Een boeiende nadere structuurschets van de Idea Dei
Vandaag wil ik, in het vervolg op enige recente blogs, waarin we het hadden over de Idea Dei, die uit de absolute aard van een attribuut van God volgt – het Denken uiteraard - en dus volgens 1/21 altijd en oneindig moet bestaan. Daarnaast is er het oneindige intellect. We zagen dat volgens de ene interpretatie het om hetzelfde gaat (‘beide’ identiek zijn), volgens een andere interpretatie het oneindige intellect volgt uit de Idea Dei.*)
Bij mijn speuren naar relevante teksten in die discussies die hier woedden, want verhelderen én corrigeren van ons begrip van Spinoza is een belangrijke taak die ieder van ons zichzelf stelt (ga ik vanuit), stuitte ik op een zeer boeiende tekst, waarop ik in dit blog graag wil wijzen.
Het gaat niet rechtstreeks over de kwestie zelf en daarom heb ik er niet tijdens die inmiddels afgesloten discussie naar gewezen. Yitzhak Melamed, want een tekst van zijn hand is het waar het me hier om gaat, vermeldt slechts in een voetnoot [#13] dat beide – Idea Dei en Intellectus Infinitus - identiek zouden zijn.*) Verder gaat hij er gewoon van uit dat de representatie van ideeën van ‘hun’ dingen door 2/7c gelegd is, zonder dat hij dit tracht nader te begrijpen of toe te lichten. Het gaat in zijn stuk over het gegeven dat er in de Ethica niet één maar twee parallelliteitstheses bestaan: de ding-idee parallelliteit van 2/7 en de inter-attributieve parallelliteit van 2/7s. De eerste valt onder de tweede (die het zijn van één ding, dus de identiteit stelt), maar voegt daar (via 2/7c) de representativiteit aan toe (n.l. dat de idee over dat ding gaat) en die geldt niet direct voor die andere, de inter-attributieve parallelliteit. De twee parallelliteiten omvatten elkaar dus niet wederzijds. Dat klinkt wellicht nog weinig boeiend, maar mij heeft het flink wat verhelderd. En het was voor het eerst dat ik op dit onderscheid werd gewezen.
Het interessante vindt ik dat hij de grotere rijkdom van het attribuut Denken schetst, die n.l. ‘uit veelvoudige, ja oneindige aspecten of facetten’ bestaat: niet alleen de ideeën van dingen omvat (in het attribuut Uitgebreidheid), maar tevens van de modi van alle andere attributen, waarbij de relatie tussen al die ideeën (die hij idee-aspecten noemt) die tezamen één idee vormen (want er is identiteit), maar daarbinnen dezelfde causale en conceptuele barrière hebben als er (volgens 1/10) tussen de attributen zelf bestaat. Die grotere rijkdom van het attribuut Denken, blijkt ook al uit de titel van Melamed’s dissertatie: Spinoza’s Metaphysics: Substance and Thought.
Het is hogere school secundaire Spinozaliteratuur, maar hij kan het, vind ik, goed duidelijk beschrijven en uitleggen. Hij laat zien hoe ruimer het begrip ‘denken’ bij Spinoza is dan we gewoon zijn vanuit onszelf te denken. Hij geeft in zekere zin, hoewel hij dat zelf niet zo noemt, een nadere structuuranalyse van de Idea Dei. En daarbij laat hij zien hoe datgene wat Spinoza in zijn brieven (64 en 66) aan Tschirnhaus schrijft, hetgeen volgens sommige uitleggers niet zou passen in, niet coherent zou stroken met Spinoza’s stelsel, toch wel daarmee geheel in overeenstemming is en past – dat Spinoza daar niet iets nieuws brengt, maar Ethica passages toepast en toelicht.
