Breviarium Spinozanum: Deus sive Natura

Tientallen malen is de identiteitsformule “Deus sive Natura” (God oftewel de Natuur) op dit weblog voorbij gekomen, wat uiteraard niet verbazingwekkend is voor een weblog dat al ruim drie jaar over Spinoza, Spinozisten en Spinozana gaat (aan het eind van het blog geef ik een link naar al deze plaatsen). Nu ik vandaag van een bezoeker van dit weblog in een mailtje o.a. het hierna volgende stukje tekst (onderdeel van een grotere mail) ontving, is dat aanleiding voor me om in de onregelmatige ‘reeks’ Breviarium Spinozanum een samenvattende schets te geven over dit onderwerp. Breviarium betekent 'kort overzicht van’; Breviarium Spinozanum betekent dan: kort overzicht van het Spinozisme.

Eerst het e-mailtje:

"Deus sive Natura": de volledige uitdrukking is overigens "de kracht van God, anders gezegd, van de Natuur". (EIVp4d).' Daar staat dan niet dat God hetzelfde is als de Natuur, maar dat de kracht van God dezelfde is als de kracht van de Natuur. Maar ongetwijfeld staat ook nog ergens anders gewoon Deus sive Natura.

Voor het volgende maak ik gebruik van gegevens die tijdens of naar aanleiding van de zomercursus van 2008 in Barchem over de “Korte verhandeling van GOD, de MENSCH en deszelvs WELSTAND” door Nanne Bloksma en Theo van der Werf werden aangereikt.

Het eerste antwoord op bovenstaand mailtje kan vanuit die gegevens zijn, en velen zullen dat verrassend vinden gezien het feit dat het als zo ongeveer de samenvatting van de Ethica zo vaak is geciteerd: precies zo, ‘Deus sive Natura’, komen de woorden geen enkele maal in de Ethica voor. Maar sive=seu en dan blijkt dat er op twee plaatsen, slechts op twee plaatsen, sprake is van de woordcombinatie ‘Deus seu/sive Natura’.

[1] In EIVpraefatio (voorwoord) […] “In het aanhangsel bij het Eerste Deel hebben wij immers aangetoond, dat de Natuur geenszins om een doel handelt; want dit eeuwige en oneindige Zijnde dat wij God of Natuur noemen’ (infinitum Ens, quod Deum, seu Naturam appellamus) handelt vanuit dezelfde noodzakelijkheid, als waardoor het bestaat. Want wij hebben aangetoond dat krachtens dezelfde noodzakelijkheid van zijn natuur waardoor het bestaat, het ook handelt (stel. 16 van dl I). De reden of oorzaak dus waardoor God, ofwel de Natuur, handelt (Ratio igitur, seu causa, cur Deus, seu Natura agit) en waardoor hij bestaat, zijn één en dezelfde.

[2] EIVp4d (stell. 4 bewijs) “De kracht (vermogen, potentia) waardoor de enkelvoudige dingen, en bijgevolg ook de mens, hun bestaan handhaven is de kracht van God of de Natuur zelf (ipsa Dei, sive Naturae potentia) (vlg. EIp24corr), niet voorzover deze oneindig is, maar voorzover hij zich door het actuele [werkelijk, feitelijk bestaande] wezen van de mens kan uitgelegd worden (volgens EIIIp7). De menselijke kracht, voorzover zij zich in zijn eigen werkelijke wezen laat zien, is dus een deel van de oneindige kracht van God of de Natuur (infinitae Dei seu Naturae potentiae), d.w.z. (volgens EIp34) van zijn wezen.

Dus: ‘God of de natuur’ komt in de hele Ethica slechts vier keer voor, alleen in EIV en slechts in deze twee passages.

Ook in de Tractatus Theologico-politicus zijn er enige relevante plaatsen:

In hoofdstuk 1, § 26 “Ja, omdat de kracht van de natuur niets anders is dan Gods kracht zelf, is het zeker dat als wij de natuurlijke oorzaken niet kennen, wij in diezelfde mate Gods kracht niet begrijpen. Zodoende is het dwaas terug te vallen op diezelfde kracht Gods, wanneer men de natuurlijke oorzaak van een of andere zaak, dat is Gods kracht zelf, niet kent.”  (p. 112)
[
Imo quia Naturae potentia nulla est nisi ipsa Dei potentia, certum est nos eatenus Dei potentiam non intelligere, quatenus causas naturales ignoramus; adeoque stulte ad eandem Dei potentiam recurritur, quando rei alicujus causam naturalem, hoc est, ipsam Dei potentiam ignoramus.]

