Santayana over Spinoza geschreven in resp. zijn jeugd, zijn middelbare leeftijd en zijn ouderdom:

1e The Ethical Doctrine of Spinoza, toen hij 22 jaar was, in: The Harvard Monthly, june 1886.

2e Zijn Introduction voor de Everyman’s Edition of Spinoza’s Ethica, toen hij 46 was in 1910.

3e Zijn lezing ‘Utlimate Religion’ in het Spinozahuis van Den Haag in 1932 bij de herdenking van Spinoza’s 300e geboortedag. Toen was hij 68 jaar.

De ontwikkeling van Santayana’s relatie tot Spinoza is goed te volgen aan de hand van deze drie publicaties. Daarover in een volgend blog.

Hierna hoofdstuk 3 Spinoza, in Henry Tompkins Kirby-Smith, A philosophical novelist: George Santayana and The last puritan [SIU Press, 1997]

Reacties

Ik weet wie het zegt. Ik laat mij door Santayana niet echt uit de Spinozistisch-Lockeaanse tent lokken en verwijs naar http://www.benedictusdespinoza.nl/lit/Locke's_Disguised_Spinozism.pdf om hem op zijn onnozelheid door de lezer van dit blog te betrappen.