Tot heden heb ik beschouwingen over de oneindigheid aan attributen die ons niet bekend zijn, weinig aandacht gegeven. Ik sloeg dat soort teksten over als nogal speculatief of las ze maar vluchtig. Ook een recente reactie waarin in een vorig blog naar brief 66 verwezen werd, gaf ik verder geen aandacht. Dit is het eerste artikel daarover, waarbij ik niet die indruk van speculeren heb en die ik kan lezen als een geloofwaardige uitleg van Spinoza’s systeem. Ik heb de indruk dat ik een inkijkje heb gekregen in het deel van Spinoza’s stelsel buiten de delen 2 en volgende die over de mens (z’n lichaam en vooral: z’n geest gaan). Melamed heeft mij laten zien hoe dit in een ruimer te schetsen stelsel past, zonder dat er, nogmaals, veel speculatieve aannames bij komen kijken.
Het artikel dat verscheen in 2013 heeft hij beschikbaar gesteld op zijn account bij Academia.edu
Yitzhak Y. Melamed, “Spinoza’s Metaphysics of Thought: Parallelisms and the Multifaceted Structure of Ideas.” In: Philosophy and Phenomenological Research, Vol. LXXXVI No. 3, May 2013
_____________
*) Het was niet mijn bedoeling met dit blog het daar nog eens over te hebben. Toch kan het niet nalaten het volgende punt onder de aandacht te brengen. Als het oneindige intellect zou voortkomen uit, een gevolg zou zijn van de Idea Dei, dan zou het in Spinoza’s stelsel als een middellijke en niet als een onmiddellijke modus gelden [cf. 1/21 t/m 1/23] . Maar we weten uit Spinoza’s brief van 29 juli 1673 aan Schuller (brief 64) dat hij in het denken het volstrekt oneindige verstand noemde als voorbeeld van dingen die onmiddellijk door God zijn voortgebracht. Het is dus geen middellijke modus. Het lijkt toch onaannemelijk dat hij uit het attribuut Denken naast elkaar twee oneindige en eeuwige modi zou doen ontstaan. Dus, naast 1/31, het funderen van 2/3 op 1/16, de samenhang tussen 2/4 en 2/4d, waarop ik in reacties wees, is ook het gestelde in deze brief een ondersteunend bewijs ervoor is dat Spinoza de identiteit van Idea Dei en Intellectus Infinitus stelt [hoewel hij dat nergens met zoveel woorden zegt; we moeten het zelf afleiden].


Reacties
Stan, voordat ik me aan het artikel van Melamed waag een kleine correctie. Als je in je beginregels tenminste verwijst naar mijn interpretatie van Idea Dei. Ik heb gezegd dat de Idea Dei en het oneindige verstand niet samenvallen, maar dat de Idea Dei aan de basis staat van het oneindige verstand. De Idea Dei en de ideeën die daar uit volgen (de 'geest' van dingen) vormen samen het oneindige verstand.
henk keizer 04-11-2015 @ 19:45
Zoals altijd ben ik wantrouwig als het om artikelen van Melamed gaat. En ook dit keer niet ten onrechte. Gedetailleerde kritiek op zijn artikel heeft in dit kader geen zin. Van zijn zogenaamde bewijs dat modi van verschillende attributen identiek zijn heb ik onderhand mijn buik vol (en ik snap niet dat Stan dat zomaar laat passeren). Ik wil alleen iets zeggen over 'the multifaced structure of ideas'. Die is gebaseerd op de volgende opvatting: 'this is so because representation is an essential part of modes of Thought' (p. 642). Daarom zou een idee, als a 'mode of Thought', een representation zijn van alle overeenkomstige modi van de oneindig vele attributen. Vandaar de 'multifaced structure of ideas'. Maar daar klopt geen bal van. 'Representation' is namelijk geen geen 'essential part of the modes of Thought'. De 'modes of Thought' zijn net zo blind als de modi van alle andere attributen. Pas via de modus van de 'Idee van God' zijn ideeën representatief van iets. Spinoza spreekt alleen over ideeën die representatief zijn voor modi van het attribuut Uitgebreidheid. Daarnaast zijn er andere ideeën voor modi van andere attributen. Maar daar spreekt Spinoza niet over. Dus niks geen 'multifaced structure of ideas'.
