Ger Groot biedt met interviewboek fraai filosofisch portret van Samuel IJsseling
Aan de interviewbundel die Ger
Groot in 1998 samenstelde, Twee zielen – gesprekken met
hedendaagse filosofen [SUN, Nijmegen, 1998], dat gesprekken
bundelde met Cornelis Verhoeven, Theo de Boer, Leszek Kolakowski,
CharlesTaylor, Rüdiger Safranski en Alvin Plantinga, heeft hij nu
een boeklang interview toegevoegd met de Nederlands-Leuvense filosoof
Samuel IJsseling bij wie hij ooit promoveerde:
Ger Groot, Dankbaar en
aandachtig. In gesprek met Samuel IJsseling. Met een voorwoord
van Hans Achterhuis. Klement/Pelckmans, 2013 - ISBN 9789086871278 - €
18,95
Dankbaar en almaar aandachtiger las ik de voorbije dagen dit boek dat mij door de uitgever zomaar toegezonden werd. Wat doet een weergave van de leeservaring met een boekje dat niets met Spinoza van doen heeft, op dit Spinoza-blog? Dat zal nog wel duidelijk worden: iemand die dagelijks met Spinoza bezig is, betrekt zo ongeveer alles op Spinoza, maar toch meestal met reden.
Wat is het heerlijk een boekje te lezen over een filosoof, Samuel IJsseling, die de ontwikkelingen in de Europese filosofie van nabij meemaakte - die van Heidegger tot Ricoeur en Derrida alles las, maar die daarbij de meeste hedendaagse filosofen ook zelf ontmoette. Tussen al die denkers baande hij zijn eigen weg en kan daar tegen de zelf zeer deskundige vraagsteller goed over vertellen.
Eén keer slechts komt de naam van Spinoza voor in het boekje, namelijk wanneer de geïnterviewde meedeelt welke 19e en 20e eeuwse filosofen hij allemaal las en dan zegt: "Alleen Spinoza weinig". (p. 61). Des te opmerkelijker waar IJsseling wel de overtuiging heeft dat "elke filosoof probeert te begrijpen wat de grote denkers voor ons allemaal hebben uitgedacht" (p. 136). Of dat betekent dat hij Spinoza niet als groot denker zag? We horen het niet, waarschijnlijk omdat ook Ger Groot helemaal niets met Spinoza heeft.
En toch is het ook voor Spinozisten een heerlijk boekje om te lezen en daarbij zelf na te gaan hoe Spinoza erin kan worden ingepast. Het bestaat uit acht hoofdstukken die de weerslag vormen van evenveel gesprekken die Ger Groot bij zijn voormalige leermeester IJsseling thuis in Leuven had. Anders dan een eerder boek waarin An Sevenant drie gesprekken met IJsseling weergaf,* die eerder als een uitwisseling van kleine monologen lazen, gaat Ger Groot het er duidelijk meer om Sam IJsseling nader te leren kennen en aan zijn lezers voor te stellen. Hij stelt soms journalistieke vragen en geeft enige human interest-achtige informatie over omstandigheden en voorgeschiedenissen. Maar heel vaak stelt hij kritische vragen en geeft hij weerwerk en plaatst hij kritische kanttekeningen, die overigens telkens weer de intentie hebben om de reactie van IJsseling te peilen: diens opvattingen en ideeën te leren kennen. En de laatste is ook niet uit op het gelijk willen krijgen, maar is voorzichtig en soms aarzelend, zodat er alle ruimte ontstaat voor werkelijke gedachtewisseling.
Het boekje is steeds goed leesbaar, ook waar het moeilijke materie betreft, waarbij ook enig filosofisch Bargoens niet uit de weg wordt gegaan, maar dat krijgt dan goed begrijpelijke uitleg. Door de aangesneden thema's en de goede uitleg over het belang van hedendaagse zienswijzen, kan het boekje zeer goed dienst doen als een heldere inleiding in hedendaagse filosofie.
In de eerste gesprekken komt nog veel biografische informatie mee en voor deze lezer vormde dat herkenning van eenzelfde achtergrond (maar niets is ooit echt hetzelfde - een van de thema's in het boek): katholieke herkomst, rituelen, verlaten van de klerikale wereld, de kerk en het traditionele geloof; de teksten van R.C. Kwant en IJsselings leermeester Wim Luijpen etc. Teksten die ook ik indertijd gretig las.
