Crisis oplossen door de hebzucht goed te organiseren - toegepast spinozisme
Tweeëneenhalve maand geleden, op 22 dec., suggereerde ik dat heel nuttig een analyse te maken zou zijn van de bankencrisis en de daarop gevolgde economische recessie met behulp van de ideeën van Mandeville, die zich bij zijn analyses sterk baseerde op Spinoza – zo begreep ik uit een publicatie waaraan Wim Klever werkt. Dat werd het blog: Met de Hollandse Verlichting kijken naar de economische crisis. Een vervolg...
J.L. Heldring, columnist van NRC Handelsblad, titelde vorige week zijn column In de schaduwen van morgen, waarmee hij verwees naar het bekende boek van Johan Huizinga dat midden in de economische crisis van de jaren ’30 uitkwam. Ik citeer het laatste deel van zijn column:
[...] Met deze litanie zijn evenwel de niet-economische oorzaken van de crisis, als die er zijn, nog niet blootgelegd. Hebzucht, het grote graaien, wordt wel als oorzaak genoemd en de Dordtenaar Bernard Mandeville (1670-1733) wordt erbij gehaald, volgens wie de ondeugden van de individuele mens, zoals zelf- en hebzucht, voorwaarden zijn voor welzijn en welvaart van de groep. Zo ja, dan zijn niet alleen bankiers en speculanten de schuld. Terecht wijst Wouter Bos ook aandeelhouders als schuldigen aan, die steeds hogere profijten, liefst op kortst mogelijke termijn, eisten. Huizinga riep zeventig jaar geleden op tot het omgekeerde: een „nieuwe askese: overgave aan dat wat als het hoogste te denken valt”. Met die definitie omzeilde hij een directe geloofsbelijdenis, al prees hij – met een zekere jaloezie? – hen gelukkig die daar wel toe konden komen. CDA’ers en CU’ ers hebben het, wat dat betreft, gemakkelijker. En ook marxisten, die nu uit hun winterslaap kunnen komen.
Maar de liberaal Ankersmit komt niet verder dan te herinneren aan John F. Kennedy’s woorden: „Vraag niet wat uw land voor u kan doen, maar wat u voor uw land kun doen” – letterlijk opgevat een nogal nationalistische boodschap. Maar ja, met een omgekeerd mandevillisme kan gezegd worden dat de deugd waarop Kennedy een beroep deed – offervaardigheid – voorwaarde is voor een ondeugdelijk verschijnsel. Of zoals Arthur Koestler zei: „Uit de naastenliefde van de mens ontstaat het egoïsme van de massa. De zelfzucht en de agressiviteit van de groep bestaan dankzij het altruïsme van de individu.”
Daarop zond Wim Klever de volgende reactie in, die ik hier gaarne overneem:
Geachte columnist,
Ook andere lezers zullen u er wellicht op wijzen dat Bernard Mandeville niet in Dordrecht, maar in Rotterdam werd geboren. Zijn vader was er stadsgeneesheer. Een ander puntje van kritiek is belangrijker. Schrijvend over de oorzaken van de crisis lijkt u Mandeville als een soort kwade genius aan te wijzen, omdat volgens hem "de ondeugden van de individuele mens, zoals zelf- en hebzucht, voorwaarden zijn voor welzijn en welvaart in de groep". Deze toeschrijving is correct, hoewel Mandeville de paradox nog aanscherpt door te zeggen dat die eigenschappen de factoren van welvaart zijn. Hij voegt evenwel iets toe, dat hem vrijwaart van enige legitieme verantwoordelijkheid voor een crisis zoals wij die nu meemaken. "So vice is beneficial found / When it' is by Justice lopt, and bound" (The Fable of the Bees). Herhaaldelijk legt hij in verklarende teksten zware nadruk op "the Curb of Government". Een levenswijze volgens evangelische normen, laat staan volgens Franciscaanse idealen, voert tot armoede en ondergang van een staat.
Mandeville ontleende deze gedachtegang aan zijn stadgenoot Bayle ('malus homo bonus civis') en aan Spinoza, die eveneens een welvarende en rechtvaardige staat zag als het product of resultaat van gewone, doch gemeenlijk veroordeelde reacties van de menselijke natuur. Dat waar Huizinga en John F. Kennedy op aandringen, is dus inderdaad zoiets als een omkering of pervertering van wat Mandeville voor ogen stond en werd door hem als onnatuurlijk of irrealistisch afgewezen.
U eindigt tamelijk pessimistisch: "De oorzaken van de crisis mogen duister zijn, de uitwegen zijn het ook". Dat kan ik niet onderschrijven. Pace Mandeville kunnen wij het ontbreken van 'Curb of Government" gevoeglijk als de oorzaak aanwijzen en, uiteraard, de onveranderlijke menselijke natuur zelf vrij pleiten van de schuld. De uitweg uit de ellende ligt ook voor de hand. De overheid zal nimmer een rechtvaardige samenleving kunnen organiseren als zij niet de 'bonus-cultuur' vergezeld doet gaan van een schrik aanjagend 'malus-gebod' (vergeef me deze vreselijke uitdrukkingen) en dit met harde hand handhaaft. Zij kan zich daarvoor beroepen op een oud Hollands beginsel, dat voortreffelijk onder woorden is gebracht door Pieter de la Court in het voorwoord van Interest van Holland ofte Gronden van Hollands-Welvaren (1662) en door Franciscus Van den Enden werd overgenomen in zijn Vrye Politijke Stellingen en Consideratien van Staet (1665) (alsook door Spinoza in zijn Tractatus Politicus, 1677): "Een goede regeering is niet daar het wel- ofte quaalik-vaaren der onderdaanen hangd van de deugd ofte ondeugd der Regeerders; maar daar het wel en quaalik-vaaren der Regeerders noodwendig volgd op ofte hangd van het wel- en quaalik-vaaren der onderdaanen".
Hebzucht kan men niet uitroeien, maar men kan en moet het wel zo organiseren dat verantwoordelijke bankiers of president-directeuren (of ook politici) enkel en alleen kunnen profiteren wanneer het met de hun toevertrouwde onderdanen, burgers of arbeiders goed gaat. In het andere geval zullen zij moeten boeten. Er dient een wettelijke en strikte koppeling te komen tussen het wel en wee van leidende personen en het wel en wee van ondergeschikten.
Een oplossing van de crisis kan enkel komen van de koppeling van voor- en nadelen van bestuurders aan voor- en nadelen van aandeelhouders etc. Maar ik besef terdege dat de invoering van een dergelijke koppeling een Herculeskarwei is waartoe ik onze politici niet in staat acht.
Wim Klever