En die twee doctrines: opgeklopt schuim.
henk keizer 04-11-2015 @ 22:23
Bedankt weer Stan voor dit interessant artikel. Ik vind de hypothese dat Denken een superieur attribuut is (more powerful) dan de andere attributen niet alleen aannemelijk, maar bovendien een antwoord op het probleem dat ik hier al vaak aangehaald heb, namelijk het gebrek aan symmetrie tussen de metafysische structuur van het attribuut Denken en het attribuut Uitgebreidheid. Henk ziet niets in de multifaceted ideas, maar ik vraag hem: hoe leg je dan Brief 66 uit? Hier spreekt Spinoza toch expliciet over over een oneindig aantal geesten van een res singularis?
Mark Behets 04-11-2015 @ 22:57
Ter info voor alle lezers hierbij de (zeer korte) brief 66: 'Om overigens op uw bezwaar te antwoorden, maak ik u opmerkzaam dat, ofschoon elke zaak op ontelbare wijze zich voordoet in Gods verstand, dat oneindig aantal voorstellingen, waaronder zij zich voordoet, niet één en dezelfde ziel van een bijzondere zaak kunnen vormen, maar ontelbare (zielen): daar toch geen van al deze ontelbare 'voorstellingen, met elkander in verband staan, zooals ik in dezelfde Opm. v. St. 7, Dl. 2 heb uiteengezet en ook blijkt uit St. 10, Dl. I" (vertaling Meijer)
Mark Behets 04-11-2015 @ 23:14
Henk, eerst even over @ 19:45. Ik had de indruk dat ik je op dit punt goed begrepen en weergegeven had, maar als ik deze reactie lees en je eerdere op het vorige blog teruglees, moet ik toegeven dat ik hoe jij de relatie tussen Idea Dei en Gods oneindige verstand ziet, niet goed begrijp. Ik lees hier “De Idea Dei en de ideeën die daar uit volgen (de 'geest' van dingen) vormen samen het oneindige verstand.” Net als 11-2015 @ 04:50 “de ideeën van lichamen (de geest van de dingen) naar hun inhoudelijke kant. Deze vormen samen met de idee van God Gods oneindige verstand." Het lijkt net alsof die voortgekomen ideeën bij de Idea Dei opgeteld worden? Het is me niet helder.
Dan de reactie @ 22:23. Ik weet uit vroegere reacties dat je weinig waardering voor Melamed hebt (je schrijft niet zomaar “heb ik onderhand mijn buik vol”). Ik heb geen behoefte om Melamed i.h.a te verdedigen. Mij gaat het alleen om dit artikel en ik vraag me af of je het niet te snel en misschien te vluchtig gelezen hebt. Voor wat betreft de representativiteit van de ideeën (modi in het attribuut Denken) in hun relatie tot dingen (modi in het attribuut Uitgebreidheid) heeft hij verwezen naar 2/7c (in voetnoot 14). Van mij mag hij dan vervolgens van representativiteit die speelt in het ideeën-dingen-parallellisme spreken, want die objectief door de Idea Dei tot stand gebrachte inhoud, resp. representatie geldt voor al die gekoppelde modi. Ik zie niet waarom hij daar wat jou betreft in de fout zou gaan. Vanaf wat door de Idea Dei tot stand is gebracht is het idee-ding-parallellisme niet ’blind’ meer, maar een representatieve.
Ik zie niet meteen wat ik “zomaar laat passeren” waar ik kennelijk een blokkade had moeten opwerpen. Ik vermoed dat de term ‘identiek-zijn’ bij jou als een rode lap werkt. Bij mij werkt dat anders: ik houd goed in de gaten dat alleen betekent ‘één-ding-zijn” en niet “hetzelfde-zijn”; en dat houdt Melamed haarscherp in de gaten. Mag je alles zo veralgemeniseren als Melamed doet? M.i. ja. De orde en het verband van de modi van alle attributen zijn dezelfde (want het axioma 1/ax4 waar het op gebaseerd is, geldt algemeen). En 2/7s stelt wat van alle attributen geldt, n.l. dat ze van één en dezelfde substantie zijn die nu eens onder ene, dan weer onder het andere attribuut wordt beschouwd. Ik beschouw het als een prima vondst van hem om de “modi onder alle attributen” als modi van God te benoemen.
