Morgenmiddag spreekt Jan Flameling in Soest over "Spinoza en Heidegger"
Wat vond de denker uit het Zwarte Woud van de opvattingen van de lenzenslijper uit Rijnsburg?
Zaterdag 11 februari van 13:45 tot 16:15 uur laat Jan Flemeling hierover in ontmoetingscentrum De Klarinet in Soest zijn licht schijnen. [Cf. website Spinoza Kring Soest]
Graag had ik er bij willen zijn, maar dat gaat niet lukken daar ik al geruime tijd minder goed mobiel ben. Het onderwerp interesseert mij in hoge mate. Ik had al eens een blog op 01-10-2010 over “Heidegger (1889 - 1976) en zijn omkering van Spinoza.” En meerdere malen kwam het verschil in houding tegenover de dood van Spinoza en Heidegger aan de orde [b.v. in dit blog].
Uit ‘t blog van 16-07-2008 citeer ik het volgende: het [al eerder gelezen] boek van Rüdiger Safranski Heidegger en zijn tijd inziend, kwam ik in het hoofdstuk waar Heideggers foute geheul met de Nazi's uitvoerig wordt besproken, een passage tegen waarin Spinoza voorkomt. Op blz 318 gaat het erover dat Heidegger geen antisemiet was. En daar staat dan: "Maar bij Heidegger bestaat die 'joodse geest', waarvoor je zou moeten oppassen, niet. Tegen dat 'geestelijke' antisemitisme heeft hij zich steeds verzet. In een college halverwege de jaren dertig verdedigt hij Spinoza en verklaart dat als Spinoza's filosofie joods zou zijn, de hele filosofie van Leibniz tot Hegel joods was. Die afwijzing van het 'geestelijke' antisemitisme is des te opmerkelijker omdat Heidegger anders het Duitse in de filosofie graag accentueert en het afzet tegen het rationalisme van de Fransen, het utilitarisme van de Engelsen en de bezetenheid door de techniek van de Amerikanen. Maar in tegenstelling tot zijn medestrijders en tegenspelers Krieck en Baeumler heeft Heidegger dat Duitse in de filosofie nooit gebruikt ter afbakening van het 'joodse'.
Hieraan voegde ik mijn commentaar toe: “Kennelijk bedoeld om H. van 'althans iets aan foute mentaliteit' vrij pleiten, houdt dit soort spreken toch iets onfris.”
In een blog van 21-07-2013 gaf ik informatie over en uit een artikel van Tinneke Beeckman De actualiteit van Martin Heideggers 'Zijn en tijd'. Zij heeft dat artikel sindsdien weer van haar site verwijderd, ik neem aan daar ze het in haar laatste boek opnieuw gebruikte [Macht en Onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting]
Maar hoe dan ook, ik bleef het gevoel houden dat ik hét blog over Heidegger en Spinoza nog altijd niet geschreven had. Daarvoor wilde ik zijn boek lezen Schellings Abhandeling: Über das Wesen der menschlichen Freiheit (1809) [hrsg Hildegard Feick. Tübingen: Max Niemeyer, 1971], waarvan ik de Engelse vertaling digitaal bezit: Schelling's treatise on the essence of human freedom. [Translated by Joan Stambaugh, Ohio University Press, 1985 - cf. hier 't PDF]
Het gaat daarbij om colleges die Martin Heidegger in de zomer van 1936 heeft gegeven. Volgens Rudolf Boehm [cf. blog] had Heidegger nooit over Spinoza geschreven,* maar voor dit boek over Schellings vrijheidsbegrip, die uitgebreid teruggreep op Spinoza, heeft Heidegger zich in Spinoza moeten verdiepen. Het moet uit die colleges stammen waarop Rüdiger Safranski zich in boven geciteerde passage baseert. Aanvulling: of uit deze colleges.*
Enfin, misschien geeft het verslag van die lezing, als het wordt gemaakt en op de website geplaatst, mij aanleiding hieraan nog eens aandacht te geven.
__________________________________
*) Band 23 van de Martin Heidegger Gesamtausgabe [cf. Klostermasnn], Geschichte der Philosophie von Thomas von Aquin bis Kant, bevat de Vorlesung die hij in ´t Wintersemester 1926/27 gaf . "Sie fällt somit in die letzte Phase der Ausarbeitung von Sein und Zeit. Einem einleitenden Teil mit der Anzeige des Vorhabens und der Bestimmung der Philosophie als phänomenologischer Ontologie folgen vier Hauptabschnitte, die jeweils einem Philosophen gelten: Thomas von Aquin (mit längeren Erörterungen zu den Quaestiones disputatae de veritate), René Descartes, Baruch de Spinoza (dem wie sonst nirgends bei Heidegger ein eigenes Kapitel gewidmet ist) und Gottfried Wilhelm Leibniz. Im letzten Teil erörtert Heidegger die Auswirkungen der bisherigen Metaphysik auf den Leibnizschüler Christian Wolff und dessen Gegner Christian August Crusius, und mit einem Vorblick auf Immanuel Kant schließt er die Vorlesung.
Zwar ist bei den genannten Philosophen immer wieder von Ontologie die Rede, doch wird ihnen das Sein selbst nie fragwürdig. Diese Fraglosigkeit gründet in der seit der Antike herrschenden Idee vom Sein als immerwährender Anwesenheit, als Währen, Dauern und Gegenwart. Doch sind die Zeitbestimmungen, weshalb eigens die Frage gestellt werden muß, wie die Zeit über ihren vulgären Begriff hinaus zu interpretieren sei, damit sie jene fundamentale Funktion übernehmen kann; doch bleibt auch dies im Bereich des Selbstverständlichen. Mit der Frage nach dem Sein und dessen möglicher Verwurzelung in der Existenz des Menschen schließt die Vorlesung. Sie weist deutlich auf die in Sein und Zeit dann eigens gestellte Frage nach dem Sinn von Sein voraus."
Reacties
Een uitgebreid en zeer informatief verslag van deze dag is te vinden op de website van de Spinoza Kring Soest
https://www.spinozakringsoest.nl/PDF/HEIDEGGER%20EN%20SPINOZA.pdf
Stan Verdult 22-02-2017 @ 16:30