De polyfone Ethica van Michael Hampe
Onderstaand boek was mij niet eerder bekend dan toen ik het van de
week in de ramsj zag liggen. Ik keek het in vanwege de naam van de auteur, Michael
Hampe, die ik kende van Michael Hampe en Robert Schnepf (Hrsg) Baruch de Spinoza Ethik in geometrischer
Ordnung dargestellt [Akademie Verlag, Berlin, 2006].
Het in de boekhandel doorbladerend zag ik dat het een bijzonder boek moest zijn: een raamvertelling met een aantal invalshoeken die zelfs als ‘een filosofische canon’ worden gepresenteerd van manieren waarop in de filosofie over geluk wordt gedacht.
Michael Hampe, Het volmaakte leven. Vier bespiegelingen over geluk. [Oorspr. Das volkommene Leben - Vier Meditationen über das Glück, 2009]. Vert. Frans van Zetten. Wereldbibliotheek, 2012
[Het kostte nu nog slechts €7,90]
En het is een bijzonder boek. Het raamwerk bestaat uit een eerste figuur die de inzendingen van een wedstrijd van een academie en een prijs die niet meer bestaan inkijkt en selecteert voor een uitgave van essays, waarbij hij iemand ontmoet die het slothoofdstuk brengt als een in memoriam van de eerste auteur. Het eerste en zesde hoofdstuk schetsen het kader (het raam) en geven relevante informatie over de opzet van het zgn. prijsvraagproject. Daartussen vier hoofdstukken met geheel verschillende benaderingen van het onderwerp geluk en de vraag of en hoe mensen hun geluk kunnen vinden. Die hoofdstukken zouden geschreven zijn door heel verschillende figuren. Hampe drijft het net niet zover dat hij hen ook in een overzicht van de auteurs elk een eigen biografie meegaf. Dan zou hij helemaal Fernando Pessoa met zijn heteroniemen hebben benaderd.
Het is heel knap hoe hij vier goed leesbare essays weet te componeren waarin hij – ondanks hier en daar een weinig overlap – nogal verschillende benaderingen toont vanuit verschillende filosofische tradities over het streven naar geluk: door verstand en wetenschap, door religie en spiritualiteit, door sceptisch afstand nemen of door naar harmonie tussen mensen en dingen te zoeken.
We herkennen een Popperiaanse wetenschapsgeoriënteerde benadering, waarbij oplossen van problemen die ongeluk geven wel wetenschappelijke vooruitgang brengt, maar bijdragen tot streven naar geluk niet mogelijk wordt geacht; een meer religieuze, n.l. boeddhistische of eventueel New Age-achtige benadering, waarbij aanbevolen wordt om zoveel mogelijk te trachten in het nu te leven; een op Freud gestoelde benadering, vol scepticisme over de mogelijkheid van het bereiken van werkelijk geluk - geluk is een illusie en illusies moeten niet worden nagestreefd; en een benadering die harmonie tussen mensen en dingen zoekt, maar kritisch is m.b.t. de eerste benadering als die uitloopt op ‘Human Enhancement technology’ of “posthuman” anthropology.
Het slothoofdstuk en nawoord laten zien hoe deze onder filosofen uitzonderlijk geworden aanpak juist goed past bij de centrale boodschap: dat het zin heeft verschillende benaderingen, de veelstemmigheid (polyfonie) ervan te ontdekken en te tonen door ze – zo charitabel mogelijk- te beschrijven en het beoordelen ervan zoveel mogelijk achterwege te laten. Een combinatie van een literaire en beschouwelijke aanpak lijkt daarvoor het meest geschikt. Hampe heeft zich o.a. door Pierre Bieri laten inspireren.
Wie een overtuiging heeft is een vijand van de waarheid
Zo wordt uit Nietzsche’s Antichrist (§55)
geciteerd.
Hoe boek is een pleidooi – het wordt het best in het laatste hoofdstuk
geschetst – om niet vanuit één standpunt of perspectief de wereld te verkennen.
Ik lees dat voor mezelf als de aanbeveling: niet álles vanuit Spinoza en zijn –
monofone - filosofie te willen bekijken. De poging om eerlijk te zijn tegenover
de eigen complexiteit en de complexiteit van de wereld heeft niets te maken met
het vormen van oordelen, “die immers ook altijd een veroordeling inhouden.” Het
zou me niets verbazen als de auteur hier Spinoza’s “determinatio negatio est”
in het achterhoofd had.
Spinoza’s benadering van het streven naar en bereiken van geluk wordt niet apart behandeld, maar zijn naam valt regelmatig binnen de diverse essays, zodat de suggestie wordt gewekt dat, daar blijkbaar binnen de veelstemmige benaderingen zinvol naar Spinoza kan worden verwezen, de filosofie van Spinoza zelf al polyinterpretabel is en die benaderingen als een polyfonie van stemmen gezien kunnen worden [dus zó monofoon is Spinoza nu ook weer niet…]. Het vormt geen direct thema van het boek, maar ik haal die suggestie er wel uit. Zo wordt door de heteronieme auteur van het laatste hoofdstuk verondersteld: “Wie weet of zich ook bij Spinoza, als hij niet kort na het afsluiten van de Ethica was gestorven, niet een nieuwe stem had laten horen, zoals bij Wittgenstein, die zich immers na de Tractatus levend wilde begraven in een onderwijsbestaan. Misschien zou ook Spinoza na de Ethica iets soortgelijks hebben geschreven als de Philosophische Untersuchungen. (p. 255-56)
Ik vond het een fascinerend en zeer geslaagd boek. Fijn dat ik het door de ramsj heb kunnen ontdekken. Ik voelde me wel aangesproken door de aanbeveling om meer de ‘mogelijkheidszin’ te ontwikkelen: open te staan voor mogelijke andere ervaringen, uitgangspunten en perspectieven op de werkelijkheid. Daardoor ervoer ik het lezen van dit boek óver geluk zelf als een enigszins gelukkig makende ervaring – vooral in slothoofdstuk en nawoord. Terecht omschreven als: "meesterwerk van verhalende filosofie."