Ik kan mij vinden in zijn interpretatie dat het ‘één ding zijn’ van de modi van alle attributen waarnaar in 2/7s wordt gewezen, al volgt uit 1/16: “Ex necessitate divinae naturae infinita infinitis modis (hoc est omnia quae sub intellectum infinitum cadere possunt) sequi debent.” Uit de noodzakelijke goddelijke natuur moeten oneindig veel [modi] op oneindig veel wijzen volgen, dat is: alles wat onder een oneindig verstand kan vallen.” Dat ‘infinitis modis’ moet wel verwijzen naar de oneindigheid aan attributen. Het voert te ver om hier het hele verhaal aan de orde te stellen, maar ik kan me geheel in het als één ding beschouwd lezen. Tegen dat als identiteitsrelatie omschrijven heb ik geen moeite (misschien doelde je daarop?) als het verschillend zijn van de aspecten daarbinnen maar overeind blijft. En dat blijft het in dit verhaal van hem. Binnen het ene idee van elke “modus van God” bestaat tussen “idee-aspecten” (van elk attribuut) dezelfde barrière als tussen de attributen. De algemene aanname dat al die idee-aspecten de modi van ‘hun attribuut’ representeren zou je een te vergaande kúnnen vinden. Maar de Idea Dei is het idee van het hele wezen van God, dus lijkt me die algemene aanname over dezelfde objectiverende werking over de hele linie niet onlogisch.
[Ik vrees dat deze reacties alleen gevolgd kunnen worden voor die het in het blog genoemde artikel hebben gelezen]
Stan Verdult 05-11-2015 @ 00:29
Intussen, terwijl ik met mijn reactie bezig was, heet Mark ook gereageerd. Alvast dank voor je waardering, Mark, de eventuele rest volgt morgen.
Stan Verdult 05-11-2015 @ 00:34
Nou ja, opgeklopt schuim, er zijn wel degelijk twee parallellismen, maar Melamed onderkent de ware aard ervan niet. Er is het parallellisme tussen de attributen. Alle attributen manifesteren op hun manier de ene dynamiek van Gods essentie. Daarnaast is er het parallellisme tussen de attributen en het oneindige verstand. Bij elk attribuut is er in het oneindige verstand een serie ideeën die de modi van het attribuut representeren (als geest van de modi). Spinoza heeft dat alleen beschreven voor het attribuut Uitgebreidheid. De verschillende attributen en hun ideeën/representaties in het oneindige verstand vormen verschillende, parallelle, werelden. Wij zijn opgesloten in de wereld die gevormd wordt door het attribuut Uitgebreidheid en zijn representaties in het oneindige verstand. Het is in Spinoza's systeem volstrekt logisch dat wij alleen modi van het attribuut Uitgebreidheid en zijn representaties in het oneindige verstand kennen. Gemeenschappelijk in alle werelden zijn de modi van attribuut Denken. Zij vormen het formele zijn van de ideeën (nogmaals, de modi van het Denken zijn geen representaties!).
Ik denk overigens dat Spinoza al die overige attributen er pro forma bij heeft gedaan, om God niet te beperken.
De reacties van Mark en Stan (gedeeltelijk)
Mark, er is een volstrekte symmetrie tussen de attributen Uitgebreidheid en Denken. Het verschil heeft Spinoza gelegd in een modus, het oneindige verstand. Dank voor het weergeven van brief 66. Zij bevestigt volledig mijn interpretatie. Vele voorstellingen en niet één voorstelling met vele facetten.
Stan, ik had gedacht dat je in het geweer zou komen tegen de stelling dat modi van verschillende attributen identiek zijn. Ik meende dat jij de opvatting had dat overeenkomstige modi van verschillende attributen verschillende uitdrukkingen zijn van eenzelfde ding. Dan zijn die uitdrukkingen niet identiek.