In hoofdstuk 3, § 3 (waarin a.h.w. enige hoofdbegrippen van de Ethica worden samengevat) is te lezen: “Of wij dus zeggen dat alles geschiedt volgens de wetten van de natuur, of dat alles door Gods besluit en leiding beschikt wordt, wij zeggen hetzelfde. Ten tweede: omdat de kracht van alle natuurlijke dingen niets anders is dan Gods kracht, die alleen alles doet geschieden en beschikt, volgt hieruit dat al wat de mens, die ook een deel is van de natuur, zich verschaft tot hulp om zijn bestaan te handhaven, of al wat de natuur hem vanzelf aanbiedt zonder dat hij er moeite voor doet, dat dit alles hem is aangeboden door de goddelijke kracht alleen, ofwel voor zover die via de menselijke natuur werkzaam is, ofwel via de dingen buiten de menselijke natuur.” (p. 138)
[Sive igitur dicamus omnia secundum leges naturae fieri, sive ex Dei decreto & directione ordinari, idem dicimus. Deinde quia rerum omnium naturalium potentia nihil est nisi ipsa Dei potentia, per quam solam omnia fiunt, & determinantur, hinc sequitur, quicquid homo, qui etiam pars est naturae, sibi in auxilium, ad suum esse conservandum parat, vel quicquid natura ipso nihil operante, ipsi offert, id omne sibi a sola divina potentia oblatum esse, vel quatenus per humanam naturam agit, vel per res extra humanam naturam.]

In hoofdstuk VI § 3 (nadat nogmaals is gesteld dat de goddelijke besluiten de universele natuurwetten zijn, volgt:) “Als er dus iets in de natuur zou gebeuren dat in strijd zou zijn met haar universele wetten, zou dit noodzakelijkerwijze ook in strijd zijn met het besluit en het verstand en de natuur van God. Of, nog anders gezegd, als iemand zou stellen dat God iets doet in strijd met de wetten van de natuur, zou hij tevens gedwongen worden te stellen dat God in strijd met zijn eigen natuur handelt, en niets is ongerijmder dan dat. Ditzelfde zou ook gemakkelijker hierdoor bewezen kunnen worden, dat de energie van de natuur de energie en kracht van God zelf is, en dat de goddelijke kracht  precies de essentie van God is, maar dat wil ik voor het moment liever laten rusten.
§ 4 Er gebeurt dus niets in de natuur* dat met haar eigen universele wetten in strijd is.” Etc..
[Si quid igitur in natura contingeret, quod ejus universalibus legibus repugnaret, id decreto, & intellectui, & naturae divinae necessario etiam repugnaret; aut si quis statueret, Deum aliquid contra leges naturae agere, is simul etiam cogeretur statuere, Deum contra suam naturam agere, quo nihil absurdius. Idem etiam facile ex hoc posset ostendi, quod nimirum potentia naturae sit ipsa divina potentia & virtus; divina autem potentia sit ipsissima Dei essentia, sed hoc impraesentiarum libentius omitto.
Nihil igitur in[*] natura contingit, quod ipsius legibus universalibus repugnet;]

* Spinoza geeft hierbij een noot: N.B.: Ik versta hier onder natuur niet alleen de materie en haar verschijningsvormen, maar behalve de materie nog oneindig veel andere dingen.”
[NB. Me hic per Naturam non intelligere solam materiam, eiusque affectiones, sed praeter materiam, alia infinita.]

Conclusie

Bij de gelijkstelling ‘God ofwel de natuur’, stelt Spinoza vooral de (werkings-)kracht van God en van de natuur gelijk. Het is de natuur, gezien als Natura Naturans - die is God. Dat is iets anders dan simpelweg beweren dat Spinoza God en het universum (de Natura Naturata] gelijkstelt. Spinoza is geen pantheïst. De natuur die gelijk is aan God omvat ‘oneindig veel andere dingen,’ zegt Spinoza tegen degenen die de natuur eenvoudig gelijkstellen met materie.

                                             * * *

Tot slot en voor de volledigheid nog de overige plaatsen in de Ethica met Deus (of naamvalsvorm) sive/seu  

1. EIp11 God, of de substantie (Deus sive substantia), bestaande uit een oneindig aantal attributen, van welk elk een eeuwig en oneindig wezen uitdrukt, bestaat noodwendig.