Naar het einde toe worden de gesprekken steeds thematischer, met als hoogtepunt het laatste hoofdstuk over mimesis, over de herhalende taal, waarin de menselijke werkelijkheid als het ware ontstaat. Zoals Hans Achterhuis het in het voorwoord verwoordt: "Alles wat wij kennen en kunnen, hebben wij aan nabootsing te danken," stelt IJsseling. Er bestaat voor ons geen 'echte' wereld achter de nabootsing. Voor de filosoof is er geen absoluut fundament om een systeem op te bouwen." (p. 9) Hoe dat bedoeld is, wordt heel duidelijk in dat zeer interessante laatste hoofdstuk.
Een regelmatig terugkomend thema is hoe in de late Heidegger (in kritiek op Sartre) de mens niet meer als het middelpunt van zijn denken is, maar 'het Zijn' - de mens niet (meer) te zien is als autonoom wezen (minder als subject), maar als ontvankelijk wezen aan wie het zijn geschonken wordt - hetgeen ontvankelijkheid vraagt en aanleiding tot dankbaarheid geeft. Maar dat betreft dan weer méér dan passiviteit. "Het is eerder zo dat zelfs het denken mij overkomt, terwijl het wel iets is dat ik zélf moet doen." Denken is het wezen van de mens. [p. 27. Vet van mij, daar ik dit een sleutelzin acht].
Volgens IJsseling was het Heidegger die de ontwikkeling (van Descartes, via kant en Husserl) van nadruk op het subject heeft omgedraaid en op het primordiale van het Zijn heeft gewezen (zonder dat dit dan weer als een alternatief soort subject kan worden gezien): die op het in-der-Welt-sein wees waardoor het subject zijn eerder een resultaat van het gebeuren is - iets dat ons overkomt. (p. 26-28). Het subject komt voort uit iets dat breder en totaal anders is dan wat het zelf is (p. 47).
Aan deze aan Heidegger toegeschreven wending, de omkering van de subject-object-verhouding, merk je hoe weinig serieus Spinoza genomen werd. Doordat hij eeuwenlang vooral werd bestreden als vermeende atheïst, heeft hij onvoldoende doorwerking kunnen hebben in de vergaande kritiek die hij al had op het uitgaan van het ik door Descartes en zijn navolgers, wat Spinoza niet als de juiste orde van filosoferen zag. Met dit uitgangspunt van het zelf had men volgens Spinoza te weinig oog voor het ingebed zijn in en afhankelijk te zijn van het grotere Zijn of God. Dit is iets waardoor de Franse structuralisten weer belangstelling voor Spinoza kregen, maar voor IJsseling is dat kennelijk geen aanleiding geworden om zich echt met Spinoza bezig te houden.
Opvallend is uit dit boek mee te krijgen hoe hedendaagse denkers als IJsseling de al sinds Parmenides bestaande overtuiging dat zijn en denken een eenheid vormen, een overtuiging die ook Spinoza aanhing (door wie zijn en denken uiteraard nooit als 'hetzelfde' werden gezien, maar wel samen een eenheid vormend), kwijt zijn geraakt. Er is sterke aandacht voor verschil (differentie) en erkenning van toeval en contingentie. De overtuiging dat er een absolute eenheid vormende kern van de werkelijkheid bestaat ('n God), waaruit alles voortvloeit en waardoor er voor alles een reden bestaat, is verlaten. IJsseling is meer in de pluraliteit van het Griekse godendom gaan zien dan in het monotheïsme met z'n eenheidspretentie. Hij werd een echte en overtuigde heiden - in positieve betekenis door aandacht voor een niet tot eenheid te herleiden veelvuldigheid (p. 114). En daarbij hoort de zeer sympathieke bereidheid tot twijfel - het niet volstrekt zeker zijn over de eigen zienswijze, die Groot op vele bladzijden laat merken. Was er maar meer paganisme in de filosofie...