Dat 'mijn buik vol hebben' slaat niet op Melamed maar op de wijd verbreide en verkondigde opvatting (niet alleen door Melamed) dat overeenkomstige modi van verschillende attributen identiek zijn (en ook nog parallel, wat een onzin) Ik weet wel dat er verschillende lezingen zijn van 'identiek', maar als je modi opvat als uitdrukkingen zijn ze op geen enkele manier identiek.
henk keizer 05-11-2015 @ 06:42
Inderdaad Stan, in het oneindige verstand worden de ideeën van lichamen, de geest van dingen, toegevoegd aan de idee van God.
henk keizer 05-11-2015 @ 08:11
Of zie jij het oneindige verstand als 'een alwetend verstand' (bij jou bijvoorbeeld 'de Idee van God') dat 'ergens' is? Dat alwetende verstand is er niet bij Spinoza.
henk keizer 05-11-2015 @ 09:25
Henk, met bijna alles wat je @ 06:42 schrijft ben ik het eens. Inclusief je veronderstelling over het 'pro forma'-karakter van de oneindigheid aan attributen om elke mogelijke beperking aan het absolute zijnde weg te nemen. Zo heb ik er eerder ookover geschreven.
Ik begreep inmiddels je verbazing dat ik niet in het geweer kwam tegen de opvatting "dat overeenkomstige modi van verschillende attributen verschillende uitdrukkingen zijn van eenzelfde ding. Dan zijn die uitdrukkingen niet identiek." Precies, zo is het. Dat is het risico van het gebruik van de zgn. 'identiteisthese' en in die valkuil moet men niet trappen en dat gebeurt te vaak. Bennett deed het; Renz deed het. Maar Melamed doet dat echt niet. Die scheidt het één ding-zijn uitdrukkelijk van het uitdrukking van verschillende attributen zijn. Juist om over dat één-ding-zijn te kunnen spreken komt hij met zijn "modus van God-zijn" waarmee hij het door Bennett opgeworpen onverklaarbare "attributieve differentiae" uit de wereld helpt (dat terzijde). Ook bij Melamed kun je vinden dat "modi opgevat als uitdrukkingen op geen enkele manier identiek zijn". Ik stel voor dat je het artikel nog eens onbevooroordeeld benadert. Zie dan hoe het identiek (= één ding) zijn van de modi van alle attributen anders bedoeld is dan jij het leest (jij leest n.l. dat beweerd zou worden dat de uitdrukkingen van die attributen dezelfde zouden zijn; quod non)
Op wat je @ 09:25 vraagt had ik in het vorige blog al geantwoord.
Stan Verdult 05-11-2015 @ 10:07
Ok Henk, ik begrijp nu wat je bedoelt let je kritiek op Melamed. Maar ik volg Stan: met de multifaceted structure wil Melamed niet zeggen dat er geen onderscheid is (ontologisch) tussen de facetten.
Wat je bewering betreft (waarin je door Stan wordt bijgevallen) dat de oneindigheid van het aantal attributen maar "pro forma" is: zo voel ik het niet aan (waarschijnlijk uit mijn meer wiskundige benadering). De absolute oneindigheid van God en dus het oneindig aantal attributen behoort tot de essentie van de God van Spinoza. Het is niet uitlegbaar dat er maar 2 attributen zouden zijn. Dit zou een "brute fact" zijn, onverenigbaar met het principe van voldoende reden.
Mark Behets 05-11-2015 @ 13:40
Mark, het klopt wat je zegt: het hoort bij het stellen van het alomvattende absolute karakter van het alomvattende zijnde te stellen dat het alle kenmerken heeft. Elke beperking dient uitgesloten en dat drukt Spinoza uit met een oneindigheid aan attributen. Te begrijpen als: alle. En dat kunnen er in feite dus twee zijn, maar die kennis overstijgt ons. Het benadrukken van de logische noodzaak om die absolute onbeperktheid uit te drukken is met 'pro forma'-typering onvoldoende 'recht gedaan' en dient dus verstaan te worden met jouw uitleg.
