Adriaan Koerbagh: "een Multatuli van zijn tijd" (naar Hubert Vandenbossche)
Ja, nu we de frisse hertaling van
Een licht dat schijnt in duistere plaatsen. Een verheldering van
de voornaamste kwesties van theologie en godsdienst [hertaling Michiel Wielema, uitgever Vantilt] kunnen lezen,
zijn we zelf in de gelegenheid te zien dat Hubert Vandenbossche
gelijk had met die typering die hij ruim een jaar geleden via dit
blog gaf. *)
Om meerdere redenen is dit een bijzonder boek. De hoofdreden is uiteraard de inhoud, waarover ik het zo dadelijk ga hebben. Eerst even de andere redenen. Daaronder reken ik de drie bijzondere geschiedenissen die dit boek meemaakte.
Op de
eerste plaats natuurlijk de lotgevallen van de auteur door de
vervolging van wie het in 1668 niet kon verschijnen. Slechts twee
exemplaren die voor het proces tegen Adriaan Koerbagh zijn gebruikt,
zijn bewaard gebleven. Die erbarmelijke geschiedenis van Adriaan
Koerbagh door Bart Leeuwenburgh beschreven in Het noodlot van een
ketter. Adriaan Koerbagh (1633-1669) en begin vorig jaar door
uitgeverij Vantilt uitgebracht, acht ik bij de bezoekers van dit
weblog genoegzaam bekend.
Dan de recente geschiedenis van het boek - ook bijzonder. Nadat Hubert Vandenbossche in 1974 in eigen beheer een uitgave van Een ligt verzorgd had, waarvoor hij de beide overgebleven deels gedrukt, deels in verschillend handschrift bestaande exemplaren, had laten fotograferen, transcribeerde en onderling vergeleek, besloot hij in april vorig jaar middelen ter beschikking te stellen om de totstandkoming van een moderne hertaling te bevorderen. Hij deed daartoe een oproep via dit Spinoza.blogse (ik verwees er boven al naar). Ik bracht behalve dat blog ook rechtstreeks een aantal personen, die m.i. geknipt voor deze klus waren, van dit bericht op de hoogte. Onder hen Michiel Wielema die in 2011 al de tweetalige uitgave verzorgde - grondtekst én Engelse vertaling - die bij Brill verscheen: A Light Shining in Dark Places, to Illuminate the Main Questions of Theology and Religion. Met hem kwam het tot een afspraak, nadat hij uitgeverij Vantilt bereid had gevonden het resultaat te zullen uitgeven.
En dat brengt mij op het derde bijzondere van de uitgave die op 7 mei uitkwam [cf. dit blog]: het boek werd opgenomen in de apart vormgegeven reeks filosofische boeken, waarin al eerder werken verschenen van: Max Weber, Theodor W. Adorno, Karl Jaspers, Karl Mannheim, Hans-Georg Gadamer en Martin Heidegger. En dat beschouw ik wel als heel bijzondere erkenning, waarmee een helder signaal wordt afgegeven over hoe je naar dit boek moet kijken: een boek waarin met de filosofische rede kritisch wordt geschreven over zaken van theologie, geloof, godsdienst en bijgeloof. En dat in een taal die hier een daar aan een scherpe en gevatte Multatuli doet denken. Letterlijk Een licht dat schijnt in duistere plaatsen.
Dan nu mijn leeservaring en over de inhoud van het boek. Even moest ik er aan wennen een boek in handen te hebben dat vooral gaat over godsdienstige zaken. Diezelfde aanvankelijke weerzin moest ik zeven jaar geleden overwinnen, toen ik voor het eerst begon aan de Tractatus theologico-politicus. Wie godsgeloof en godsdienst al lang geleden achter zich liet, moet even een drempel over om weer tijd te investeren in theologiekritiek. Datzelfde had ik even met dit boek, moet ik eerlijk bekennen. Als je de inhoudsopgave bekijkt, zie je meteen waarover het zal gaan, zoals de ondertitel ook belooft: Wezen (Jehova) en de wereld; De drie-eenheid; De Behouder die Jezus heet; De Heilige Geest; De Heilige Schrift; Ketters en ketterij; De hemel; De hel; De orakels; Engelen; Duivels; Spokerijen en geestverschijningen; De wijzen of tovenaars; De wonderen.
Maar al snel, binnen een paar bladzijden, smolt elke weerzin weg als je eenmaal meegenomen bent in de redelijke, nuchtere, kritische geest die hier aan het woord is. Zoals Koerbagh hier één voor één de verzonnen heilige huisjes omver haalt!
Doordat je zijn tekst door de zeer goede hertaling in goed lopend hedendaags Nederlands vlot kunt lezen, beluister je ook meteen het nuchtere, kritische en goed geïnformeerde denken van een radicale tegellichter. Hij bedrijft geen loutere spot en lacht zijn tegenstanders niet alleen maar uit, maar ondergraaft stuk voor stuk de meningen en overtuigingen, waarvan hij haarscherp laat zien dat het om ficties gaat.
