Bernard Nieuwentijt (1654 - 1718) criticus van Spinoza schreef Europese bestseller
De naam van Bernard Nieuwentijt, die in de eerste helft van de 18e eeuw als groot criticus en bestrijder van Spinoza gold, is op dit weblog wel vaker gevallen (zie hier), maar een apart blog was hem nog niet gegund. Terecht vroeg Herman Terhorst om dat eindelijk eens te doen. In het deel “Early critics” van The Continuum Companion to Spinoza schreef Wiep van Bunge het lemma over deze Nieuwentijt, waardoor ik mij laat inspireren wat betreft enige tekstkeuzen.
Bernards vader was Emanuel Nieuwentijt, predikant te Westgraftdijk, zijn moeder Sarah d'Imbleville. In november 1684 trouwde hij met Eva Moens, op 29 maart 1699 voor de tweede maal met Elisabeth Lams. Beide huwelijken bleven kinderloos.
Nieuwentijt studeerde geneeskunde in Leiden, waar hij van de universiteit werd verwijderd, en Utrecht. Hij stond sterk onder de invloed van de natuurkundige ideeën van Descartes en zou zich ook bij aanhangers van Spinoza thuis hebben gevoeld. Later nam hij afstand van dit radicalisme. Na zijn studie oefende hij enige tijd de medische praktijk uit in zijn geboortedorp Westgraftdijk. In 1682 werd hij benoemd tot stadsarts van Purmerend en werd er burgemeester.
In 1695 publiceerde Nieuwentijt Analysis infinitorum, een werk over infinitesimale methoden dat beschouwd wordt als de eerste elementaire inleiding op dit gebied. Over dit onderwerp had hij een polemiek met Leibniz en diens medestander Johann Bernoulli, maar met zijn kritiek op Leibniz' methode, maakte hij zich uiteindelijk onmogelijk.
In de laatste jaren van zijn leven kreeg hij groot succes met enkele meer populaire werken, waarin hij het ‘godsdienstig ongeloof’ in het algemeen en van Spinoza in het bijzonder bestreed. Spinoza zocht volgens hem een rechtvaardiging in een verkeerde opvatting van wetenschap. Een ’ongodist’ is volgens Nieuwentijt iemand die weliswaar het bestaan van een eeuwig Wezen erkent, maar niet aanvaardt dat dit Wezen wijs, almachtig en goed is, alle dingen bestuurt en alles met een bepaald doel gemaakt heeft en alles ook naar dat doel leidt. Met ‘ongelovigen’ worden door hem mensen bedoeld die wel in God geloven, maar niet het gezag van de Heilige Schrift aanvaarden.
In 1715 verscheen Nieuwentijts Regt gebruik der wereltbeschouwingen ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont. In zijn boek wilde hij de onjuistheid aantonen van de opvatting van de radicale mechanisten, namelijk dat de natuur ofwel beheerst zou worden door dwingende, mathematische natuurwetten, ofwel onderhevig zou zijn aan het toeval. Daarin had hij het vooral gemunt op Spinoza en diens streven om met zijn Ethica more geometrico de wiskundige denkwijze naar het wijsgerig terrein over te brengen. Hij zag meer in de “proefondervindelijke wijsbegeerte”, zoals die in Engeland door Boyle en Newton ontwikkeld was – dat was voor hem de juiste manier van wetenschapsbeoefening. Volgens hem was er in het boek der natuur – hij bracht er vele voorbeelden voor bijeen - de invloed van de Voorzienigheid duidelijk herkenbaar. Deze aanpak werd bekend onder de naam fysicotheologie. Systematisch behandelde hij alle aspecten van de schepping en aldus meende Nieuwentijt stelselmatig de onjuistheid van deze epicureïsche en spinozistische zienswijze aan te tonen en dacht hij te hebben laten zien dat alleen een hoger, kennend wezen verantwoordelijk kon zijn voor de z.i. enorme complexiteit, vernuft en ontwerp die in de natuur te vinden was.
Bestseller
Dit werk was in de eerste helft van de achttiende eeuw zeer invloedrijk. Regt gebruik der wereltbeschouwingen ter overtuiginge van ongodisten en ongelovigen aangetoont kende zeven drukken in het Nederlands (in 1715, 1717, 1720, 1725, 1730, 1740, 1759), werd vertaald in het Engels (The Religious Philosopher, 1718, vier drukken), in het Frans (De l’existence de Dieu démontrée par les merveilles de la nature, 1725, drie drukken) en in het Duits (Die Erkanntnüsz der Weisheit, Macht und Gütte des göttlichen Wesens, 1732, drie drukken).
Het is op books.google te lezen, zoals de afbeelding laat zien. Het is ook te lezen bij de DBNL [zie overzicht en pdf van de hele tekst]
Ook dit is bij books.google te lezen.
Hier Nieuwentijts tekst over Spinoza’s levenseinde.
§. 7. Het uiteinde van Spinoza.By dese gelegentheit van het sterven der Ongodisten, kan ik niet nalaten hier aan te halen, het geen van Spinoza, en ook, voor soo veel ik hebbe kunnen vernemen, met waarheit gesegt wert: namelyk, dat hy in eenigheit en een groote stilheit sonder uiterlyke tekens van ongerustheit te tonen, syn leven geeindigt heeft. Dit wete ik, dat eerst aan eenige swakke Godtvrugtige met veel bevremdinge voorgekomen is; om dat sy wel geheel andere en seer vreesselyke werkingen Godts ontrent syne loochenaars of gesien of gehoort hadden. En ten anderen dat dit aan de volgers van desen Spinoza gelegentheit gegeven heeft, om daar uit te oordeelen, dat syn gevoelen soo ongegrond niet geweest is.