Stan Verdult 05-11-2015 @ 14:18
Even tussendoor: Marc, natuurlijk wil Melamed niet zeggen dat er geen onderscheid is tussen de facetten van een 'multifaceted' idee. Het probleem is dat een modus van het attribuut Denken niet een multifaceted idee is. En trouwens ook een idee in het oneindige verstand is dat niet, zoals uit de door jou geciteerde brief 66 blijkt. Daar is een oneindig aantal voorstellingen en niet een oneindig aantal aspecten van een idee, zoal ik al eerder signaleerde. (Maar Melamed plaatst die idee niet in het oneindige verstand, maar als modus van het attribuut. Dat is het allereerste probleem)
Voordat je me op de vingers tikt: het formele zijn van een idee is een modus van het attribuut, parallel aan de modi van andere attributen, de representatiekant van een idee volgt uit de idee van God. Spinoza maakt niet voor niks gewag van het formele zijn van een idee ('mind')
Henk Keizer 05-11-2015 @ 14:23
Henk en Mark,
Het gaat mij er niet om Melamed te verdedigen, maar ik meen te begrijpen waarom hij van idee-aspecten spreekt (onder erkenning van wat Spinoza in brief 66 schrijft dat het aparte geesten betreft). Het is om te benadrukken dat ook voor een idee-modus in het attribuut Denken (er wordt gezien 2/3d slechts één zo'n attribuut aangenomen), geldt dat het gezien 2/7s, samen met de andere parallelle geordende modi één ding is, waarvan al die attribuut-modi dan aspecten zijn. Zo kunnen dan ook al die geesten in die denkmodus als aspecten worden getypeerd. Het formele zijn van de ideeën van alle modi van alle attributen, wordt daarmee niet ontkend.
Zoals je in zijn artikel hebt kunnen lezen stelt Melamed voor om de verhouding tussen de parallelle geordende attributenmodi die samen een godsmodus uitmaken, op dezelfde manier te begrijpen, als de verhouding tussen de attributren en de substantie of God. Ik vind dat een verrijkende gedachte, waarmee hij aardig wat van de Idea Dei inzichtelijk mnaakt.
Ik ben het met Mark eens (als ik hem goed begrijp) dat door Melamed aldus de asymmetrische verhouding (rijkere 'lading') van het attribuut denken vergeleken met de andere attributen inzichtelijk wordt gemaakt.
Stan Verdult 05-11-2015 @ 14:59
Stan (1): de identiteitskwestie.
Eerst het goede nieuws. Melamed bedoelt met de idee (van een lichaam) consequent de geest van een ding. Weliswaar spreekt hij af en toe over de geest van een lichaam, maar wie daar over valt is een kniesoor.
Dan het slechte nieuws. Mijn onbevooroordeelde lezing heeft helaas de bevindingen van mijn eerdere bevooroordeelde, snelle en gedeeltelijke lezing bevestigd: bij Melamed is de geest van een ding identiek aan het lichaam van een ding. Ik hoop dat zo beknopt mogelijk te kunnen aantonen.