Een zeer sterk punt is zijn filologie en etymologie, waarmee hij aantoont dat de theologen-vertalers van de Heilige Schrift door Hebreeuwse en Griekse woorden onvertaald te laten, entiteiten lieten ontstaan (als duivels en engelen) die een inhoud kregen die hen beter uitkwam, maar die in de Schrift een heel andere, vaak simpeler betekenis hadden. Nuchter redelijk is hij met zijn stelling dat geesten (die een soort louter denken zouden zijn) zonder lichaam helemaal niet kunnen praten, want praten is een lichamelijk verschijnsel.
Het boek begint, na een beschouwing over God en wereld, met lange weerleggingen van het verzinsel van de zgn. drie-eenheid, met de onlogica waarvan (één God in drie personen) hij korte metten maakt in lange, systematische beschouwingen, waarop hij later in het boek regelmatig terugkomt. Het geeft aan hoe belangrijk dit thema was in de 17e eeuw.
Het meest doet het boek mij denken aan Spinoza's Tractatus theologico-politicus dat ik al noemde. Ja, Een licht is Koerbaghs TTP. Je komt heel veel vergelijkbare onderwerpen en thema's tegen: over Mozes, over Jezus, over de Hebreeuwse staat, hoe de Schrift te lezen, het pleidooi dat de staat boven de godsdiensten staat en deze aan banden legt. Scherper geformuleerd dan bij Spinoza lees je bij Koerbagh dat Mozes de Wet bedacht met behulp van de wijsheid en rede waarmee God hem begiftigd had. En alleen in die zin kun je zeggen dat de Mozaïsche Wet van God komt. Alles eromheen was poespas (p. 175). Vanaf hoofdstuk 7 krijgt het soms meer het karakter van Bloemhof met lange stukken woordverklaringen. Boeiend en goed geïnformeerd.
De gedrevenheid waarmee het werd
geschreven komt heel duidelijk over, ja spat ervan af. Het gaat niet
om zomaar spot. Nee, er staat voor de schrijver iets op het spel. Hij
durft risico's te lopen, omdat hij echt mensen wil redden uit de
handen van bedriegende voorgangers in geloof. Gewone gelovigen zouden
wat kritischer moeten zijn en beseffen dat Gods woord in de rede te
vinden is, vindt hij. En tot dat besef wil hij mensen brengen. Het
gaat hem, net als Spinoza, om vrijheid van denken en daartoe loskomen
van vooroordelen en denkafhankelijkheden.
Mooi zoals hij als een
soort axioma's toetsstenen in zijn tekst verwerkt aan de hand waarvan
hij zelf oordeelt. Bijvoorbeeld: "Zonder bewijs hoeft niemand te
geloven." Aan de hand van zo'n uitspraak laat hij zien dat
theologen maar wat zeggen, zonder dat er iets over in de Schrift te
vinden is. Telkens weer blijkt dat Koerbagh goed op de hoogte is met
wat er in dat boek wel en niet te vinden is.
Het hoofdstuk over ketterij is een lange pleitrede in de vorm van een requisitoir. Hij zou het in zijn proces hebben kunnen gebruiken en misschien heeft hij het wel gebruikt om het onterechte van de aan-klacht tegen hem aan te tonen. Schrijnend is het deze passages te lezen, terwijl je weet hoe hij erop is aangepakt. Maar hoe 'n gelijk had hij!
Net als Spinoza maakt hij telkens onderscheid tussen woordbelijdenissen en daden. Net als Spinoza aan het eind van Hoofdstuk 3 van de TTP, heeft ook Koerbagh, toevallig ook aan het eind van zijn Hoofdstuk 3 een passage dat hij het niet onmogelijk acht dat de joden weer terugkeren naar het land dat zij bezeten hebben. "Of dit ooit zal gebeuren, kan men niet met zekerheid zeggen (hoewel het niet onmogelijk is), omdat de staten en machtsverhoudingen voortdurend veranderen." (p. 79)
Waar Spinoza als vergelijkingsmetafoor vaak verwijst naar de driehoek waarvan de drie hoeken gelijk zijn aan twee rechte hoeken, verwijst Koerbagh als voorbeeld voor vaststaande waarheid graag naar het geheel dat groter is dan de som der delen.
Soms lees je dat Koerbagh radicaler was dan Spinoza. Nu gaat het uiter-aard niet om een wedstrijdje radicaliteit. Spinoza lijkt voorzichtiger, waar Koerbagh sneller recht voor z'n raap is. Maar Spinoza lijkt soms consequenter in radicaliteit. Moralistischer dan Spinoza is Koerbagh bijvoorbeeld waar het gaat om het je houden aan je woord (p. 120). Dat is voor hem heiliger dan voor Spinoza, die daarin realistischer is.
