Pantheismusstreit - mijlpaal of steen des aanstoots? [4]
Ursula Goldenbaum laat in haar essay “The Pantheismusstreit – Milestone or Stumbling Block in the German Spinoza Reception?” goed zien hoe Friedrich Heinrich Jacobi het er opzettelijk op aanlegde om de reputatie van Moses Mendelssohn onherstelbaar te beschadigen. Hij had een heel eigen stijl om dingen op de kaart te zetten. Zijn strategie was niet om in een publicatie rechtstreeks een kwestie te bestreken en daarbij voor zijn eigen mening uit te komen. Hij deed dat indirect door anderen uit hun tent te lokken, hun brieven te publiceren en daarop zijn commentaar te geven. Hij volgde wel de zgn. Fragmentenstreit [zie de blogs van 28 en 29 sept. 2011], maar mengde zich daar niet in. Wel deed hij dat – onrechtstreeks - in het publieke debat over de joodse emancipatie dat in de eerste helft van de jaren 1780 speelde. In het vorige blog liet ik zien hoe zijn aanpak daarbij was. Dit laatste blog in deze reeks gaat over precies zo’n zelfde aanpak in de kwestie van de
PantheismusstreitHierover kan ik korter zijn daar het hierover op dit weblog al vaker is gegaan en er veel literatuur over bestaat.
In maart 1783, Jacobi was nog bezig met zijn ‘Iets dat Lessing zei’, ontving hij een enthousiaste brief van Elisa Reimarus over een bijeenkomst met Moses Mendelssohn in Berlijn, waarin ze diens open geest en warme persoonlijkheid prees en vertelde dat hij nu zou beginnen aan zijn lang verwachte ‘Iets over Lessings karakter’. Pas drie maanden later reageerde Jacobi in een korte brief. Intussen was Mendelssohns boek Jerusalem verschenen waarover Jacobi zich opwond. Dus toen hij in dat briefje aankondigde dat hij over Lessings Spinozisme zou schrijven, had hij de opzet dat debat over de joodse emancipatie te verstoren. In Lessings Spinozisme had hij Mendelssohns achilleshiel gevonden. Hij zou gaan laten zien dat Mendelssohn zijn vriend Lessing onvoldoende goed gekend had. Het vernietigde in korte tijd de reputatie van de grote filosoof Mendelssohn, die door christenen niet meer gelezen zou worden. De rest zal de meeste bezoekers van dit weblog wel bekend zijn.
Moses Mendelssohn (1729-1786) had in 1755 met bewondering over Spinoza gesproken en hem aan zijn tijdgenoten gepresenteerd als een van de belangrijkste filosofen ooit. Hij nam veel van hem over in zijn theorie van de gemengde emoties (door Lessing in zijn toneelstukken toegepast), hij incorporeerde Spinoza’s gedachtegoed in zijn leer van de esthetica die als alternatief voor die van Baumgarten en Kant kon worden gezien. Vooral had hij uit de TTP de vrijheid om te oordelen en de rechtvaardiging van de gewetensvrijheid overgenomen en Spinoza’s argumenten over de relatie tussen staat en kerken. Maar over de betekenis van de joodse wet kon hij niet met Spinoza meegaan (voor Spinoza had die na het verdwijnen van de joodse staat geen betekenis meer). Zover kon Mendelssohn niet meegaan – hij wilde immers de emancipatie van de joden met erkenning van hun godsdienst, dus kon hij die joodse identiteit niet opgeven. En om dezelfde reden kon hij Spinoza’s godsopvatting, gepaard aan determinisme, niet accepteren, daar die geen persoonlijke god die straft en beloont aanneemt en geen plaats voor zonde ziet. Mendelssohn zag de openbaring van de joodse wet in de hoogste mate van waarschijnlijkheid bewezen door het grote aantal gelovigen, in feite de hele joodse natie. Dit alles verdedigde Mendelssohn op een rationele wijze en in een heldere stijl. Het was dit rationalisme dat Jacobi aanviel daar het tot Spinozisme en atheïsme zou leiden. Mendelssohn zag zich nu genoopt zijn vriend Lessing en zichzelf tegen Jacobi’s beschuldiging van Spinozisme te verdedigen. Het was tragisch dat hij op ’t eind van zijn leven zo gescheiden leek te worden van zijn beste vriend Lessing met wie hij in alle vertrouwen en openheid over zoveel had gediscussieerd waarbij ze het over zoveel eens waren. En het was tragisch dat nu juist van hem een weerlegging werd geëist van Spinoza, zijn fellow-jood die hij gedurende heel zijn leven had bestudeerd en gewaardeerd. Dus was het resultaat van de Pantheismusstreit voor Mendelssohn dat alles waarvoor hij had geleefd en gewerkt voor niets was geweest. Hij overleed op januari 1786 terwijl hij nog werkte aan zijn laatste publicatie “Aan de vrienden van Lessing”.
Ursula Goldenbaum ziet een duidelijk verband tussen het opkomen van Spinoza door de Pantheismusstreit en de val van Mendelssohn. Hoe meer Spinoza a.h.w. werd verchristelijkt (als de philosophus christianissimus, zoals Goethe en Herder schreven), des te meer werd Mendelssohn voor het christelijk auditorium weer eenvoudig als geharde jood gezien en geminacht als filosoof.
____
De vierdelige reeks
Pantheismusstreit - mijlpaal of steen des aanstoots? [1], [2], [3], [4]