De Stijl (1917 - 1931) en Spinoza

Bij Spinoza vind je geen esthetica. Je mag veronderstellen dat die hem niet interesseerde. In de appendix van Ethica I schrijft Spinoza: "Wanneer bv. de bewegingen die de oogzenuwen van aandoeningen door objecten ontvangen, bijdragen tot ons welbevinden, worden de objecten die ze veroorzaken schoon genoemd; in het tegenovergestelde geval heten zij misvormd (deformia)." (Vert. Wim Klever). Dat kan je toch moeilijk een esthetica noemen. Sommigen vinden dat jammer. Zo prof. dr. H.G. Hubbeling, die de verklarende aantekeningen voor Spinoza’s Briefwisseling (Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1992) verzorgde. Bij de brieven 54 t/m 56 schreef hij:
Verder stelt Spinoza in deze brieven tot ontsteltenis van velen van zijn bewonderaars, mijzelf niet uitgezonderd, dat de esthetische ervaring zuiver subjectief is, een punt waarover nog steeds gediscussieerd wordt.”(p. 493) En waarover men wel altijd zal blijven discussiëren.

J. te Winkel had in 1925 geen moeite om gewoon te constateren dat Spinoza, die inwonend bij een (decor?)schilder in Den Haag wel getekend zou hebben, in zijn filosofie althans niets met esthetiek had. In zijn “De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde” schrijft J. te Winkel
In de stelsels der Nederlandsche philosofen was voor de schoonheid nog geene plaats geweest. Zij hadden, zooals Hugo de Groot en Spinoza*), uitsluitend naar de grondbeginselen voor staatsinrichting, recht en zedelijkheid gezocht en die bezien onder het licht van Gods wereldbestuur of van de eenige Oneindigheid. Overigens was ook hier te lande de wijsbegeerte van Descartes met ijver en ingenomenheid bestudeerd, en wel had men hier in de achttiende eeuw bovendien op aansporen van verschillende Spectatorschrijvers met de Engelsche wijsgeeren kennis gemaakt, maar toch ook dan weer uitsluitend aan hunne betoogen over staatsinrichting, recht en zedelijkheid (altijd liefst onder het licht van Gods wereldbestuur) bijzondere aandacht geschonken, zonder voor hunne beschouwingen over de schoonheid eenige belangstelling te toonen."
1

*) Hoe Spinoza over kunst dacht, zonder daarover opzettelijk en ook maar eenigszins uitvoerig te handelen, is uiteengezet door Franz Schlerath, Spinoza und die Kunst, Hellerau, 1920

Er waren echter kunstenaars die zelf een esthetica opdiepten uit Spinoza’s Ethica. Nadat eerder de 'Tachtigers' (vooral Gorter en Verwey) zich met Spinoza's Ethica hadden bezig gehouden, deden dat later de kunstenaars van De Stijl. In 1918, in het tweede nummer van het tijdschrift De Stijl, verscheen het acht punten omvattende manifest van de kunstenaarsbeweging met deze naam, die het krap veertien jaar heeft uitgehouden. Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en Gerrit Rietveld, samen met een aantal anderen die later de beweging verlieten, vonden zich in deze beginselen:

                                   

Zie de tekst van MANIFEST I  van „DE STIJL”, 1918 ook op wikisource 

“Onder invloed van de filosofie van Spinoza en de calvinistische achtergrond die zij allen deelden, waren ze op zoek naar een cultuur die het tragische lot van het individu te boven zou weten te komen door de nadruk te leggen op de onveranderlijke wetten. Dit universele en utopische streven werd kernachtig samengevat in hun aforisme: ‘Het object van de natuur is de mens, het object van de mens is de stijl.’” Aldus K. Frampton, Karin Beks en H. Hoeks in Moderne architectuur: een kritische geschiedenis 2  Zie over De Stijl ook Maarten Doorman, in het hoofdstuk Vernieuwing in schilderkunst en architectuur: De Stijl, in Steeds mooier. 3

Al eerder had Hans Jaffé die in 1956 promoveerde op De Stijl, in één passage, zowel op de Spinoza-connectie gewezen als deze meteen ook enigszins gerelativeerd:

"It is ‘De Stijl's’ primary concern to express and to demonstrate these laws of aesthetics which, at the same time, are the ethical laws, by the elementary means of expression which ‘De Stijl’ considered as exclusively suitable for their manifestation. When thinking of the far-reaching ethical consequences that Mondriaan attaches to neo-plasticism, may we be permitted to draw a parallel between ‘De Stijl’ and the great work of another Dutchman: Spinoza? Has it not been the ambition of ‘De Stijl’ artists to establish, in the utmost consequences of their work, another ‘Ethica more geometrico demonstrata’? Is it not the emphasizing of the objectivity of their elementary means and their mathematically inspired composition, that entitled them to claim a universal value for their creations? There may even have been a certain influence of Spinoza on ‘De Stijl’ artists through Dr. Schoenmaekers, who with regard to his philosophy asserts: ‘Plastic mathematics are pantheistic’. *) Spinoza's Ethica is one of the books which are to be found in ‘De Stijl’ library (De Stijl II, p. 72). But it is more probable that ‘De Stijl's’ works and principles are the manifestation of a way of thinking, of a trend of expression, which belongs to the Dutch people's spiritual tradition and which had been manifested some 250 years previously by Spinoza. 4
*) Schoenmaekers, Beeldende Wiskunde, p. 194 

Zo is heel goed te begrijpen dat de Canon het zo beschrijft: "De kunsthistoricus H.L.C. Jaffé heeft ooit gezegd dat het streven van De Stijl naar abstractie, schoonheid en zuiverheid thuishoort in de traditie van de beeldenstorm - en van de sobere, calvinistische kunst die in de zeventiende eeuw werd gemaakt door Nederlandse schilders als Vermeer, Saenredam en De Hooch.
Volgens hem kun je zelfs overeenkomst zien tussen de kunst van De Stijl en het streven van het Nederlandse volk om de natuur de baas te zijn. Het Nederlandse landschap, met zijn precieze en geometrische vormen, zijn rechte lijnen en waterwegen, doet immers wel denken aan een schilderij van Mondriaan. Kortom, geometrie en precisie, abstractie en zuiverheid werden al eeuwen lang in Nederland nagestreefd en dat streven kun je terugvinden in de kunstwerken van De Stijl." [Via de Canon van Nederland raken we toch wat verwijderd van Spinoza]

Jaffé werd in 1958 privaatdocent aan de Universiteit van Amsterdam, organiseerde een aantal jaren de zomertentoonstellingen in het Stedelijk Museum tot hij in 1963 als buitengewoon hoogleraar moderne en hedendaagse kunst aan de Universiteit van Amsterdam de eerste leerstoel moderne kunst in Nederland bekleedde. Van 1963 tot 1976 was hij ook directeur van het Joods Historisch Museum. 5 Op 21 mei 1964 hield hij op uitnodiging van de Vereniging Het Spinozahuis tijdens de jaarvergadering te Rijnsburg een voordracht Spinoza en het beeldend denken. 6

Hij legde daarin een verband tussen de manier waarop Spinoza de wereld als kosmische eenheid van natuur en mensheid begreep en bepaalde artistieke stromingen, zoals de romantiek van de schilder Philipp Otto Runge (1777-1810) en de abstracte beweging ‘De Stijl’. Ook behandelde hij de dialectische polen in de kunst, het Apollinische en het Dionysische, zoals beschreven door Nietzsche. Hij zag een link tussen Apollinische kunst en het zicht op de wereld van Spinoza. Volgens hem was de filosofie van Spinoza van overheersende betekenis voor deze nieuwe generatie – dat benadrukte hij daar dus sterker dan eerder in zijn proefschrift.