Interessant is het volgende. Koerbagh's opvattingen over 'kennis van God', onsterfelijkheid en behoud (p. 54-57) doen sterk denken aan de Ethica. De 'vereniging met God' bestaat uit 'kennis van God' en die bereiken we niet in "een doorgang tot het eeuwige leven", "aangezien wij al in dit leven met God verenigd moeten zijn. En als wij eenmaal met God verenigd zijn, is dat voor zolang wij leven - al leefden wij hier in eeuwigheid, aangezien de vereniging met God, die het alomtegenwoordig Wezen is, aan geen plaats die men hemel noemt is gebonden: overal waar wij in vereniging met God zijn is onze geluksplaats." (57) Een fraai staaltje Koerbaghiaanse duidelijkheid. Als men de tweede helft van het 5e deel van de Ethica vanuit deze nuchtere tekst had gelezen, zou er meer duidelijkheid (en minder mysticisme) in de interpretatie van de Ethica zijn geweest.
Nog een staaltje van overeenkomstig denken is dit: "En de met rede en een verlicht verstand begiftigde mens doet niet goed omdat hij enige beloning verwacht, want de deugd beloont zichzelf, maar omdat hij het ziet als in overeenstemming met de rede." Vergelijk de laatste stelling van de Ethica.
Het boek leest als een trein en kan ook nu nog als een brisante tekst worden gezien. Het zou nog altijd z'n oorspronkelijk bedoelde effect kunnen hebben, als het bijvoorbeeld in theologische opleidingen gelezen zou worden. Het zal anders gelezen worden door hen voor wie met de besproken geloofsvoorstellingen geen verwantschap meer hebben. Maar zij kunnen het uiterst scherpzinnige, radicaal kritische denken toepassen op nieuwe heilige huisjes en vooroordelen. Je ervaart een schrijver en een manier van denken en van tegen de werkelijkheid aankijken die als heel modern aandoet. Je kunt je hem zo voorstellen als een van de beste columnisten van deze tijd.
Tot slot nog iets over de hertaling, waarover ik mijn tevredenheid al heb geuit. Ik denk dat Vandenbossche zich geen betere hertaler had kunnen wensen. We kregen een boek dat zeer goed leesbaar is, zodat de lezer heel zijn aandacht aan wat Koerbagh te zeggen heeft kan geven en door niets wordt afgeleid. De enige 'afleidingen' zijn de zeer nuttige eindnoten waarin Wielema deskundige toelichtingen en aanvullende informatie geeft. Uit de noten blijkt dat een flink aantal noten van Koerbagh zelf rechtstreeks in de tekst zijn verwerkt. Dat lijken mij verdedigbare en nuttige ingrepen die het lezen zeer ten goede komen. Zeer handig zijn ook de vele tussenkopjes die we krijgen en die niet alleen de tekst structureren maar ook kort aangeven waarover de komende paragraaf gaat. Daaruit blijkt dat Wielema meer deed dan de 17e eeuwse tekst in hedendaags Nederlands omzetten, maar dat hij ook zelf de tekst goed las en de boodschap tot zich liet doordringen, anders had hij deze structuur en informatiehulpen niet zo kunnen aanbrengen. Een gedegen nawoord plaatst het boek nog eens duidelijk in zijn context.
Ja Michiel Wielema heeft aan de nagedachtenis van Koerbagh en aan ons een grote dienst bewezen. Dat er door hem en de uitgever met grote zorgvuldigheid is gewerkt blijkt ook eruit dat ik slechts één zin tegenkwam waarin iets niet klopte en er helemaal geen zetfouten te bespeuren zijn. Ook dat is een prestatie die wel even vermeld mag worden. Ik zal die ene onduidelijkheid doorgeven aan de auteur voor het geval er een tweede druk van het boek komt. Wat het gegund is. Omdat het 't waard is.
Stan Verdult
__________
") Alleen noemde Vandenbossche hem "een Max Havelaar van zijn tijd", maar dat was een romanpersonage, terwijl hij uiteraard de schrijver zal hebben bedoeld.
Reacties
Nogmaals dank , mijnheer Verdult , voor uw hulp en medewerking bij dit project
Toch even stil staan bij het feit dat , door Koerbagh te veroordelen ,Overheden ons deel twee van Een Licht en een Ethica ontnomen hebben , die K ons zo graag geschonken had
hubert vandenbossche 14-05-2014 @ 21:43
Misschien moet iemand nog eens goed speuren in wat er over is gebleven van de archieven van Schout en Schepenen van Amsterdam uit de 17e eeuw. Misschien is ook dat manuscript toen in beslag genomen en bewaard.
Stan Verdult 14-05-2014 @ 22:05