J.H. Carp (1893 - 1979) - eerste opstapje: over een schijntegenstelling

Twee boeken van dr. J.H. Carp die ik bezit, had ik tot voor kort merendeels ongelezen gelaten. De wetenschap dat spinozist Carp eind 30-iger jaren NSB’er werd, naaste juridisch adviseur van Mussert en een belangrijke functie voor de Duitsers in de oorlog vervulde, was een schrijnend en storend weten. Hoeveel fascisme/nazisme zou er in zijn Spinoza-uitleg vermengd zijn? Ik liet die boeken dus verder maar met rust.

Toen ik begin deze maand in de 16e jaargang van het Tijdschrift voor Wijsbegeert die op internet te vinden is, de lezing tegenkwam die Carp hield tijdens de vergadering in 1922 waarin werd gevierd dat de Vereniging Het Spinozahuis vijfentwintig jaar eerder was opgericht, heb ik die lezing na lezing tekstueel ‘geremasterd’ en als pdf op benedictusdespinoza.nl heruitgebracht. Je moet hier en daar door wat gezwollen tijdgebonden taalgebruik heenlezen, maar krijgt dan een boeiend verhaal over hoe Spinoza gelezen kan worden. Ik kom daar in een later blog  op terug.

Intussen hier alvast twee dingen erover: de Vereniging Het Spinozahuis hoeft zich achteraf niet te schamen of het feit weg te moffelen dat deze lezing door deze persoon in deze tijd werd gehouden. Voorts valt mij op dat in de twee artikelen (in 1998 en 1999)1 die Henri Krop over Carp schreef voor het tijdschrift Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland, hij dit feit niet meldt. Misschien was het hem niet bekend? Deze lezing zal een van de eerste publicaties over Spinoza geweest zijn van Carp, die toen 29 jaar was en net het jaar ervoor gepromoveerd op Het Bolsjewisme.

Voor ik in een volgend blog met Carp verder ga, maak ik hier eerst nog een notitie over de typering die H.G. Hubbeling in De Studie van het spinozisme in Nederland sedert de Tweede Wereldoorlog (1987) over het verschil in de Spinozastudie in de kring van de Vereniging Het Spinozahuis, opgericht in 1897, en in die van de Internationale Societas Spinozana, opgericht in 1920, gaf en die je hier en daar tegenkomt (ik geef dit uit de tweede hand, beschik niet over deze publicatie). De eerste zou vooral de rationele, wetenschappelijke studie voorstaan en de tweede een meer idealistische, levensbeschouwelijke, religieuze en zelfs mystieke benadering, hetgeen een zekere ideologische tegenstelling zou hebben gegeven.

Krop geeft twee tegenvoorbeelden tegen deze voorstelling: bij de oprichting van de Societas Spinozana waren spinozisten van beide richtingen betrokken en in het Chronicon Spinozanum, een uitgave van de Societas, publiceerden rationalisten als Willem Meijer en Van der Tak en idealisten als Bierens de Haan, Carp en Vloemans. Verder wijst hij er in een voetnoot op dat Hubbelings opmerking dat de vereniging in tegenstelling tot de Haagse organisatie ‘democratisch’ is niet klopte, want de Societas was ook een vereniging (alleen de uit deze Societas voortgekomen Domus Spinozana, in 1927 opgericht voor het behoud van Spinoza’s sterfhuis in Den Haag, was een stichting.) 1

Ik kan nóg op twee tegenvoorbeelden wijzen. Ten eerste het feit dat Het Spinozahuis Carp vroeg voor een lezing tijdens de vijfentwintigste verjaardag in 1922 – als er zo’n tegenstelling had bestaan zou men dit wel achterwege hebben gelaten. En voorts het feit dat J. D. Bierens de Haan van 1992 tot zijn dood in 1943 voorzitter van de vereniging Het Spinozahuis was. Kortom, die enigszins tegengestelde oriënteringen in de Spinoza-studie waren er wel, maar liepen door de verenigingen heen.
Het is te hopen dat Krop in zijn aangekondigde boek ‘Spinoza in Nederland’ dat belooft de ruim drie eeuwen geschiedenis van het spinozisme te brengen, voor eens en altijd deze valse tegenstelling uit de wereld helpt.

-------

1 Krop, H.A. (1998) Filosofie als levensleer. De spinozistische en hegelsche beschouwingswijze in het interbellum. In: Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland, 9 (1998), 13 pp., 26-42

- id (1999). Johan Herman Carps spinozistische kritiek op de parlementaire democratie. Een wijsgeer tussen nationaal-socialisme en conservatisme. In: Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland, 10 (1999), 13 pp., 62-74

Verder bestaat er nog een bron over Carp die ik niet geraadpleegd heb, maar voor de volledigheid noem: 
Thijssen-Schoute, Caroline Louise. De zogenaamde dynamische interpretatie van het spinozisme. In: Nederlands Cartesianisme. Amsterdam, 1954., p. 372-374

Aanvulling 11 maart 2010

Intussen las ik deze paragraaf over Carp van Thijssen-Schoute en nam die over in het blog hoofdlijnen van zijn Spinozisme