Aan wie de 'biografische' brief 28 gericht was

Met dit blog wil ik erop wijzen dat de Brieven van en aan Benedictus de Spinoza, in de vertaling van dr. Willem Meijer door Van Looy in 1897 uitgegeven, bij archive.org zijn in te zien. Dat is temeer handig, daar de brieven in 17e eeuws Nederlands (b.v. die van en aan Willem van Blijenbergh – de ‘brieven over het kwaad’) door hem hertaald zijn. Het eind negentiende eeuwse Nederlands staat ons toch meer nabij dan het zeventiende eeuwse.

 

Door de brieven bladerend merkte ik dat de geadresseerde van brief 28 bij Meijer met asterisks wordt aangegeven. De naam blijkt niet aangegeven en officieel betreft het dus een Anonymus. Op de achterzijde van de bewaard gebleven brief is geschreven: ‘is van geener waarde’; en daarom is hij dus niet opgenomen in de Opera Posthuma.
Meijer geeft overigens goede argumenten dat het om een brief aan dr. Johan Bouwmeester moet gaan. Maar in de Briefwisseling zoals uitgegeven door de Wereldbibliotheek, in vertaling van Akkermans met toelichtingen van Hubbeling, is daar niets over te vinden! Dat vind ik toch kwalijk. Alle specialisten kunnen nog zo ervan overtuigd zijn geraakt dat deze toeschrijving klopt: het blijft een toeschrijving en dat hoort in een toelichting aangegeven te worden.

Ik geef hier de toelichting die Willem Meijer bij deze brief 28 geeft: (Deze brief wordt ook in de Doopsgezinde Kerk te Amsterdam gevonden. De dagteekening ontbreekt. Op de keerzijde staat: is van geene waarde, en hieruit blijkt dat de vrienden hem niet belangrijk genoeg achtten om bewaard te worden.
Den 27sten Maart was Spinoza naar Amst. gegaan; voor de reis heen en weer waren ± drie dagen noodig en 3 weken had Sp. na zijn terug, komst gewacht voor hij dezen brief schreef.
Den 13 den Juni 1665 werd de Hollandsche vloot verslagen, die tijdens het schrijven van dezen brief nog niet was uitgezeild, zoodat het waarschijnlijk is dat Mei 1665 den juisten tijd aangeeft.

Men weet niet aan wien deze brief geschreven is. De Heer Meinsma vermoedt aan Adriaan Koerbagh; ik zou liever Dr. Johannes Bouwmeester voor den geadresseerde houden. Dezelfde vermaning die Spinoza in den 37sten Brief tot den Heer J. B. richt, en die L. M. (Meinsma pag. 442,) aan Dr. Johan Bouwmeester doet toekomen, vinden wij hier terug aan het adres van onzen Anonymus: hij moet zich meer op de studie toeleggen. De geadresseerde is voorts een geleerd man en een zeer vertrouwd vriend; het eerste wordt met zooveel woorden in den brief gezegd, het tweede blijkt uit het toezenden van de 80 Stellingen van het Derde Deel en uit het verzoek die te vertalen, hetgeen Spinoza slechts aan zijn beste vrienden toevertrouwde. Uit Meinsma pag. 440 blijkt verder, dat Joh. Bouwmeester ook wel eens iets vertaalde, en daar de bijzondere mededeelingen van Spinoza over het verloop zijner ongesteldheid ook hier een dokter doen vermoeden, komt het mij voor dat wel niemand anders dan Joh. Bouwmeester kan bedoeld zijn. De vermelding van de 80ste St. van het derde Deel der Ethica of juister van onze philosophie, doet vermoeden dat Spinoza Deel III en IV oorspronkelijk als een geheel meende te behandelen. — Als men 18 Stellingen van het 4de Deel bij de 59 van het 3 de Deel optelt verkrijgt men ongeveer 80. Het blijkt uit de uitvoerige Opm. bij St. 17 en I8 DL IV dat Spinoza hier een nieuw onderwerp begint. Het is dus zeer waarschijnlijk dat hij Dl. III plus die eerste i8 stellingen van Dl. IV naar Amst. wilde zenden. De Indeling van de Wijsbegeerte wordt dan aldus verondersteld: 1ste Deel, Metaphysica, 2de Deel, Zielkunde, 3de Deel Ethica. Deze laatste splitst zich dan in 2 Deelen waarvan het eerste bestaat uit ons derde en vierde Deel ; altera pars, het andere deel echter uit Dl. 5. — Voor deze gissing is ook in de narede van het 2de Deel wel eenig bewijs te vinden).

                                                  * * *

Daar deze brief zo’n belangrijke rol speelt in het artikel van Wim Klever: “Hoe men wijs wordt. Een gespannen doch vruchtbare relatie tussen Spinoza en Bouwmeester in het licht van een nieuw document”, [zie bij DBNL] ben ik even gaan zien of hij over de gissing van de adressant iets meedeelt, maar dat is niet het geval: hij gaat gewoon ervan uit dat die brief aan Bouwmeester is gericht.  Ik citeer de opening van de betreffende paragraaf (die tevens de titel aan dit blog gaf):

"De ‘biografische’ brief 28

In de correspondentie van Spinoza vinden wij twee brieven die gericht zijn aan de Amsterdamse medicus Johannes Bouwmeester: brief 28 van begin juni 1665 en brief 37 van 10 juni 1666. De aanhef getuigt in beide gevallen zowel van een enigszins afstandelijk respect alsook van een vertrouwelijke betrekking: ‘aan de zeer geleerde en zeer kundige heer’ (doctissimo expertissimoque viro) op de envelop en ‘bijzondere vriend’"

                                                        * * *

 

Tot slot is het goed te weten dat de vertaling van de TIE in dit boekdeel is opgenomen. Meijer vertaalt de titel met Vertoog over het zuivere denken, hetgeen hij ook toelicht.