Spinoza was bepaald niet zo'n heiden en een overtuigd monist. Je proef het grote verschil van deze hedendaagse filosoof met de vroegmoderne filosofie en zeker met Spinoza, die nog kon stellen (tegen Albert Burgh): "Ik weet dat ik de ware filosofie gevonden heb." En die wist wat zekerheid en bezitten van waarheid was.
Hier nog zo'n associatie: waarmee de jonge Spinoza in zijn TIE begon, daarmee eindigt het laatste gesprek met de dan 80-jaar oude IJsseling: "Hebzucht, eerzucht - ik denk dat je als filosoof daar niet aan toe moet geven. dat je je niet moet laten verleiden tot een leven dat uiteindelijk niet-menselijk is." (p. 141). En zo zijn er meer associaties.
Goed komt aan de orde het belang
van taal, het tekstuele en intertekstuele... "Het woord
incarneert zich in de tekst, en het denken weer in het woord. En door
de manier waarop dat werkt, de krachten die zich daarin doen gelden,
krijg je bijna het idee van een soort machinerie." (p. 55). Doet
dat op zijn beurt weer niet sterk denken aan Spinoza's "quasi
aliquod automa spirituale" (TIE 85)?
Wij zijn sprekende
wezens, die zichzelf met hun woorden vormen tot wat zij zijn."
zonder autonomie. IJsseling houdt het meest van filosofie die dicht
tegen literatuur aanleunt. Heel fraai geeft hij in het zesde gesprek
een hint aan de recensent als hij het tegen de Groot heeft over de
ordening die literatuur in de werkelijkheid aanbrengt: "Jij gaat
ordenen, lege plekken invullen, haalt er misschien citaten bij uit de
boeken die ik geschreven heb. Het resultaat dat de lezer onder ogen
krijgt is dus een soort ideale versie van de chaotische conversatie
die wij nu voeren." (p. 105). En zo is het. De lezer kan
uiteraard niet weten hoe chaotisch die conversatie was, maar houdt
wel een behoorlijk ideale tekst in handen. Dit inkoppertje neem ik
graag voor mijn rekening.
Het is een goed leesbaar boekje waarvan ik zeer heb genoten en waaruit ik veel heb opgestoken over belangrijke preoccupaties van de hedendaagse filosofie.
Stan Verdult
Samuel IJsseling.
Foto van Antwerpse fotograaf Filip Van Roe, met diens toestemming hier opgenomen. Website Filip Van Roe.
Het portret van Ger Groot bovenaan is een still uit deze recente video.
____________
*) Samuel IJsseling & An Sevenant, Wat zou de wereld zijn zonder filosofie? Klement/Pelckmans, 2007
Aanvulling 11 juli 2014
Zie hier een bespreking door Martijn Meijer


Reacties
Ik gun je, Stan, van harte je leesplezier en ik dank je ook nog voor je informatieve recensie. Maar ik word werkelijk misselijk van al die softe lulkoek van figuren als IJsseling, Luypen, Kwant en Groot en hun volgelingen, waarmee studenten aan filosofische faculteiten op kosten van de overheid tientallen jaren en nog steeds worden verpest. Natuurlijk scheert hun koopwaar ook wel eens langs thema's van Spinoza, maar het is binnen zijn wetenschappelijk kader volstrekt ombruikbar en daarmee in strijd.
Wim Klever 10-12-2013 @ 15:49
"Sluiten wij ons af voor nieuws, ontmoetingen en andere ervaringen of invloeden, dan vallen we zeker in slaap; volledig is doodgaan 2/23."
[aldus Wim Klevers Tweet van vanochtend]
https://twitter.com/wimklever/statuses/410318903618076672
Stan Verdult 10-12-2013 @ 17:11
Ik heb in mijn verleden genoeg van dat zachte gif binnen gekregen en heb er thans mijn buik van vol!
Wim Klever 10-12-2013 @ 17:51
Graag maak ik een recentie van dit boek en post hem dan online op onze site www.globalvisioning.net die per 1 januari 2015 gefinaliseerd zal zijn in 7 talen (EN/FR/DE/HU/NL/IT/ES). Mijn thuisadres: Andras Laszlo, Dorekesveld 40, 1853 Strombeek-Bever. Graag ontvang ik een pers/recentie-exemplaar op dit adres. Met hartelijke groet, Andras.
Andras Laszlo 28-10-2014 @ 15:05