Hendrik Wyermars - 300 jaar Spinozistisch martelaar II
In het vorige blog begon ik aandacht te geven aan het feit dat Hendrik Wyermars 300 jaar geleden eerst door de Amsterdamse Hervormde Kerk en vervolgens door het Amsterdamse stadsbestuur op een gruwelijk intolerante en uiterst onderdrukkende manier is bejegend. De opzet om meer bekendheid te geven aan de affaire Wyermans wordt al direct door Google ‘gehonoreerd’: wie nu de naam Hendrik Wyermars ingeeft krijgt direct als eerste hit dit blog. Dit gebeurde meteen al op de dag zelf – zo vaak verfrist Google zich tegenwoordig! Die eerste hit betekent dat nu voor het eerst op internet de naam van Hendrik Wyermars in de titel van een pagina voorkomt! Nu nog hopen dat het gemeentebestuur van Amsterdam tegen 1 oktober, de dag waarop Wyermars driehonderd jaar geleden gearresteerd werd, wat het begin werd van zijn nachtmerrie, de naam van Wyermars bekendmaakt en zuivert. Of wellicht beter op 30 oktober, de dag van zijn veroordeling. De stad is al geruime tijd bezig Spinoza te omarmen als grote zoon van de stad Amsterdam. Net als de R.K. kerk z’n vergissing wat betreft Galileï heeft toegegeven, zou het goed zijn wanneer Amsterdam dat alsnog ten aanzien van Hendrik Wyermars zou doen.
Hét centrale feit wat Hendrik Wyermars betreft is dat hij in oktober 1710 door het Amsterdamse stadsbestuur is veroordeeld tot vijftien jaar gevangenschap en vijfentwintig jaar verbanning wegens publicatie van een Spinozistisch boek: Den Ingebeelde Chaos (zie voor de volledige titel het vorige blog), dat hij die straf volledig heeft uitgezeten, maar dat hij jaren later, op 65-jarige leeftijd, tot nog eens tien jaar gevangenschap en ‘eeuwige verbanning’ is veroordeeld, omdat hij geen gevolg had gegeven aan de eerdere verbanning en tot driemaal toe op aanwezigheid in Amsterdam werd betrapt.
In dit blog breng ik de biografische gegevens die tot voor kort van Hendrik Wyermars bekend waren.
Wyermans was een jongeman van vijfentwintig jaar toen zijn boek uitkwam dus moet hij ongeveer in 1685 geboren zijn. Preciezer is dit tot heden niet te staven. Hij was van eenvoudige komaf en was kantoorknecht. Zo schrijft hij in zijn "Woord vooraf":
"En wyder zal zig een zuyver liefhebber der waarheyd niet bekreunen, al is 't dat de Schryver met geen aanzienlyke Character pronkt, noch achten, dat het daarom ook buyten zyn draaykring is, Boeken te schrijven." (Den Ingebeelde Chaos, p. XXVI, geciteerd door Vandenbossche in voetnoot 7)
Hij heeft geen universitair onderwijs genoten en kende zeker geen Latijn, maar hij had wel een grote belangstelling. Hij werd een autodidact die veel las: enkel Nederlandstalige werken op de terreinen theologie, filosofie, historie en natuurwetenschap. Tussen de boeken die hij noemt in zijn Den Ingebeelde Chaos zit weinig van de nieuwe Engelse proefondervindelijke filosofie, waarvan al diverse werken vertaald waren. Vandenbossche, aan wie ik de informatie tot 1710 ontleen, stelt dat Wyermans goed op de hoogte was van de filosofische en theologische polemieken van zijn tijd. Hij bediscussieerde Bekker, Santvoort, Van Leenhof, Deurhoff en bovenal Spinoza.
Hij getuigde van zichzelf dat hij “zig ’t pakje van ’t waangeloof al lang had quyt gemaakt.” Het boek waar hij aan werkt, Den Ingebeelde Chaos, bouw hij wiskundig op – net als z’n ‘leermeester’. Hij is radicaal en non-conformistisch en vooral en volstrekt non-confessioneel.
Met behulp van boekhandelaar Wybrant Sanderse worden in juni 1710 bij twee drukkers (Lobbedanius en Aaltsz) tezamen ca 450 exemplaren van Den Ingebeelde Chaos gedrukt. Volgens contract neemt Wyermars 40 exemplaren tegen betaling af die hij verspreidt onder vrienden en kennissen. Op 16 juni verschijnt er een advertentie over het boek in de Haagse Courant. In tien dagen gaan er 300 exemplaren in Amsterdam van de hand - à 8 stuivers voor boekhandelaren en 10 stuivers voor particulieren.
