Jakob Stern (1843 – 1911) vertaler en toelichter van Spinoza

Oorspronkelijk heette hij Isaak Stern. Hij was een Duitse Rabbijn, journalist en socialistische auteur. Van orthodoxe jood veranderde hij zich in een vrijdenkende sociaal-democraat en Spinozist of zelfs een ‘socialdemokratische Spinozist’, zoals Ursula Goldenbaum hem typeerde.
Van 1858 tot 1863 bezocht hij de Talmud-Hochschule in Pressburg. In 1863 deed hij zijn ‚Maturitätsprüfung‘ in een Stuttgarts Gymnasium en studeerde daarop in Pressburg en Tübingen het jodendom waarop hij in 1866 promoveerde.

Van 1873 tot 1874 werkte hij als aankomend rabbijn in Mühringen en daarna tot 1880 als rabbijn in Buttenhausen. In die periode begon hij aan de vertaling van Spinoza’s Ethica. Al tijdens zijn studententijd keerde hij zich af van het orthodoxe jodendom en wendde hij zich naar het hervormde jodendom. Wegens vrijdenkende uitingen en zijn beschuldigingen van woeker van joden in Buttenhausen, kwam het tot een groot conflict. Hij werd in 1880 geschorst en in 1882 uit het ambt van rabbijn gezet. Daarna vestigde hij zich in Stuttgart waar hij een heel nieuw leven opbouwde als journalist en schrijver én als woordvoerder en ideoloog van de Württemberger sociaaldemocraten. Voor de socialistische Schwäbische Tagwacht, schreef hij opiniërende en educatieve artikelen. Hij kandideerde zich in 1887 voor de Rijksdag en in 1889 voor de Württemberger Landtag voor de soziaaldemocraten. Hij zou volgens Clara Zetkin die een In Memoriam schreef, de „Liebling und Wortführer der Stuttgarter Arbeiterschaft“ geweest zijn. In mei 1886 hield hij op het Stuttgarter Freidenkerkongress een rede, “Halbes und ganzes Freidenkertum”, waarin hij betoogde dat een vrijdenker ook een socialist diende te zijn.

Tussen 1886 en 1906 vertaalde hij alle werken en brieven van Spinoza voor Reclam Verlag, in welke uitgaven aanvankelijk zijn naam niet vermeld werd - inmiddels wel.

Ook schreef hij een boek over Spinoza, Die Philosophie Spinoza's: Erstmals gründlich aufgestellt und populär dargestellt, dat in 1890 verscheen bij Dietz in Stuttgart als 8e band in de Internationale Arbeitersbibliothek. Het is bij archive.org in te zien.

Er kwam een 3e ed., Stuttgart, 1908. En in 2010 kwamen er weer div. herdrukken op de markt, daar het werk rechtenvrij is. [Daarvan wordt ISBN 9781147752694 aanbevolen als exacte herdruk - niet via OCR]

Hij hing Spinoza's filosofie aan, maar voor de maatschappij en geschiedtheorie was die hem niet genoeg. Daarvoor wendde hij zich tot Marx en de, zoals hij het noemde,  "economische" (i.p.v. materialistische) geschiedenisopvatting. Marx en Spinoza bijten elkaar wat hem betrof niet, maar vullen elkaar aan.

Vanaf 1903 kon Stern niet meer in het openbaar optreden, daar hij last had van depressies. Maar hij bleef wel schrijven. Zo kwam in 1907 van hem uit: Gott? Gottglaube oder Atheismus? Daarin schreef hij - Spinoza's substantie- en gods-begrip vergaand vulgariserend -:

"Erster gründlich philosophischer Begründer des Atheismus ist der bereits genannte Spinoza. Zwar enthalten seine Werke nirgends eine Stelle, worin klipp und klar das Dasein Gottes geleugnet wird. Im Gegenteil bildet der Begriff „Gott“ die Zentralidee seines Systems. Allein mit diesem Wort verbindet er einen ganz anderen Sinn als den gewöhnlichen. Gemeint ist damit, was in der vulgären Sprache „Natur“ oder „Universum“ (das „All“), was in seinem eigenen philosophischen System Substanz heißt. Weshalb aber bediente sich Spinoza dieses Wortes? Nicht aus Feigheit, wiewohl auch in Holland, wo er lebte, damals noch der Atheismus arg verfemt war. Da die Bezeichnung der Natur als Gott auch später und noch heute häufig ist, soll näher hierauf eingegangen werden."

