Harry A. Wolfson (1887 – 1974) voor wie Spinoza (als tweede Aristoteles) afbrak wat Philo had aangericht

Waarschuwingen over Wolfson zijn er genoeg. Zo ben ik het eens met degenen – b.v. Steven Nadler 1) - die zijn zgn. ‘subjectieve’ uitleg van Spinoza’s attributen bestrijden (als eigenschappen van de substantie die wij met ons verstand aanbrengen, maar die er niet in werkelijkheid zouden zijn).

Ook houdt ik rekening met Van Bunge’s waarschuwing: “[W]ie, zoals Wolfson dat doet, veronderstelt dat Spinoza's filosofie het product is van wat Wolfson de 'joodse scholastiek' noemt, zonder dat hij ook maar enigszins aannemelijk kan maken dat Spinoza de bronnen die volgens Wolfson de 'impliciete' Spinoza zouden hebben gevormd, werkelijk kende, zo iemand vraagt om moeilijkheden. Niettemin blijft Wolfsons The Philosophy of Spinoza wel een Fundgrube [..]." 2)

Maar terwijl ik dit blog aan het voorbereiden was, heb ik weer uren gelezen in zijn Spinoza-boek en genoten van hoe hij juist heel goed de verschillen weet aan te geven van termen die Spinoza vanuit Aristoteles en vooral de Scholastiek gebruikt, maar er eigen betekenis aan geeft. Je moet alert blijven, maar op die manier is er ontzettend veel van Wolfson te leren.

Harry Austryn WolfsonAls, vanaf 1925, professor in de Hebreeuwse literatuur en de geschiedenis van de filosofie aan de Harvard University stond hij bekend als Harvard's ‘resident sage’-Wolfson.3In brede kring werd hij gezien als een van de grootste geleerden van zijn tijd en een vooraanstaand historicus van de middeleeuwse filosofie van jodendom, christendom en islam. Hij schiep een nieuw en eigen zicht op het westerse denken.

Harry Wolfson schreef uitgebreide studies over Crescas, Aristoteles, Spinoza, Philo, de kerkvaders en de Kalam (de islamitische filosofische discipline die theologische beginselen via een rationele dialectiek bestudeerde).

Hij bezat een ongeëvenaarde kennis van het Griekse, Latijnse, joodse en moslimdenken. Zijn Structure and Growth of Philosophic Systems from Plato to Spinoza zou 12 delen omvatten, maar dat project heeft hij niet kunnen afmaken.

Hij was geboren in een Poolse provincie van Rusland waar hij een vroegrijpe lerner was en verschillende yeshivas bezocht. De studiemethode was persoonlijk, nauwgezet analytisch en gevuld met argument en contra-argument. In 1903 emigreerde zijn gezin naar de Verenigde Staten. Hoewel hij later als tamelijk seculier verscheen, zelfs uitdagend, was hij ervan overtuigd dat de enige manier om geleerden te trainen de Talmoed was. Alleen afvallige talmoedisten konden oprechte geleerden zijn van de geschiedenis van de filosofie. Talen waren makkelijk te leren, zo vond hij, maar methoden niet.

Hij respecteerde de persoon die eenvoudig en eerlijk zei dat hij niet in God geloofde, maar amuseerde zich in filosofen die kibbelden over de betekenis van 'God' en die veranderde om aan hun doelen te doen beantwoorden, gebruik makend van beleefde maar lege frasen om de God die zij schenen te bekennen te ontkennen.

Voor Wolfson was de geschiedenis van het denken een oneindige strijd tussen orthodoxie en rationalisme, een strijd waarin ideeën werden genomen, gestolen, vervormd, gebruikt en hergebruikt: Plato vond het idee van Ideeën uit, Philo nam het van hem over, de heilige Johannes nam het van Philo, de moslims namen het (als attributen) van Johannes, de scholastici namen het van de moslims, en Descartes en Spinoza namen het van de scholastici. Volgens Wolfson neemt men tegenwoordig ideeën die men vindt bij diverse filosofen. Die van Spinoza bijvoorbeeld lijken nooit kant-en-klaar, zodat men er niet over uitgesproken raakt. Spinoza, zo meende Wolfson, kan volledig gereconstrueerd worden vanuit zijn bronnen. Hij kon die opvatting ook overdrijven. Zo schreef hij aan het begin van The Philosophy of Spinoza: "As for Spinoza, if we could cup up all the philosophic literature available to him into slips of paper, toss them up into the air, and let them fall back on the ground, then out of these scattered slips of paper we could reconstruct his Ethics." (Wolfson, 1934, Meridian Books 1958, p. 3)

