Ethel Portnoy (1927 – 2004) aan de slag met Spinoza in de roman "Bange mensen"
Het blog waarin ik melding maakte van een nieuw weblog over Spinoza, benedictus-de-spinoza.blogse.nl/ had ik meteen weer gewist, daar ik het al snel als een soort ‘loos alarm’ zag. Maandag ging ik er nog eens kijken en toen bleek het eerste blog alweer gewist te zijn, hetgeen mijn eerdere gevoel bevestigde. Wel waren er nu enige links aangebracht. Als eerste: “Over Spinoza - de beste Nederlandse weblog over Spinoza van Stan Verdult” (zo!). Ik klikte op de link Overzicht van in de bibliotheken aanwezige literatuur en die liet inderdaad de boeken over Spinoza zien die in Nederlandse bibliotheken aangetroffen kunnen worden. Daarin zag ik
Ethel Portnoy, Bange mensen. Een Haagse vertelling. Amsterdam: Meulenhoff, 1996. Vertaling: Hepzibah Kousbroek.
Drie inwoners van Den Haag, van wie er een het leven van Spinoza bestudeert, hebben ieder een eigen interesse voor de geschiedenis van hun stad.
Flaptekst: Brede, verlaten
straten, krakende huizen met verborgen ruimtes, katten die verdwijnen, eenzame
kinderen die in dakgoten lopen - zo ziet Ethel Portnoys Den Haag eruit.
Sinds de Amerikaanse schrijfster zich daar in het begin van de jaren zeventig
vestigde, is zij gefascineerd geraakt door de geheimzinnige geschiedenis van
haar huis en haar buurt. In haar tweede roman, Bange mensen, zien we hoe
Barbara Lofzanger, een jonge Amerikaanse die met haar kind op de vlucht is voor
een gewelddadige ex-echtgenoot, in de ban raakt van het lot van de vroegere
bewoners van haar huis.
Haar verre verwant Justus, een historicus op leeftijd die een biografie over
Spinoza voorbereidt, denkt het geheim van de filosoof te hebben ontdekt. Zijn
jonge vriend Chris Galjaard, die werkt aan een CD-rom over Den Haag, worstelt
om de huiveringwekkende gebeurtenissen van Den Haag in oorlogstijd te
verwerken.
Door de ogen van deze karakters zien we de stad zoals die was in de zeventiende
eeuw en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Zo’n boek, waarin Spinoza voorkomt, móet ik dan lezen om er in dit weblog over te vertellen. Ik verbaasde me een beetje erover dat ik dit nog niet eerder tegengekomen was. De Maastrichtse bibliotheek bezat het boek niet, dus bestelde ik een exemplaar op boekwinkeltjes.nl. Gisteren arriveerde het en ik las het meteen. Over de inhoud hoef ik, na bovenstaande flaptekst, niet veel toe te voegen.
Ethel Portnoy, dochter van Russisch-joodse immigranten geboren in Philadelphia, opgegroeid in de Bronx te New York, vele jaren in Frankrijk, waar ze in 1951 met Rudy Kousbroek trouwde, woonde vanaf 1970 in Den Haag. Ze schreef in het Engels, maar beschouwde zich als Nederlandse schrijver. Ik denk dat ze toch beter kan worden getypeerd als een in Nederland wonende en schrijvende Amerikaanse auteur. Ze schreef vooral verhalen en essays – en twee romans. Bange mensen is haar tweede en tevens laatste roman.
Aan de hand van Bange mensen kun je wel zeggen: de roman was “niet haar ding”. Ik ben het eens met wat Aleid Truijens op 24 april 1998 in de Volkskrant schreef, nadat ze het enthousiast over haar essays en korte stukjes had gehad: "De roman is niet haar sterkste genre. Haar laatste, Bange mensen, viel een beetje schools en harkerig uit; er moest uit alle macht een passende structuur worden bedacht, waarin fictieve mensen haar voorliefde en afkeer konden belijden."
Het boek pákt je niet, ontbeert een eigen toon, waaraan je kunt proeven dat het geschreven móest worden; die noodzaak ervaar je niet – het lijkt nogal bedacht en moeizaam in elkaar gezet. Bij de zoveelste beschrijving van een huis, of een bezoek aan een rommelmarkt vroeg ik mij weer af: waarom lees ik dit?