Om aan dese beiden te antwoorden, gelieven de eerste sigh te erinneren, dat Godt, als vrymagtigh werkende, niet altyt alle sonden soo blykelyk in dit leven straft. En de laatste, indien sy in syne schriften ervaren syn, sullen daar uit kunnen af nemen, dat Spinoza niet soo seer voor een verstandig redeneerder, als wel voor soodanig een Ongodist te houden is; die het sy met, het sy tegen overtuigingen, de Atheisterye enkel wilde aaanhangen; om dat de selve hem na syne gedagten, met meer vrolykheit konde doen leven.Men gelieve niet te denken, dat ik dit uit drift tegen hemschryve, maar alleen syne eigene woorden in den XXXIV. brief aan W.V. Blyenbergh na te sien. Alwaar hy eerst segt, dat hy de Heilige Schrist niet verstaat, en ganschelyk rust op het geene het verstant hem aanwyst; en daar na (in plaatse van de sekerheit daar van te bewysen, het geen een waar Philosooph in desen gepast zoude hebben,) op eene volkomentlyk aan ymand, die na waarheit soekt, onwaardige wyse dus voortgaat; En indien het geen, dat ik alree van het natuurlyk verstand hebbe, eens valsch bevonden wierd, soo maakt het my egter gelukkig, terwyl ik 't geniet, en myn leven niet met tranen en sugten, maar gerustelyk, blydelyk, en vrolyk doorbreng &c. Of nu dese woorden een waarheid soekend Philosooph bewysen, of een halsterrigen Ongodist, die om syn Vrolykheit niet te verliesen niet wil overtuigt syn, kunnen verstandige oor deelen. Nu dat Godt een hartnekkigen Lasteraar soo verre kan laten vervallen, dat hy eindelyk na langen tyt daar in volhart te hebben, so lange volkomen blint blyft, tot de tegenwoordig synde Wrake Godts aan hem de oogen opent, sal niemant kunnen tegen spreken.
Ten tweeden, is het ook seker, dat om niet ontrust te werden, hy met niemant op syn siek-en doodbedde eenige redenwisselingen, over den staat der menschen na dit leven, en de sekerheit of onsekerheit van syne gevoelens heeft willen houden; het geen ook weinigh na regte overtuiginge van een waaragtige Philosophie gelykt. Want schoon syn verstant door de kragt van de siekte alsoo verswakt mogt geweest syn, dat hy niet op alle tegenwerpingen, om die reden, na syn genoegen soude hebben kunnen antwoorden; was het egter waar, volgens syne eigene gronden, dat hy daarom na syn dood niet ongelukkiger soude geweest syn; maar alleen, dat hy sigh niet langer met de eere van een sterker Geest als andere te syn; soude hebben kunnen vleyen en behagen.Eindelyk, moet ik hier by voegen, dat een van syn alderbysonderste vrienden en Leerlingen aan my van naby in myne jonkheit is bekent geweest, die syne gedagten altyt aangehangen hadde, en de selve met seer veel scherpsinnigheit, vermits hy in verstand uitstak, wanneer'er vryheit was, gewoon was staande te houden: welke in syne siekte na het voorbeeld van syn Meester sigh langen tyd stil gehouden hebbende, eindelyk in dese verschrikkelyke woorden uitberstede, dat hy nu geloofde ai wat hy te voren geloochend hadde, dogh dat het nu te laat was om genade te hoopen. Welk erbermlyk uiteinde seker geleerdt Heer, aan my met alle omstandigheden geliefde bekent te maken; dewyl hy seide te weten, dat ik, desen na allen schyn ongelukkigen over veel jaren in syne gevoelens gekent hebbende, syn afsterven horende, niet konde nalaten begerigh te syn om de wyse daar van te vernemen.
Of nu na dit alles overdagt te hebben, het uiteinde van Spinoza eenigen grond van gerustheit, aan syne beklagelyke navolgers geven kan, sal ik aan haar selfs, indien sy sonder passie oordeelen willen, overlaten._______________
Nadere informatie
Kees de Pater: Fysicotheologie in de achttiende eeuw: Boyle tot Paley [hier]
G.M. van de Roemer: De geschikte natuur: theorieën over natuur en kunst in de verzameling van zeldzaamheden van Simon Schijnvoet (1652-1727). Faculteit der Geesteswetenschappen, UvA, 2005
http://dare.uva.nl/record/167482 (overzicht)
http://dare.uva.nl/document/139401 (de hele thesis)
Wiep van Bunge: Spinozistische vrijdenkers in de Republiek [op despinoza.nl]
Recensie door Th. Verbeek van R. H. Vermij, Secularisering en natuurwetenschap in de zeventiende en achttiende eeuw: Bernard Nieuwentijt [Hier]
Reacties
Beste Stan,
Het was gisteravond al zo rustig op je blog, ik dacht hij is vast ergens mee bezig. Leuk dat je een en ander over Nieuwentijt hebt geplaatst. Ik moet de tijd nog nemen om het rustig lezen. Dan kun je verdere reacties (o.a.) van mij verwachten.
Herman Terhorst 18-08-2011 @ 09:51
Stan,
Ik heb nog twee bronnen voor je: 1) Bernard Nieuwentijt. Een zekere, zakelijke wijsbegeerte. Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door R.H. Vermij. Geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland deel 12 Ambo/Baarn 1988 2) Lemma Nieuwentijt, Bernard door R.H. Vermeij in Dictionary of Seventeenth and Eighteenth Century Dutch Philosophers vol.II pag. 733-736) Thoemmes Press 2003.
Herman Terhorst 21-08-2011 @ 21:16