2. EIp19 God, of al Gods attributen (Deus sive omnia Dei attributa), zijn eeuwig.

3. EIp20, corrolarium (toegift, bijkomende stelling) II Ten tweede volgt er uit dat God of al Gods attributen (Deum sive omnia Dei attributa) onveranderlijk zijn.

4. EIIpraefatio (voorwoord) Ik ga er thans toe over uiteen te zetten wat noodzakelijk uit het wezen van God of van een eeuwig Zijnde (Dei sive Entis aeterni et infiniti essentia), moet voortvloeien.

 

Bij frequentie-tellingen die in de jaren ’70 m.b.v. een computer waren gemaakt bleek dat exact 579 x de term ‘Deus’ (God) in een van de naamvalsvormen die het Latijn kent voorkwam, te weten 68 x in de stellingen, 224 x in de bewijzen en 191 x in de scholia. De term Natura kwam 536 x voor.

Verdeeld over de bijf delen van de Ethica (via een andere telling, waardoor het totaal met 572 x enigszins afwijkt)

E I ± 270

E II ± 164

E III ± 13

E IV ± 27

E V ± 98

En dit in grafiek 

Verwijzingen naar 'Deus sive natura' op dit weblog zijn hier met behulp van Google verzameld.  

Reacties

Stan, een mooi blog, bedankt. Toch heb ik een opmerking over je conclusie:
De kracht van Spinoza is zijn rigoureuze reductionisme, gecombineerd met een eindeloze subtiliteit. Voorbeeld: E3p7:" Het streven van elk ding naar voortzetting van het zijn (=conatus) is zijn actuele wezen".
Welnu, ik denk dat we de termen: 'kracht van God' en: 'kracht van de natuur' gelijk kunnen stellen met: 'het wezen van God' en 'het wezen van de Natuur'.
Conclusies:
1. Deus sive Natura geeft uitstekent weer wat Spinoza bedoelt, namelijk dat de essentie van God en de essentie van de Natuur dezelfde zijn.
2. Natura naturans en Natura naturata zijn twee expressievormen van die essentie.

Gelijk heb je, Adrie, althans... bij 2 niet echt
ad 1: goed geformuleerd. Het is EIp34: Gods macht is zijn essentie (wezen) zelf - Dei potentia est ipsa ipsius essentia. De essentie van God en de essentie van de Natuur zijn dezelfde. Hier geldt: Deus sive Natura.
ad 2: minder goed geformuleerd, dunkt me. De Natura naturata is, ja, een expressievorm (of gevolg) van de Natura Naturans. Zoals jij het formuleert lijkt er een onderscheid tussen essentie en Natura naturans (die als expressievorm ook een soort gevolg zou zijn van... ja van wat? Van de essentie van wat?). Iets klopt er dus niet in jouw formulering.

Stan, op het gevaar af dat ik met je een discussie overdoe die je, meen ik, met Henk Keizer gevoerd heb, het volgende:
E1p28s - Spinoza maakt onderscheid tussen 1. de door God onmiddellijk voortgebrachte dingen, en 2. de door God middellijk voortgebrachte dingen. Hij zegt erbij dat 1e. Gods gevolgen niet zonder God als oorzaak gedacht kunnen worden, en 2e. dat je God niet de verwijderde oorzaak van de individuele dingen kunt noemen. En hij besluit met: 'alles wat is is in God en hangt van hem af' en is zonder hem onbestaanbaar.
E1p29s - Dit scholium is een voortzetting van het vorige: God als onmiddellijke oorzaak is de natura naturans, en God als middellijke oorzaak is de natura naturata. Elk middellijk gevolg is weer de middellijke oorzaak van een nieuw middellijk gevolg en zo tot in het oneindige. Dus God als middellijke gevolg van een individueel ding is tegelijk God als middellijke oorzaak van een ander ding, en zo tot in het oneindige.
Conclusie: er is een subtiel onderscheid in expressie tussen natura naturans en n. naturata, maar Gods essentie, die Gods kracht is, omvat / bevat beide.