Ja, ik las het om de beloofde Spinoza. Op de eerste bladzijde krijgt de lezer al te horen hoe de emeritus professor Justus de Meern met zijn uitgever afspraken maakt over een biografie over Spinoza die hij van plan is te schrijven. Maar dan moet je als lezer die daarin geïnteresseerd is nogal geduld opbrengen. Een enkele keer krijg je een mijmering van de a.s. biograaf, zoals: “Wat een aardig stadje was Den haag in Spinoza’s tijd: havens midden in de stad, waar de schuiten uit omlggende steden konden aanmeren, en al die grachtjes met hun kromme bruggen, wat een lieflijke, landelijke plaats! En wat hebben ze die verziekt.”{p. 62]
We vernemen iets uit een soort dag- of aantekeningenboek, van de andere hoofdpersoon, Chris op wie Justus heimelijk verlekkerd is, bijvoorbeeld over de twee stromingen, de Haagse en de Rijnsburger school van Spinoza-interpretatie waarover Justus hem vertelde. Hij heeft een klok horen luiden over “Spinoza’s eigen bibliotheek” die door de bezetters uit het Haagse huis ontvreemd was, niet omdat hij joods was, maar doordat hij door de vrijmetselaars vereerd werd. [p. 80-81]
We krijgen nog een snippertje van Justus: “Overdag werkte hij aan zijn Spinoza-boek, trachtend zich in ’s mans denkwereld te verplaatsen. Niemand die ooit de geschriften van Spinoza had bestudeerd kon zeggen dat hij die allemaal begreep: om dat te kunnen zeggen zou je even geniaal moeten zijn als hijzelf. Maar hij kon tenminste proberen zijn persoonlijkheid te doorgronden, zijn drijfveren te ontdekken.” [p. 90] En dat probeert hij dus te doen.
Het grappige is dat hij vooral geïnteresseerd lijkt in de
vraag of Spinoza ook naar het Scheveningse strand ging. En zo ja, hoe dan lopend?
Met de trekvaart? Kon hij met een bevriend iemand in diens koets meerijden? In
de KB leert hij uit een boek dat als Spinoza naar het strand had gewild, hij de
weg had kunnen nemen die zijn bewonderaar Constantijn Huygens (sic!) in
1653 had gepland en die in 1665 in
gebruik werd genomen: een aangenaam doorgaande route die met bomen was omzoomd,
waarlangs men zowel kon wandelen als kon rijden. De weg was nog steeds in gebruik;
bij het Noordeinde heette hij de Zeestraat, en verderop de Scheveningseweg.
(p. 153-54).
Maar dan hebben we eindelijk een heel hoofdstukje, lopend van p. 117 –128, over Spinoza gehad. Best aardig om zoveel over Spinoza in een roman te lezen – mijmeringen over Spinoza, terwijl Justus zich naar het strand begeeft en zich weer eens afvraagt of en hoe Spinoza dat deed.
“Hij hield zoveel van Spinoza! De biografie waaraan hij werkte was slechts een bijverschijnsel van deze liefde. Werden alle biografen verliefd op hun onderwerp? Ze moesten er wel van houden – ze leerden het zo goed kennen. Misschien kozen ze hun onderwerp zelfs omdat ze er onbewust al verliefd op waren.” [p. 118]
Bange mensen verscheen in 1996: vóór Margaret Gullan-Whur met haar Within Reason: A Life of Spinoza [1998, Ned. 2001], waarin ze deze mijmering zou loochenstraffen. Zij bleek een biografe die een hekel had aan haar onderwerp. En zij was al als biografe bezig, terwijl het bovenstaande geschreven werd. Dit terzijde. Terug naar Bange mensen.
Justus heeft allerlei theorieën, waarvan de in zijn ogen spectaculairste is dat Spinoza wellicht homoseksueel was en dat hij om die reden in de ban werd gedaan. Dit thema van Spinoza’s homoseksualiteit werd bijna 20 jaar later helemaal uitgewerkt in Spinoza in Love van Martin Skogsbeck uit 2014 [cf. blog]
Ja, dat hoofdstukje over ideeën, mijmeringen en fantasietjes over Spinoza is best aardig om te lezen. Naast interessante informatie, zoals over de getuigenissen voor de Spaanse inquisitie over Spinoza’s fraaie uiterlijk, staan er ook enige foutjes in, maar een roman heeft niet ten doel alleen maar ware feiten op te dissen. De aardigste fout om te vermelden vind ik wel deze: “Spinoza zou een mislukte romance hebben gehad met de dochter van Van den Ende, aan wie Spinoza bijlessen Latijn gaf.” [p. 124]. De rollen omgedraaid.
Enfin, ik wilde met dit blog even duidelijk vastgelegd hebben dat de joods-Amerikaans-Nederlandse schrijfster Ethel Portnoy zich met Spinoza heeft bezig gehouden en haar kennis van onze filosoof en Bange mensen heeft verwerkt. Het is de in mijn ogen aardigste verhaallijn van het boekje.
_____________
Bovenstaande aquarel van Spinoza in het Haagse bos is van de aquarellist, lithograaf en tekenaar Willem Bernardus IJzerdraat (1835 – 1907) [cf. dit blog)

