Antonius van der Linde (1833 - 1897) seksuele escapadist, schaakhistoricus en Spinoza-bibliograaf

“Als orthodoxe calvinist was Van der Linde een overtuigde antispinozist,” schreef Siebe Thissen 1), die veel studie deed naar het 19e eeuwse Spinozisme en Antonius van der Linde als het ware wel kon schieten. Hij typeert hem als “een verwarde theologische en filosofische dilettant” 2) en heeft het over “[d]e uiterst onevenwichtige figuur Antonius van der Linde.”3) En hij schrijft over “de 'kristokraat' Antonius van der Linde [en] zijn studie Spinoza. Seine Lehre und deren ersten Nachwirkungen in Holland (1862) waarin hij een kruistocht voert tegen alles dat naar modernisme riekt. Hij vernietigt het positieve en integere beeld van Spinoza dat sinds de diskwalificatie van Pierre Bayle in de achttiende eeuw opgang deed en grijpt terug op de veroordeling van diens atheïsme. Van der Linde beschrijft Spinoza als een sadist die zichzelf plezierde met het martelen van kleine diertjes, zoals spinnen. Ook hekelt hij Spinoza's 'flauwhartig en kleinmoedig' karakter omdat zijn boeken eerst na zijn dood gepubliceerd werden.” 4)
Ook ‘verklapt’ Thissen dat “de Spinoza-kenner en Spinoza-bibliograaf Antonius van der Linde seksuele uitspattingen had, waarbij bondage en vernedering van zijn eigen vrouw tot zijn repertoire behoorden.” 5)

Dat weten we dan alvast - nu even wat rustiger…

Antonius van der Linde werd in 1833 geboren in Haarlem. Na een middelbare opleiding op kosten van het Haarlemse doopsgezinde kerkgenootschap verliet hij de zendelingenopleiding, werd in 1853 onderwijzer in Amsterdam waar hij in aanraking kwam met het Reveil, een orthodox-protestantse opwekkingsbeweging, en besloot in 1855 in Leiden theologie te gaan studeren. Die studie moest hij vanwege een misstap beëindigen, waarna hij tevergeefs probeerde in Amsterdam predikant van de afgescheidenen te worden; schreef pamfletten waarin hij zich als een rechtlijnig dogmatisch theoloog manifesteerde (in die fundamentalistische periode tooide hij zichzelf met de titel 'Kristokraat') en stichtte in 1859 een eigen gemeente waarin hij zichzelf a.h.w. als predikant benoemde.

Na perikelen trok hij in 1861 naar Duitsland om er in Göttingen filosofie en geschiedenis te studeren. In 1862 al promoveerde hij er op Spinoza: seine Lehre und deren erste Nachwirkungen in Holland [die dissertatie is in z’n geheel op books.google in te zien – wel erg Gotisch].

 

Na zijn promotie vestigde Van der Linde zich op het landhuis Winkelsteeg in Hatert bij Nijmegen. In 1865 bestreed hij de moderne predikant Hooykaas Herderschêe. Daarna schreef hij nog enkele historische publicaties over bijzondere godsdienstige figuren als David Joris, Michael Servet, Balthasar Bekker en Antoinette Bourignon. Intussen was hij vrijzinnig geworden en ontpopte zich als tegenstander van Calvijn. Maar meer en meer ging hij zich bezig houden met de geschiedenis van het schaakspel, waarover hij veel boeken verzamelde en studies schreef.

1867 ging hij in Den Haag wonen. Daar publiceerde hij in 1869 en 1870 in De Nederlandsche Spectator van Carel Vosmaer een reeks artikelen over het ontstaan van de boekdrukkunst, "De Costerlegende". Van der Linde was het die de Nederlandse mythe dat de boekdrukkunst door de Haarlemmer Laurens Janszoon Coster zou zijn uitgevonden bestreed en de Duitser Johannes Gutenberg als de echte uitvinder erkende – hetgeen hem  weinig sympathie opleverde. Toen hij bovendien in een liefdesaffaire verstrikt raakte, besloot hij in 1871 opnieuw naar Duitsland te vluchten. Hij ging naar Berlijn om met het oog op zijn schaakstudies Sanskriet te leren.

Van der Linde verzamelde kostbare werken van en over Spinoza, waaronder zeldzame drukken van de werken van Spinoza en van de Nederlandse spinozisten. Ook was hij in het bezit van één van de twee teruggevonden afschriften van de Korte verhandeling.

Hij gebruikte deze boeken voor zijn Benedictus Spinoza-bibliografie [Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, 1871 - hier op internet te raadplegen]. In een voetnoot kan Thissen het opbrengen toe te geven: “Overigens droeg Van der Linde - als bibliothecaris - bij aan het internationale Spinozaonderzoek dankzij Benedictus Spinoza: Bibliographie (Den Haag 1871). Twee jaar eerder verscheen zijn Balthasar Bekker: Bibliographie (Den Haag 1869).” 6) [Bij books-google te downloaden]

In 1874 publiceerde hij daar zijn voornaamste werk over de geschiedenis van het schaakspel, Geschichte und Litteratur des Schachspiels, dat nog steeds als een standaardwerk zou gelden. In 1875, teruggekeerd naar Nederland, in Arnhem, publiceerde hij Het Schaakspel in Nederland. Dat jaar ging de Amsterdamse bank waar hij zijn vermogen had failliet. Om aan middelen te komen verkocht hij in 1876 zijn verzamelingen van boeken over Spinoza (166 titels) en het schaakspel (800 titels en manuscripten) aan de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag.

In 1876 trok Van der Linde opnieuw naar Duitsland en werd door de Koning van Pruisen benoemd tot hoofdbibliothecaris aan de Koninklijke Bibliotheek te Wiesbaden. HIj schreef er een groot aantal studies over schaken en ook over de vondeling Kaspar Hauser, Kaspar Hauser, eine neugeschichtliche Legende [1887]. Daar hij zijn bibliotheekwerk ten gunste van eigen onderzoek verwaarloosde, werd hij in 1894 vervroegd met pensioen gestuurd. Na zijn pensionering vereenzaamde de zeer polemisch ingestelde Van der Linde. Hij overleed in 1897 in Heidelberg in desolate omstandigheden.

Noten & Bronnen

1) Siebe Thissen, Vrij van praal en zinnelijkheid [hier]

2) Siebe Thissen, De Spinozakoorts [hier]

3) Siebe Thissen, Licht en schaduwbeelden [hier]

4) Siebe Thissen, Een wijsgerige beweging [hier]

5) Siebe Thissen, bij de presentatie van HET LEVEN VAN SPINOZA VOLGENS MARGARET GULLAN-WHUR [hier]

6) Uitvoeriger over Van der Linde in het 3e hoofdstuk van Siebe Thissen's De Spinozisten [2000], aldaar ook de hier aangehaalde voetnoot [hier]

http://nl.wikipedia.org/wiki/Antonius_van_der_Linde

Auteurspagina bij de DBNL

Over Antonius van der Linde bij de KB

http://www.kb.nl/vak/deelcoll/teksten/spinoza.html [werkt niet meer zie nu hier]