Dr. Cornée Jacobs 7 schreef een artikel, Spinoza et "De Stijl".8 Dat artikel heb ik niet *(zie onderaan), maar wel kreeg ik toegespeeld haar uitgebreide bespreking van een kunstwerk van Gerhard Merz dat in 1990 in Gallerie De Appel te bezichtigen was, waarin zij - een jaar na haar artikel - uitgebreid inging op de relatie tussen De Stijl en Spinoza. Op Merz kom ik in een volgend blog terug, hier neem ik enige tekstdelen over uit deze bespreking over De Stijl en de relatie met de Ethica van Spinoza. 9

                                            Vilmos Huszar: Compositie, 1918

Zij wees op twee recente Zwitserse studies over ditzelfde onderwerp. In 1985 publiceerde Beat Wismer Mondriaans ästhetische Utopie,10 waarin hij de invloed van de Ethica op het werk van Piet Mondriaan onderzocht. Van Angela Thomas verscheen in 1987 haar dissertatie Denkbilder, Materialien zur Entwicklung von Georges Vantongerloo bis 1921. Daarin toonde zij aan dat de Ethica van belang is geweest bij de ontwikkeling van de kunstopvatting van Vantongerloo.

               Vantongerloo 

                      

En dan schrijft Cornée Jacobs:

"Toch blijven in Nederland kunsthistorici huiverig om de beeldtaal van De Stijl in relatie te brengen met de filosofie van Spinoza. Op zijn best vindt men Spinoza één van de filosofen die van invloed is op De Stijl. Dat deze invloed ook op beeldvorming doorwerkt wordt ernstig betwijfeld. De medewerkers van De Stijl zagen zich, zo wordt algemeen gedacht, voor zuiver kunstzinnige en niet voor filosofische problemen gesteld. De medewerkers van het tijdschrift De Stijl (1917-1931), die streefden naar veranderingen in de beeldende kunst en architectuur waren echter ook in filosofie geïnteresseerd. De vorming van hun denkbeelden en levensopvattingen is vaak, en terecht, in theosofische kringen gezocht. [..]

                                         Vantongerloo

Zowel Vilmos Huszàr als Georges Vantongerloo hebben de Ethica uitgebreid bestudeerd en belangrijke inzichten ontleend aan dit werk. Theo van Doesburg, Piet Mondriaan en de futurist Gino Severini, die ook in De Stijl heeft gepubliceerd, verwijzen expliciet naar opvattingen van Spinoza en de Ethica staat in de lijst van literatuur die de redactie van De Stijl aanbeveelt.

De medewerkers van De Stijl wilden een schilderkunst scheppen die uitgaat boven de veranderlijke vormen van het natuurlijke. Zij wilden ware verhoudingen met beeldende middelen zichtbaar maken. In de schilderkunst volgens De Nieuwe Beelding (de esthetische theorie verwoord door Mondriaan), komen op zichzelf staande objecten voor, want die horen tot de orde van het natuurlijke. In de wereld van veranderingen, herschikkingen en transformaties is niets vast en blijvend. “De nieuwe geest vernietigt het afzonderlijke. Het is niet voldoende dat men de vorm vervolmaakt, dat de verhoudingen harmonisch zijn, maar het geheel moet ook de beeldende uitdrukking van de verhoudingen zijn en die afzonderlijkheden laten verdwijnen,”aldus Mondriaan. Het gaat hem niet om de dingen zelf, maar om de relaties tussen de dingen. Het is op het niveau van de relaties dat de kunstenaars oplossingen zochten voor hun schilderkunstige problemen.

Met deze opvattingen sluiten ze nauw aan bij Spinoza’s kennisleer. De filosoof vindt dat we geen kennis van de dingen krijgen als we ze afzonderlijk beschouwen. Om kennis te krijgen moeten we de dingen niet beschouwen als op zichzelf staand, maar als delen van een groter geheel. Spinoza vindt dat we de ware samenhang in de natuur uit het oog verliezen als we op basis van onze imaginaire beelden van de objecten concluderen dat deze objecten losse en op zichzelf staande dingen zijn.

                                     

De medewerkers van De Stijl hoopten met hun werk de kunst te veranderen en tevens de kwaliteit van het bestaan te verbeteren. Zij hebben net als Spinoza vertrouwen in de rede, of eenvoudiger gezegd in het menselijk verstand. Inzicht in het ware betekent bijvoorbeeld voor Mondriaan het menselijk geluk: "Voor alles is een oorzaak: maar die kennen we niet altijd! Kennen, weten, is geluk.” Net als Spinoza verwacht hij heil van redelijke kennis.”