Toch was Spinoza een soort held voor hem die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van de filosofie. Filosofie had volgens hem zijn eerste volledige uitdrukking gevonden bij Aristoteles. Vervolgens had Philo diens filosofie met godsdienstig dogma vermengd, waarvan het niet eerder werd ontdaan of gered dan door ‘een tweede Aristoteles’, genaamd Spinoza, “een afvallige jood die de filosofie redde van het onrecht dat het door die andere jood, Philo, was aangedaan.” Zo zei hij bijvoorbeeld in de conclusie van zijn Philo:

For well-nigh seventeen centuries this Philonic philosophy dominated European thought. Nothing really new happened in the history of European philosophy during that extended period. The long succession of philosophers during that period, from among whom various figures are selected by various historians for special distinction as innovators, have only tried to expound, each in his own way, the principles laid down by Philo. Te the question, then, what is new in Philo? the answer is that it was he who built op that philosophy, just as the answer to the question what is new in Spinoza? is that it was he who pulled it down. (Wolfson 1947, 459-60)

Wolfson had niet alleen de ambitie de geschiedenis van de filosofie te remaken maar ook om van de christenen te winnen d.w.z. hen ervan te overtuigen dat wat van waarde was in hun filosofie goed beschouwd van joodse oorsprong was. Niets zou hem zoveel voldoening hebben gegeven als de periode waarin hij les gaf aan studenten van de jezuïeten die van hem, de ex-Talmoed-jood, leerden wat uiteindelijk de geschiedenis van de waarheid was.

Hij was een scherpe, humorvolle man met een groot bereik aan filosofische geleerdheid en met een scherpe, elegante stijl. Maar, zijn stellingen werden in hoge mate beïnvloed door zijn wensen. In sommige van zijn latere werken zou er, nauwgezet als hij op het punt van details bleef, een uitgesproken kunstmatigheid insluien. En wellicht was Wolfson een beetje te trots op z'n geleerdheid en popelde hij telkens weer om in de oorlog van de wetenschap en religie te overwinnen.

Enige van zijn vele werken:

Ÿ Crescas' Critique of Aristotle: Problems of Aristotle's Physics in Jewish and Arabic philosophy (1929)

Ÿ The Philosophy of Spinoza: Unfolding the Latent Processes of His Reasoning, Harvard University Press (1934), zou zoals boven gezegd Spinoza koppelen aan zijn laat-Middeleeuwse voorgangers én hem als de eerste modern filosoof schetsen.

[zie ook dit blog van 2-4-2009: Harry Wolfson 'The Philosophy Of Spinoza' Volume I op internet]

 

Ÿ Philo: Foundations of Religious Philosophy in Judaism, Christianity and Islam, (Harvard University Press, 1947), waarin hij Philo aanwijst als het begin van veel begrippen en argumenten van de Middeleeuwse filosofie

Ÿ The Philosophy of the Kalam. Volume IV van Structure and Growth of Philosophic Systems from Plato to Spinoza, Harvard Universitu Press, 1976  (als scans in pdf te vinden bij muslimphilosophy.com).

Hij was de initiator en organisator van de publicatie van het Corpus Commentariorum Averrois in Aristotelem (1931 - 1963)

Hij was een gedrongen en satirische man. Hij leefde nogal alleen. Hij moet het meest van z'n tijd doorgebracht hebben in zijn kamer in de Widener Library te Harvard.


Harry Austryn Wolfson in de Widener Library te Harvard; foto: Dmitri Kessel 01-11-1957 voor LIFE 

Bronnen

1) Steven Nadler, Spinoza's Ethics. An Introduction. Cambridge University Press, 2006, p 58. Ik zie nu dat hij Wolfson niet bij name noemt, maar die is wel geïmpliceerd

2) Wiep van Bunge, in: Gunther Coppens (Red.) Spinoza en de scholastiek. ACCO, 2003, p.13

3) Leon Wieseltier, "Philosophy, Religion & Harry Wolfson". In: Commentary Magazine, april 1976

