Hubbeling's "Spinoza's Methodology" vijftig jaar
Als dit jaar de 50e verjaardag van Ik Jan Cremer wordt herdacht, mag in Spinozistische kring wel herdacht worden dat het tweede proefschrift van Hubertus G. Hubbeling, waarmee hij in 1964 doctor in de filosofie werd (doctor in de theologie was hij al sinds 1956), dit boek was: Spinoza's Methodology (Assen 1964; cf. introduction bij de RUG). Het laatste boek deed beduidend minder stof opwaaien dan het eerstgenoemde, maar toch wel een beetje.
Ergens moet die - bescheiden - herdenking plaats hebben en waar kan dat anders dan op dit webblog?
Het werk verscheen - en dat was eigenlijk wel merkwaardig maar kon een voorteken zijn - in de reeks bij Van Gorcum & Comp. "Philosophia Religionis, Bibliotheek van geschriften over de godsdienstwijsbegeerte." Je zou toch niet verwachten dat dit boek van Hubbeling in deze reeks echt thuis en op de juiste plek ondergebracht was? Maar misschien had het meer te maken met bestaande relaties: van Hubbeling was eerder al een boek in die reeks verschenen, nl. Natuur en genade bij Emil Brunner (de handelsuitgave van zijn theologische proefschrift (hier bij de RUG de samenvatting).
Vijf jaar geleden had ik een kritisch blog over Hubbeling n.a.v. zijn meer populaire boekje Spinoza. Toen was het Levensbericht (1987), geschreven door E.M. Barth, nog niet gedigitaliseerd (dat gebeurde in september 2010 - PDF). Ik kan het nu voor dit blog gebruiken.
Ik heb het boek de voorbije dagen herlezen - had er jaren terug al eens kennis van genomen, nu las ik het in één ruk door. En ik moet zeggen, Hubbeling schreef heel helder en duidelijk; het boek is nog steeds met vrucht te lezen voor wie openstaat voor de kundigheden en niet meteen ondersteboven is van de eigenaardigheden van de meester. Het accent ligt, zoals de titel al belooft, vooral op de methodologische aspecten van Spinoza's filosofie en daarin is Hubbeling een redelijk goede gids. En door het hele boek heen geeft hij je een aardig beeld van Spinoza's leer. Het boek bestaat uit twee hoofdstukken en twee appendices die samen evenveel omvang hebben elk de helft van het boek uitmaken. Het eerste hoofdstuk behandelt Spinoza's methodologie, het tweede brengt toepassingen ervan; de eerste bijlage behandelt Spinoza's godsbewijzen, de tweede de principes van zijn politieke filosofie.
Interessant vond ik hoe hij het verschil typeerde in methode van de Ethica (God en de wiskundig-logische afleidingen of de ordo geometricus) en in de politieke filosofie, waar meer vanuit de quantitatief-dynamische methode volgens de mechanica werd gewerkt (met accent op streven naar evenwicht, equilibrium). Van betekenis acht ik het hoe hij op vele plaatsen in zijn boek Spinoza's nominalisme benadrukte wat hij telkens typeerde door erop te wijzen dat het Spinoza ging om essentia particulares i.t.t. universalia. Hij was van mening dat daar in de Spinoza-literatuur veel te weinig aandacht voor was. En eveneens op vele plaatsen benadrukt hij hoe het Spinoza ging om kwantitatieve en niet om kwalitatieve verschillen: om verschillen in meer of minder handelingsvermogen, potentia agendi.
Hij ontwaarde nogal wat spanningen tussen tekstpassages in Spinoza, die hij zelfs vaak typeerde als contradicties, waarvan hij opmerkelijk genoeg voor nogal wat dan wel weer een uitleg vanuit het verstaan van Spinoza wist te brengen, zodat het met die 'contradicties' toch wel weer meeviel; echte contradicties zijn immers niet op te lossen. Ik ga die hier uiteraard niet behandelen, het gaat me slechts om een algemene indruk. De Dijn gaf in zijn recensie van het werk aan dat nog wel meer van de gesignaleerde "tegenstrijdigheden en moeilijkheden" weg te werken waren vanuit nauwkeuriger analyse van de metafysica. De Dijn vond ook dat voor iemand die thuis is in Spinoza, Hubbelings "opmerkingen over de methodologie [..] op bepaalde punten, die men meer uitgewerkt had willen zien, nogal summier [blijven]."
Maar als een van de meest opvallende dingen ervoer ik, dat Hubbeling op tal van plaatsen liet weten dat hij als auteur een ander geloof dan Spinoza was toegedaan. Hij had graag meer nadruk gezien op de kracht van het denken zelf (niet gerelateerd aan het lichamelijke), hetgeen ook tot meer nadruk op de ego-structuur (personality) zou hebben geleid, hetgeen dan ook weer "has to be pre-dominant in the God-conception of a philosophy that takes this dynamic, creative and intensive power of thinking into consideration." (p. 84-85) En stelling XIII bij dit proefschrift luidde (het zit niet bij het boek, maar is te vinden in het Levensbericht): 'Het personalistisch theïstisch Godsbegrip laat zich wijsgerig verdedigen.' Een grotere afstand van Spinoza had deze promovendus niet kunnen nemen.
En toch kon Hubbeling, ook al was hij eigenlijk geen Spinozist en bleef hij bezwaren tegen Spinoza's godsconcept houden, jarenlang voorzitter zijn van de VHS en z'n partijtje meeblazen in het orkest van de internationale Spinoza scholars. Je komt een verwijzing naar zijn boek soms tegen in de secundaire Spinoza-literatuur. Heine J. Siebrand schreef in zijn herdenkingsartikel: "Insbesondere die Dissertation Spinoza's Methodology ist noch immer ein beliebtes Buch. Diese Arbeit war grundlegend für seine wachsende Spezialisierung auf Spinoza."
Ik denk echter dat je mag vaststellen dat i.t.t. andere - buitenlandse - Spinozastudies, je dit vijftig jaar geleden verschenen boek bepaald niet als funderend voor de Spinozastudie kunt beschouwen. Misschien illustreert de receptie van dit werk het belang van een grotere werkelijke affiniteit met de inhoud van het denken van Spinoza.
Reacties
Waarom kwam er eigenlijk geen enkele waardering voor dit herdenkingsartikel over 50 jaar Hubbelings "Spinoza's Methodology"?
Stan Verdult 23-05-2014 @ 12:11
Mijn Utrechtse proefschrift, ANAMNÈSIS EN ANAGÔGÈ, Assen 1962, over 'the Platonizing Aristotle' werd ook niet herdacht!
Wim klever 23-05-2014 @ 15:31