&

"Der Spinozismus also ist trotz häufiger Operation mit dem Begriff „Gott“ durchaus atheistisch, indem er alle Vorstellungen von Persönlichkeit von ihm ausschaltet. „Wenn wir philosophisch reden“, schreibt Spinoza an einen Freund (Briefwechsel, Reclam-Ausgabe, S. 122), „dürfen wir uns der Phrasen der Theologen nicht bedienen. Theologen, weil sie Gott wie einen vollkommenen Menschen vorstellen, paßt es zu sagen, Gott wünsche etwas, Gott empfinde Abscheu vor den Taten der Schlechten und Freude an denen der Rechtschaffenen. Die Philosophie dagegen läßt uns klar begreifen, daß wir solche Attribute Gott ebensowenig ernsthaft beilegen und zuschreiben dürfen, als dem Menschen, was den Elefanten vollkommen macht. Philosophisch geredet kann man daher nicht sagen, daß Gott von jemand etwas verlangt, auch nicht, daß ihm etwas zuwider oder angenehm sei. Das alles sind menschliche Attribute, die auf Gott nicht anwendbar sind.“ – Kann man da noch an dem atheistischen Charakter des Spinozismus zweifeln?" 

Tegen 1909 kreeg hij darmkanker en op 1 april 1911 schoot hij zich een kogel door het hoofd, waaraan hij drie dagen later pas overleed.

Literatuur

Manfred Lauermann: Jakob Stern – Sozialist und Spinozist. Eine kleine Skizze zum 150. Geburtstag. In: Hanna Delf, Julius H. Schoeps, Manfred Walther, (Hrsg.): Spinoza in der europäischen Geistesgeschichte. Hentrich, Berlin 1994, S. 365–392. cf hier

Ursula Goldenbaum: Zur Aneignung Spinozas in der deutschen Sozialdemokratie. In: Michael Czelinski u.a. (Hrsg.): Transformation der Metaphysik in die Moderne. Zur Gegenwärtigkeit der theoretischen und praktischen Philosophie Spinozas. Königshausen & Neumann, Würzburg 2003, S.248f. [cf bij books.google]

Jakob Stern: Vom Rabbiner zum Atheisten. Ausgewählte religionskritische Schriften. Klassiker der Religionskritik, Bd. 4
Hrsg. und eingeleitet von Heiner Jestrabek. Alibri Verlag, 1997
Inhaltsverzeichnis [PDF]
Uit het boek:

Clara Zetkin: Jakob Stern - Nachruf in Die Neue Zeit vom 14.4.1911

 

Pagina over Jakob Stern bij marxists.org

de.wikipedia over Jakob Stern

Bericht uit Buttenhausen

Aanleiding voor dit blog was de reactie van Wim Klever op het blog van 25 augustus 2011: "Handzame tweetalige (Latijns-Duitse) Ethica-uitgave van Reclam" - de nog steeds verkrijgbare vertaling van Jakob Stern.

Reacties

Het is natuurlijk goed bedoeld, Stan, maar toch vind ik dat je niet kunt zeggen dat Stern Spinoza's godsbegrip 'vergaand vulgariseerde'. 'Vulgair' heeft in de omgangstaal tegenwoordig een anderde betekenis dan wat met het Latijnse 'vulgus' (= volk) werd bedoeld. En komt dicht bij wat wij 'ordinair', 'laag bijd de gronds'', 'gemeen' noemen. Zie de dike Van Dale, die dit als tweede betekenis geeft.

Wim, je hebt gelijk dat nu 'vulgair' meer de betekenis van 'ordinair' heeft, waarbij 'ordinair' ook verschoof van 'gewoon' naar 'laag'.
Ik maakte een woordspeling bij wat Stern schreef: "Gemeint ist damit, was in der vulgären Sprache „Natur“ oder „Universum“ (das „All“), was in seinem eigenen philosophischen System Substanz heißt." Daar lijkt Stern niet te hebben beseft dat Spinoza juist niet de term 'natuur' uit het gewone spraakgebruik gebruikte. Bij hem betekent natuur veel méér, zoals hij in de bekende voetnoot in de TTP en in brieven schreef. Stern zat er dus een beetje naast.