Spinoza's 'graf' of beter: herdenkingsmonument (2)
Naar aanleiding van het vorige blog over Spinoza's 'graf' vroeg ik de secretaris van de Vereniging Het Spinozahuis, de heer Theo van der Werf om aanvullende informatie, daar er bij mij verwarring was ontstaan over juiste datum van de plaatsing van de tweede steen (zie aan het eind van dat blog).
Prompt ontving ik van hem per kerende e-mail de volgende informatie, waarin hij stelt dat ik Spinoza's 'graf' terecht tussen aanhalingstekens plaatste, want "we kunnen beter spreken over een herdenkingssteen of herdenkingsmonument."
Voor ik de overige informatie geef plaats ik eerst een foto van de onthulling van de eerste gedenksteen in 1927:
Gedenksteen op de plaats achter de Nieuwe Kerk te Den Haag, waar men vermoedt dat Spinoza’s gebeente ligt. Na de onthulling door dr. J.H. Carp legde de Franse gezant De Marcilly een krans neer (21 febr. 1927).
Op de foto rechts o.m. Dr. J.H. Carp (hoed in de hand) en het Amsterdamse Gemeenteraadslid E. Broekman.
[Foto en bijschrift in Bzzlletin, 13e jg, nr 121, dec, 1984; Themanummer Spinoza en de literatuur]
De heer Edw. De Spinoza, nakomeling van Benedictus, legt op 7 sept 1932 een krans op het 'graf' [foto Haags Gemeentearchief]
Hierna de tekst van de heer Van der Werf over de tweede gedenksteen.
Op 3 september 1956 vond de onthulling van de tweede gedenksteen plaats. Het initiatief voor de steen kwam van een particulier, namelijk de heer H.K.F. Douglas uit Rijswijk.
Veel mensen denken dat David Ben Goerion met de idee kwam om het Amcha Monument (Amcha is Hebreeuws voor 'Jouw Volk') te plaatsen op het achterterrein van de Nieuwe Kerk.
In 1955 opperde de heer Douglas, een 75-jaar oude Nederlander van Schotse komaf, het idee een passender monument dan de liggende steen uit 1927 op te richten. Het moest worden onthuld op 27 juli 1956, precies driehonderd jaar na het uitvaardigen van de ban.
Dat monument van de beeldhouwer J.G. Wertheim is er inderdaad gekomen. Het is voorzien van een in reliëf gemaakt portret van de filosoof. Het woord Caute is daaronder uitgebeiteld.
Douglas schreef Ben Goerion slechts in algemene termen over zijn plannen de omgeving van het 'graf' te verbeteren, en de premier bood vervolgens aan financieel te helpen met het onderhoud ervan. Maar het kwam er uiteindelijk toch op neer dat de heer Douglas bijna geheel moest opdraaien voor de kosten (ongeveer 4000 gulden) die het oprichten van het monument met zich meebracht. Na afloop van Ben Goerions bezoek aan Nederland in 1960 gaf hij ambassadeur Sidor opdracht namens hem vijfhonderd dollar bij te dragen aan het onderhoud van Spinoza's 'graf'.
Toen het Spinozaeum uit Haifa - een organisatie van humanistische joden die Spinoza's pantheïsme als de vervolmaking zagen van de evolutie van het joodse denken - over Douglas' initiatief hoorde, nam men contact met hem op. Men vroeg toestemming om een zwarte basalten steen uit Galilea toe te voegen aan het monument in Den Haag. In de steen zou het Hebreeuwse woord Amcha - 'Jouw Volk', worden gegraveerd.
De steen werd kosteloos naar Rotterdam verscheept aan boord van de SS Geffen. Op 3 september 1956, bijna twee maanden later dan gepland, werd het monument onthuld. De vertraging was deels het gevolg van logistieke problemen, maar wat ook een rol heeft gespeeld is het feit dat de toenmalige Israëlische ambassadeur, Ezra Yoran, lang moest wachten op instructies van het ministerie van Buitenlandse zaken of hij de onthulling nu wel of niet moest bijwonen.
Ongeveer 125 personen woonden de onthulling bij, waaronder de Israëlische ambassadeur, vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en de Commissaris van de koningin in Zuid-Holland. Namens het Spinozaeum in Haifa sprak Melech Ravitch, in het Hebreeuws. Ook de heer Douglas hield een toespraak. Er werd onder andere aandacht aan besteed door landelijke en internationale kranten, de Avro-radio en het televisie-journaal. Bij de ceremonie waren geen officiële vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap aanwezig. Hierbij moet worden opgemerkt dat de heer Douglas, alhoewel met de beste bedoelingen handelend, bij de uitvoering van het project nogal excentriek te werk ging. Uit de correspondentie die hij na de onthulling voerde met de Israëlische ambassadeur blijkt dat hij geen uitnodigingen had verstuurd aan joodse organisaties, orthodox of anderszins.
Kort na de onthulling van het Amcha-monument maakten twee Knessetleden van ultra-religieuze partijen bezwaar tegen het feit dat een officiële vertegenwoordiger van de staat Israel daarbij aanwezig was geweest. Men eiste zelfs dat de ambassadeur daarvoor een reprimande zou krijgen. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Golda Meir, reageerde door te zeggen dat het haar speet als de Israëlische ambassadeur iemand had gekwetst, maar dat hij van het ministerie instructies had gekregen de onthullingceremonie bij te wonen.
Tot zover de informatie van de heer Van der Werf, die ik hiervoor hartelijk dank.
Daar hier in één blog de namen van Spinoza en Ben Goerion vielen, lijkt het me aardig naar deze foto te verwijzen die ik op Flickr.com aantrof onder de titel: Spinoza meets Ben-Gurion [zie hier]. Het gaat om een straatnaamborden in Tel Aviv.
en deze [van hier]
Reacties
Beste Stan,
Een zeer interressant stuk met waardevole toelichtig van Theo. Complimenten! Ik heb een vraag: Op het onderschrift bij foto twee staat: " Dhr. Edw. De Spinoza, nakomeling van Benedictus" Ik heb nooit geweten , dat " onze" Benedictus nakomelingen had. Kun je daar iets meer over vertellen?
Bertus de Keizer
Bertus de Keizer 28-05-2009 @ 19:36
Beste Bertus,
Leuk je weer onder de lezers aan te treffen.
Ik nam het bijschrift over zoals ik het aantrof bij de foto in het Haags Gemeentearchief. Heb aangenomen dat bedoeld zal zijn: nakomelingen in zijtakken van de Spinoza-familie.
Zo nam ik op ooit in een blog bij een foto van het Spinoza-beeld van Mendes da Costa het volgende verhaaltje van een zekere Jolie over dat ik ergens had aangetroffen: "Toen ik me in mijn studie verdiepte in Mendes da Costa, trof ik ergens de anecdote dat Mendes da Costa op weg van sjoel naar huis een man achtervolgde die volgens hem precies op Spinoza leek: Mendes da Costa had op dat moment net de portretten van Spinoza bestudeerd, om het genoemde beeld te maken.
Wat bleek, de man die hij achtervolgde omdat hij op Spinoza zou lijken, bleek een direct familielid van Spinoza."
Ik denk dat dat bijschrift eveneens zo gelezen moet worden: niet een nakomeling maar een direct familielid van Spinoza.
Stan Verdult 28-05-2009 @ 21:15