Gotthold Efraim Lessing (1729 – 1781) was toch geen Spinozist

Nu ik het in 1780 verschenen laatste boekje van Lessing, Die Erziehung des Menschengeschlechts, gelezen heb in de vertaling met uitvoerige toelichtingen van dr. J. Sperna Weiland, De opvoeding van de mensheid [Het Wereldvenster, Baarn, 1979), is het voor mij duidelijk: Lessing was geen spinozist. Zijn boekje zit daarvoor teveel vol teleologie. Ondanks dus wat Jacobi daarover in zijn zgn. Spinoza-boekje van 1785 beweerd heeft. Of Jacobi heeft het gesprek waarin hij weergaf hoe Lessing niet lang voor zijn dood zijn Spinozisme aan hem bekende,  verzonnen (wat ik denk), of hij heeft (wat Sperna Weiland voor mogelijk houdt) Lessings mogelijke ironie niet begrepen.

Dat Lessing zich met Spinoza heeft bezig gehouden is onbetwijfelbaar. Hij las Voltaire, Diderot, Rousseau en Bayle. In Breslau , tijdens de zevenjarige oorlog secretaris van de Pruisische generaal Tauentzien, maakte hij grondige studie van Spinoza en Leibniz. Mogelijk is hij behoorlijk door Spinoza gefascineerd geweest. Maar uiteindelijk werd de grote literator Lessing, vriend van Mendelssohn, geen volbloed Spinozist. Daarvoor was hij teveel ervan overtuigd dat er in de natuur en vooral in de geschiedenis teleologie te ontdekken was. Veel meer dan door Spinoza was hij beïnvloed door Leibniz, een voorganger als bibliothecaris van de hertogelijke bibliotheek te Wolfenbüttel, waarvan Lessing van 1770 tot zijn dood in 1781 bibliothecaris was.

Zoals ik in een vorig blog beschreef, beschikte Lessing over een manuscript van H.S. Reimarus, Apologie oder Schutzschrift für die vernünftigen Vererher Gottes, dat de auteur niet had uitgegeven daar hij terecht voorzag dat het een storm van kritiek zou geven, o.a. daar hij ontkende dat het Oude Testament als Openbaring zou moeten worden gelezen. Lessing publiceerde in 1777 opeenvolgend diverse gedeelten van dit manuscript als Fragmente eines Ungenannten – wat leidde tot de Fragmentenstreit. Bij dit brisante materiaal schreef Lessing kanttekeningen, waaruit bleek dat hij het niet in alles eens was met Reimarus. Deze 53 kanttekeningen, samen met nog eens 47 waarvan niet duidelijk is wanneer die precies zijn geschreven, gaf Lessing in 1780, een jaar voor zijn dood, uit als Die Erziehung des Menschengeschlechts: een dun boekje van 100 kleine paragrafen met een op het eerste gezicht niet moeilijk thema, maar met sommige ondoorgrondelijke, meerduidige passages.  

Intermezzo. Opmerkelijk is dat Sperna Weiland kennelijk de TTP niet kent. Die komt in zijn toelichting ten onrechte niet voor.*) En zelfs schrijft hij in zijn inleiding over het onuitgegeven manuscript van Reimarus: “De Apologie is een van de eerste pogingen tot een strikt historische interpretatie van de bijbel, die niet wordt gelezen als het onfeilbare woord van God maar als een historisch document dat zich in niets onderscheidt van andere historische documenten en met dezelfde methode van kritisch historisch onderzoek moet worden gelezen.” (p. 15) Dat is wel heel opmerkelijk, waar dit beter zou slaan op de 100 jaar eerder verschenen TTP.

Toch maakt Sperna Weilands erudiete commentaar, waarin veel kennis van de filosofische en theologische strijdpunten in de 18e eeuw is geïnvesteerd, deze ruim 30 jaar oude uitgave van Lessings laatste werkje nog steeds zeer de moeite van het lezen waard.

Terug naar Lessing. Deze zag in de geschiedenis God werkzaam zijn met de bedoeling de mensheid zo op te voeden, dat ze tenslotte met de rede uit kon en de bijzondere openbaring niet meer nodig heeft. Hij vergeleek de historie van de mensheid met de kindertijd. Zoals de goede opvoeder het kind eerst leert gehoorzamen, het vervolgens dingen laat ontdekken en kennis bijbrengt op het niveau dat het aankan tot het volwassen is en zijn eigen verstand kan gebruiken. Zo zou de mensheid de openbaring nodig hebben gehad om eerst te leren het goede te doen uit gehoorzaamheid en vreze Gods, tot hij volgens de rede kan leven en het goede doet omdat het weet dat het goed is. Dan, in dat laatste stadium, heeft de mensheid de openbaring niet meer nodig en is het in staat om goed te leven naar de rede zelf. *)

Enfin, je beluistert een doelgerichtheid in de geschiedenis die volkomen onverenigbaar is met Spinoza. Maar toch…

Toch kun je wel iets met Lessings analyse aanvangen om iets meer van Spinoza te begrijpen. Spinoza neemt in zijn analyse van het zijn en van de mens daarbinnen, gezichtspunten op waarop hij niet gekomen zou zijn als ze hem niet als ideeën en termen waren aangereikt vanuit de geschiedenis van het denken – ideeën die voortkwamen uit de verbeelding (de ‘openbaring’). Voorbeelden: substantie, attributen, God, oneindig verstand, idee etc. Hij gaf ze een eigen betekenis en plaats in zijn rationele systeem. Maar het is de vraag of hij daar helemaal uit zichzelf denkend opgekomen zou zijn. Hij staat in een traditie die aanving bij de verbeelding en op de producten ervan in de loop der tijd de ratio losliet. Het grote en bijzondere van Spinoza is in mijn ogen dat hij de denkkracht en vooral het lef had om de consequentie van de verzonnen begrippen diepgaand toetste op hun bruikbaarheid om de ware werkelijkheid te doordenken, uitgaand van een beperkt aantal overtuigingen of geloofszekerheden (in de zin van belief): te weten het volstrekt immanente, het niet-teleologische, de eenheid van substantie/natuur/werkelijkheid (met niets bovennatuurlijks, geen ruimte voor wonderen, geen geesten etc.), de mens niet iets aparts maar iets binnen de natuur (geen staat in de staat) en zo meer. In die zin oversteeg Spinoza zijn eigen opvoeding en droeg hij bij tot het kritisch opvoeden van de mensheid.