Melamed onderscheidt twee parallellismen: Het Ideeën-Dingen Parallellisme op grond van 2/7 en 2/7c en het Inter-Atributen- Parallisme op grond van 2/7s. De idee en een lichaam maken zowel deel uit van het Inter-Attribuut Parallellisme als van het Ideeën-Dingen-Parallellisme (p. 642, 643). Hij stelt dat op grond van 1/16 en 2/7s modi van verschillende attributen identiek zijn (p. 641, 650) (hoe hij dat daaruit kan concluderen is me een raadsel). Hij vermeldt dit vele malen, bijv. op p. 651, 663. Dan is de zaak eigenlijk al klaar. Lichaam en idee maken deel uit van Inter-Attributen-Parallellisme, dus zijn ze identiek. Hij zegt dan nog wel dat het Ideeën-Dingen-Parallellisme niet insluit dat parallelle items identiek zijn (p. 650), maar dat verandert de zaak niet. Lichamen en ideeën zijn identiek niet op grond van het feit dat ze vallen onder het Ideeën-Dingen-Parallelisme maar op grond van het feit dat ze vallen onder Inter-Attributen-Parallellisme. Hij spreekt nog wel van 'heterogene aspecten', maar dat betekent dat ze niet door elkaar veroorzaakt, begrepen of verklaard kunnen worden (p. 647). Maar Melamed gaat nog verder in zijn identiteitsdrang. Als X(n) en
X(m) modi zijn van verschillende attributen, dan zijn ook de representaties van X(n) en X(m) identiek. (p. 663). Idem p. 669, 671.
Ik geef nog een paar citaten.
'De modi die parallel aan elkaar zijn, zijn ook identiek met elkaar' (p. 641)
'Iedere geest (modus van Denken) is identiek met zijn parallelle lichaam (modus van Uitgebreidheid)' (p. 642)
In 2/21 tenslotte ziet hij een sterk bewijs voor de identiteit van lichaam en idee. De idee van een idee is met deze idee verenigd zoals ook een lichaam en zijn idee verenigd zijn. De twee verhoudingen zijn analoog. Omdat de idee van een idee en deze idee samenvallen, dus identiek zijn, zijn in het analoge geval ook een lichaam en zijn idee identiek. Lijkt een sterk argument, maar de reden dat de idee van een idee en deze idee samenvallen is dat ze modi van eenzelfde attribuut zijn. Dat is in het geval van lichaam en geest niet het geval.
Stan, ik hoop dat ik heb aangetoond dat Melamed wel degelijk de gewraakte identiteitsthese aanhangt.
PS: Ook in 2/13d spreekt Spinoza van 'de geest van een ander ding'.
henk keizer 05-11-2015 @ 18:30
Henk, ziet er schrikwekkend uit. Ik wil het nog eens helemaal gaan bekijken, maar moet het even laten liggen (om aandacht aan iets anders te geven).
Stan Verdult 05-11-2015 @ 22:48
Stan, ik wil het ook afronden en nog reageren op je reactie van 5-11-14.59. Ik ga niet herhalen wat ik al eerder schreef over multi-facetten-structuur van het attribuut Denken, maar reageer alleen op wat jij schrijft.
Over M's lezing van brief 63:
1) Het gaat in die brief niet over het attribuut (waar M het over heeft) maar over het oneindige verstand.
2) Hij schrijft 'In Ep. 66 Spinoza is claiming that each idea of a mode of God has infinitely many aspects' (p. 659). Lees jij dat maar eens uit die brief! Ook niks geen ''erkenning dat Spinoza schrijft dat het aparte geesten betreft"
Je zegt verder dat Melamed wil redden dat de idee-modus van het attribuut Denken één ding is. Een lofwaardig streven, maar:
1) Er is geen representatie in het attribuut (genoeg over gesproken), dus zijn multi-facetten idee heeft in het attribuut geen plaats.
2) Spinoza redt dat op een heel andere manier. Wat uit attributen volgt, volgt 'formeel' uit attributen (2/7c). Wat uit het attribuut Denken volgt, is wat 'formeel' uit het attribuut volgt. Dat is het formele zijn van een idee (2/5, 2/15). Dat is één idee, die verder geen betrekkingen heeft met andere attributen, en zo hoort het.
(Spinoza ziet het formele zijn als een idee: 'de idee die het formele zijn van de menselijke geest constitueert' (2/15)).
Het is dus geen geslaagde redding.
Er is dus geen asymmetrische verhouding tussen het attribuut Denken en andere attributen die inzichtelijk moet worden gemaakt. (Spinoza heeft daar gewoon een slimme oplossing voor gekozen)
En Melamed, ja, daar mag je nu zelf over oordelen.
henk keizer 06-11-2015 @ 09:45