Adrie,
Op het gevaar af een oude discussie weer over te doen, wil ik mijn bijval geven aan Stan. Het is waar dat God's kracht = God's essentie zich manifesteert in de natura naturata c.q. in de modi. De kracht van God = zijn essentie is dezelfde als de kracht die in de natuur werkzaam is. Maar daarom kun je nog niet zeggen dat wat in de natuur geproduceerd wordt tot God's kracht = tot zijn essentie behoort. Lijkt mij.
Hetzelfde probleem heb je op het niveau van de attributen (natura naturans). God's kracht = zijn essentie manifesteert zich ook in de attributen. Maar zelfs de attributen behoren niet tot God's essentie. Zij manifesteren zijn kracht c.q. zij drukken zijn kracht uit, maar zijn niet die kracht = zijn niet zijn wezen zelf.
Ik ben het wel met je eens dat zowel attributen als modi God's kracht manifesteren, ofwel, uitdrukkingen zijn van God's essentie. Maar ik denk niet dat je kunt zeggen dat ze beide tot die essentie behoren (als je dat zou bedoelen 'omvat/bevat beide')

NB: Ook de natura naturans (attributen) 'drukken een eeuwige en oneindige essentie uit' (E1p29s), d.w.z. manifesteren God's kracht.

Wat is ‘uitdrukken’? Als een verschijnsel iets uitdrukt, dan verwijst het naar iets, geeft het een signaal af van iets groters.

Een gelaatsuitdrukking is een uitdrukking van een gezicht – verwijst naar iets dat groter is dan in die enkele uitdrukking wordt getoond; iets namelijk dat nog veel meer uitdrukkingen kan aannemen.
Maar als je alle mogelijke bestaanswijzen (modi) van een gelaat hebt (echt alle gelaatsuitdrukkingen waarbuiten er geen meer kan bestaan), als je die alle bij elkaar neemt, dan is het vreemd om nog een onderscheid te maken tussen al die gelaatsuitdrukkingen en het gezicht als hetgeen waarnaar als het ware nog steeds verwezen zou worden. Nee, dan héb je het gezicht. Al die uitdrukkingen waarin het gezicht zich in z’n compleetheid uitdrukt vormen/zijn de totaliteit van het gezicht.

Zo bedoel ik mijn opmerkingen. Alle attributen samen genomen (daarbuiten bestaat er geen enkel attribuut meer) vormen samen, in hun totaliteit, de Natura naturans = God. Dan heeft het geen zin meer om nog van ‘uitdrukking’ te blijven spreken en als het ware impliciet daarmee te suggereren dat er nog een zeker onderscheid te maken: alsof dan daarachter nog iets, een essentie (Gods kracht), zou zitten. Nee, dan héb je die hele kracht. Dan heb je God (theoretisch gesproken uiteraard) helemaal en heeft het geen zin meer om te zeggen dat de Natura naturans (alle attributen tezamen) God ‘uitdrukken’.
Dat bedoelde ik te zeggen. Op een gegeven moment houdt ‘uitdrukken’ op en krijg je volledige identiteit: Deus sive Natura.

Kun je dan niet dezelfde redenering toepassen op de natura naturata?
"Uitdrukken" kan ongetwijfeld verschillende betekenissen hebben. Ik lees het als "zich manifesteren in". Ik ga ook uit van een onderscheid tussen "een ding" en "het wezen van een ding", dus tussen God (de attributen) en het wezen van God (zijn 'potentia'). Gods potentia manifesteert zich in de attributen, ofwel, drukt zich uit in de attributen. Maar andere lezingen zullen zeker mogelijk zijn.

Stan en Henk, 2 opmerkingen:
1. De term 'Deus sive Natura' geldt, daarover zijn we het dacht ik eens. Maar 'Natura' houdt wel in beide, zowel N. naturans als N. naturata.
2. Met de term 'expressie' had ik eigenlijk op het oog, wat de genetica 'penetrance' noemt. Of een genetische eigenschap tot expressie komt - bijv. of de genetische aanleg tot diabetes zich in het individu werkelijk manifesteert als diabetes - is afhankelijk van talrijke andere factoren, zowe de ontwikkelingl in de baarmoeder, als de conditie van de moeder, en de vroegkinderlijke ontwikkeling, kortom dat wat Spinoza in de TTP 'ingenium' noemt. M.a.w. de penetrance van een genetische eigenschap, in het contingente individu varieert. Welnu, God of de Natuur is het geheel van al deze - zowel genetische als externe - factoren. Daarvan is de Natura naturans het genetische individu = genotype, en de Natura naturata is de expressie van het genotype in het fenotypische individu. Beide tezamen zijn de expressie van Gods kracht.