In die zin was Lessing zelf niet van het kaliber van Spinoza, maar had hij er in het gebruiken van zijn leer wel íets van begrepen.

                                                * * *

VoorkantAls toegift vind ik wel sprekend noot 118 op blz 45 van Gérard Vallée (Ed.), The Spinoza conversations between Lessing and Jacobi: text with excerpts from the ensuing controversy. McMaster colloquium on German literature. University Press of America, 1988 [momenteel afgeschermd door books.google, maar ik was er op tijd bij...)

Who has understood whom? Did Jacobi or Lessing better understand Spinoza? did Mendelssohn or Jacobi better understand Lessing? Although my study suggests a certain answer to these vexed questions, it is tempting to extend to Mendelssohn what Kierkegaard applies to Jacobi and to say of both in regard to Lessing what Kierkegaard reports of Hegel's friend: 'Hegel is also supposed to have died with the words upon his lips, that there was only one man who had understood him, and he has misunderstood him...." Concluding, p.65 note. 

      In his analysis of the Spinoza controversy D. Bell, Spinoza in Germany, pp. 71-96 is not quite willing to acknowledge Jacobi's contribution toward the Spinoza renaissance of the 1780s. I find this reluctance unfortunate. Doubtless more to the point, Bell believes that both Mendelssohn and Jacobi seriously misunderstood Spinoza: the former by neglecting Spinoza's ethics, the latter by reducing Spinoza to Leibniz and Wolff. Lessing, Herder, and Goethe would have understood him better although none of them saw himself as an interpreter of Spinoza; they rather assimilated creatively some of Spinoza's ideas Ip. 1481 and were primarily investing their energies in sketching their own answers to their own questions.

     In his still very readable work, Lessing als Theologe. Halle 1854, C. Schwarz tended to play down Lessing's debt to Spinoza. He concluded his section on Lessing's Spinozism with the spirited lines (p. 97]: "Lessing did not teach relined Spinozism, as his too weak defender Mendelssohn conceded, any more than he adhered to a quite ordinary one, as Jacobi claimed. He took the defence of Spinoza only because the latter was attacked; with skepticism he opposed the tempestuous Jacobi who was knocking down everything with his newly discovered faith-instance! All in all, in doing so, Lessing was merely standing for the cause of thinking as such and of its unrestricted right! In fact his concepts of God and the world were totally different from Spinoza's; it is only in opposition to the orthodox representation of the divinity, which he found entirely insipid, that Lessing sided for a moment with the much decried philosopher."

                                                            * * *

*) Sperna Weiland had er dan op kunnen wijzen dat Lessing de hoofdlijn van zijn betoog ontleend had aan Spinoza die in hoofdstuk 12 [alinea 2] van zijn Tractatus theologico-politicus schreef (in de vertaling van Akkerman):

"Aan de Joden is in het begin de religie als een wet in geschreven vorm overhandigd, want in die tijd werden zij als zuigelingen behandeld. Maar voor later verkondigen Mozes (Deuteronomium 30:6) en Jeremia (hoofdstuk 31, vers 33) hun een toekomst, waarin God zijn wet in hun harten zal schrijven. Zodoende ging het vroeger alleen de Joden en vooral de Sadduceeën ter harte te strijden voor een op hun tafelen geschreven wet, en zeker niet degenen die hem [nu] in hun geest beschreven bewaren.”

 

Reacties

Wat een mooie blog is dit, meteen bij favorieten gevoegd. Ik heb Lessing nooit goed begrepen wat betreft zijn Opvoeding van de Mensheid. Jahweh die een uitverkoren volk (niet de mensheid) beloont met veroverde steden (Jericho), en bestraft met massamoord (gouden kalf). Wat zou God heden ten dage niet moeten straffen! De rede is verder te zoeken dan in de dagen van de Verlichting. Geef mij Spinoza maar, voor mij is hij de verzoener van wetenschap en godsdienst.

Welkom, Erik Tjallinks, onder de bezoekers van dit weblog.
Lessings "Opvoeding van de Mensheid" is een intrigerend en enigszins enigmatisch boekje. In het grootste deel ervan lijkt hij vanuit een antropomorfe God te schrijven: een persoonachtig wezen dat dingen met de mensheid voor heeft. En dan is daar ineens paragraaf 84 waar tegenover de 'kunst' van de menselijke opvoeders de 'natuur' wordt gezet, die de tot dan toe opgevoerde transcendente (?) God vervangt. Die God=Natuur is dan nog steeds geen Spinozistische God, want die heeft geen bedoelingen met de mensheid, terwijl er uiteraard wel een natuurlijke ontwikkeling plaasts heeft.
Ja Spinoza zou als 'verzoener' van wetenschap en godsdienst te zien zijn, als beide 'partijen' zouden accepteren dat hij ze van elkaars domein verdreef. Die acceptatie is grotendeels gelukt, maar nog niet voor 100 procent.