VoorkantVoor dit blog maakte ik het meest gebruik van dit boek: Ben-Ami Scharfstein, The Dilemma of Context. NYU Press, 1989, 1991, p. 181-183

Als houding en denken van mensen van andere culturen geassimileerd zijn, worden zij in zekere mate bicultureel of multicultureel. De auteur neemt ter illustratie drie sprekende, maar noodzakelijkerwijs idiosyncratische bruggen tussen verschillede filosofische culturen. Eén van hen Harry Wolfson. [betreffende pagina's in z'n geheel te lezen bij books.google]

 

Voorkant

 

Veel materiaal ook in:

Martin Ritter, “Scholarship as a priestly craft: Harry A. Wolfson on tradition in a secular age.” In: Peter Schäfer, Klaus Herrmann, Margarete Schlüter, Giuseppe Veltri (Eds.): Jewish studies between the disciplines. BRILL, 2003, p. 435 – 455 [deels in te zien bij books.google]

 

Meer informatie

http://en.wikipedia.org/wiki/Harry_Austryn_Wolfson 

http://www.answers.com/topic/harry-austryn-wolfson

Aanvulling  2 oktober 2015

Een joods blog met uitvoerige informatie over Harry A. Wolfson.

Reacties

Stan, als je nu toch nog verder gaat met dit blog, kun je dan de volgende punten meenemen?
1) Hoe kan Wolfson tot de mkisvatting komen dat Spinoza 'als een tweede Aristoteles' kan fungeren, waar hij zelf stelt dat het gezag van Aristoteles 'voor hem van weinig waarde is''?
2) Houdt de driemaal ineengedraaide en uiterst ondoorzichtige waarschuwing van Wiep van Bunge, dieje kennelijk ter harte neemt, in dat volgens hem Wolfson de Middeleeuws-Joodse bronnen van Spinoza niet goed kent? Of zegt hij enkel maar dat je niet moet oreren over dingen die je niet kent?.

Wim, ik reageer alleen op je 1e punt. Wolfson spreekt zijn grote bewondering voor Spinoza uit als hij hem ergens een tweede Aristoteles noemt (te vinden bij Ben-Ami Scharfstein). Dat wil uiteraard niet zeggen dat hij vindt dat Spinoza de leer van Aristoteles oppoetst o.i.d., maar hij zegt iets over zijn statuur. Zoals Aristoteles tegenover Plato, zo Spinoza tegenover Descartes en de Scholastiek. Het maakt dan niet uit dat het gezag van Aristoteles voor Spinoza zelf van weinig waarde is - dat was mij bekend. Maar in de geschiedenis van de filosofie had (en heeft) Aristoteles grote waarde. Wat een onderscheiding geef je Spinoza dan, wat een eer verleen je aan die filosoof, als je beseft dat sinds diens herontdekking in de Middeleeuwen eeuwenlang naar Aristoteles als naar "de filosoof" werd verwezen. Die positie heeft Spinoza bepaald niet gekregen. Naar hem werd eerder verwezen als naar "de atheïst" - dan wist iedereen wie bedoeld was. Maar Wolfson kent hem die positie toe. Wolfson is dus bepaald niet bezig met het kleineren van Spinoza door na te gaan waar hij de ingrediënten voor zijn mosterd vandaan heeft. Hij heeft waardering voor die mosterd.

Je geeft een correcte reactie op mijn opmerking. Mijn insinuatie had echter een diepere achtergrond en is eingelijk het gevolg van een oude beroeps(de)formatie aan mijn kant. De gangbare opvatting, die Wolfson kennelijk deelt, is immers dat Aristoteles eden tegenpool was van Plato en dat een tweede Aristoteles of Aristoteles redivivus (Spinoza) derhalve gemakkelijk kan worden voorgesteld als degene die de Platonische Philo afbreekt. De historische werkelijkheid is evenwel dat Aristoteles niet alleen in zijn latere jaren dichter bij Plato kwam te staan, zodat geleerden als Cherniss gingen spreken over 'the Platonizing Aristotle', maar dat hij in hoofdzaken (kennistheorie en politiek) nimmer het kamp van Plato eigenlijk heeft verlaten, zoals de Klever van een halve eeuw geleden aantoonde in zijn dissertatie in Utrecht: "ANAMNESIS EN ANAGOGE. GESPREK MET PLATO EN ARISTOTELES OVER HET MENSELIJKE KENNEN (Assen 1963).