[Tot zover uit een bespreking van Cornée Jacobs]

Georges Vantongerloo, Spinoza-lezer en would be-wiskundige, fantast en revolutionair, hield niet van 'tooisels'. Hij sprak over 'de onpersoonlijke houding'. Menselijke aandoeningen, zei hij, geheel naar Spinoza, worden hier beschouwd als waren het punten, lijnen en vlakken. Pure wiskunde. 'Het gaat niet om mijn of uwe, of zijne Ikheid. Het gaat om de mensheid.' Aldus PAUL DEPONDT in zijn Volkskrant-artikel van jan 1997: "Boekhouder van het heelal. Voor Georges Vantongerloo was het onmetelijke niet groot genoeg."

       
          Zie hier scans van het tijdschrift De Stijl met deze cover van Huszàr

  

 

Wat betreft de intentie om "de kwaliteit van het bestaan te verbeteren" een vraagje: zou er wel eens iemand lekker gezeten hebben in zo'n Rietveldstoel?

Aanvulling 15-6-2009
In een beetje bla-bla-toespraakje van Egbert Dommering - Spinoza Redux in 't Lloyd Hotel op 11 mei 2009 [zie hier]:
"Van de mede-oprichter van De Stijl Victor (sic) Huszar weten we dat hij het werk van Spinoza kende en werken van de filosoof in zijn bezit had."


1 Deel 6: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde in de eerste eeuw der Europeesche staatsomwentelingen (1), in “Vijfde tijdvak. De vrijwording der letteren.1780-1830” op p. 15 .  [zie hier bij DBNL]

2 Aldus K. Frampton, Karin Beks, H. Hoeks in Moderne architectuur: een kritische geschiedenis (Boom, 2001, p 176) [zoe op books.google.com]

3 Maarten Doorman, Steeds mooier. Over geschiedenis en zin van vooruitgangsideeën in de kunst. Ooievaar, Amsterdam 2000 (vierde druk). in DBNL

4 van zijn proefschift, verscheen een handelsuitgave: H.L.C. Jaffé, De Stijl 1917-1931. The Dutch Contribution to Modern Art. J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1956 [p. 88, 89] Bij DBNL  - citaat op deze webpagina

5 In 1984 vlak voor zijn emeritaat overleed Hans Jaffé na een kort ziekbed

6 H.L.C. Jaffé, Spinoza en het beeldend denken. Voordracht gehouden te Rijnsburg op 21 mei 1964. - Uitg. met steun van het Prins Bernhard Fonds, Meded. vanwege het Spinozahuis, nr. 21, Brille, Leiden, 1965, 17 p., 4 p.pln

7  docent cultuurgeschiedenis aan de Willem de Kooning Academie en als (gast)docent filosofie verbonden aan de Erasmus Universiteit en het Albeda College te Rotterdam, bestuurslid van het Nederlands Genootschap voor Esthetica, schreef of schrijft nog kunstkritieken o.a. in het Utrechts Nieuwsblad.
[In een discussie in 2004 zei ze: "Probleem welke taalspelen worden er gebruikt en welke competenties zijn er om elkaars taalspelen te laten beoordelen. Als je kunstenaars en filosofen met elkaar laat praten moeten beiden een vertaalslag maken en verlies je aan beide kanten veel nuances." hier ]

8 In themanummer: Spinoza and Literature, van: Studia Spinozana nr 5, Special Editorial Team: M. Bollacher, R. Henrard, W. Klever. - Würzburg : Königshausen & Neumann, 1989: p. 177-183.  *)

9 uit haar recensie van 23 mei 1990 in het Utrechts Nieuwsblad

10
LIT Verlag, Baden, 1985; 105 pp

*) Hier is toch dat artikel. Van Wim Klever ontving ik het in de vorm van scans.  Mevr. Jacobs gaat ermee akkoord dat ik deze in een pagina bijeen heb gebracht en via de website aanbiedt.
Door onderstaand plaatje aan te klikken komt u bij die scans