Het boek wekte de achterdochtige aandacht van dominee Sibersma die het in de etalage van Sanderse zag liggen. Hij vraagt de boekverkoper meteen om de boekverkoop te stoppen (die daarin bewilligt) en hij brengt tevens meteen de Kerkeraad der Hervormde gemeente op de hoogte. Die stuurt terstond twee verkenners op pad om een exemplaar te bemachtigen en er een uittreksel van te maken. Sanderse wil hun het boek alleen overhandigen als hij een ‘akte van indemnisatie’ (schadeloosstelling) ontvangt. De uitgever verklaarde zich de schadelijkheid van het boek niet te hebben gerealiseerd en beloofde het uit de verkoop te houden.
Op 26 juni vergadert de 'ordinaire vergadring' van de kerkeraad en veroordeelde het boek daar het bol stond van “alle de grouwelijke en gods lasterlyke gevoelens van Spinoza op het alderduijdelijxste en onbeschaamste voor gesteld.” Het draagt Sibersma op om de nodige extracten uit het boek samen te stellen, "om over so stoute en onbeschaamde uijtbrakinge van de atheisterije, op het aller Ernstigste te Clagen." Die werden vervolgens door een delegatie van de kerkeraad vóór 3 juli aan de Burgemeesteren van Amsterdam overhandigd. Deze beloven ze te zullen lezen en daarna Schout en schepenen op de hoogte te brengen. Zoiets beloofden dezen wel vaker, zonder er gevolg aan te geven, waarna zaken verzandden. Maar in dit geval waren ze onder de indruk van de ‘pernicieuse Stellingen’, zoals het kerkbestuur ze had aangeduid, en besloten ze actie te ondernemen. Op 1 oktober werd Wyermars door de Schout gearresteerd en kort daarop ook Sanderse, bij wie tegelijk nog 40 exemplaren van het boek in beslag werden genomen.
Wyermans gaf toe dat zijn radicale systeem wel geworteld was in Spinoza, maar ook op tal van anderen gebaseerd was, zoals Lucretius, Hobbes, Bekker, Leenhof en anderen.
Op 30 oktober wordt de zeer strenge straf uitgesproken: Wyermars wordt een boete van 3000 gulden opgelegd (die hij uiteraard niet heeft), besloten hechtenis van vijftien jaar “buiten acces, sonder Pen, int of Papier” (dat wordt dus het Raspuys) en verbanning daarna voor vijfentwintig jaar uit Holland en West-Friesland. Sanderse wordt voor twee jaar buiten de stad verbannen.
Die data van 1 resp. 30 oktober 1720 weten we niet uit de Amsterdamse rechterlijke archieven, maar uit een in het Rotterdamse gemeentearchief bewaard handschift van Philips van Limborch met "aantekeningen omtrent sociaansche en andere geschriften... door de overheid verboden, 1684-1710."
Waarom gebeurde dit alles zo snel en met zo’n zwaarte? Daar is moeilijk de vinger achter te krijgen. Was het omdat het boek erg Spinozistisch was en het Plakkaat van de Staten van Holland en West-Friesland van 25 juni 1678, waarbij de B.D.S. Opera posthuma verboden werd, alsmede de verspreiding van Spinozistische gedachten, had geschonden?Misschien verergerde hij zijn zaak door z’n grote vrijmoedigheid en onbeschaamdheid, waarbij hij op het brutale af reageerde? Zo zou hij er tijdens het proces wat betreft zijn ‘atheïstische’ stellingen erop gewezen hebben dat op de kansel vergelijkbare stellingen te horen waren van de pastores Outtrin en Hollebeek. Hij zal ook niet zijn vertrouwd daar hij weigerde zich tot enige kerk of confessie te bekennen.
Hij zal aanvankelijk het vertrouwen hebben gehad dat het zo’n vaart niet zou lopen. Hij publiceerde het boek immers onder z’n eigen naam. En in het “woord vooraf” is daarover te lezen “als wetende dat’er niets in is, of ’t mag in een vrye Burgerstaat voorgestelt worden.” Ook schreef hij dat in het land waar hij leefde – en je hoort bijna letterlijk Spinoza in de TTP - men het “Burgerrecht verdedigt, zonder achting op de Godsdienst of verscheyde gevoelens der Onderdanen te nemen, en dat ’t by gevolg ieder vry staat te gevoelen wat hy wil.” Daarin bleek hij zich dus volkomen vergist te hebben.Vandenbossche schrijft: “wanneer de schepenen hem verwijten dat hij alle causa finales als menselijke illusies verwerpt, de vrije wil een dweperij noemt en een radicaal determinisme (alles moet gebeuren zoals het geschiedt) aanhangt, antwoordt hij onverbloemd dat zijn beschuldigers hypocrieten zijn die in hun hart datzelfde determinisme aankleven. Zoals de copist van de Rotterdamse bron aanmerkt: “En dit is qualijk genomen”. “
Lange tijd was niets bekend van hoe het verder met Wyermars was gegaan: had hij zijn straf uitgezeten? Was hij net als Koerbagh in het Rasphuis overleden? Vandenbossche veronderstelde dat hij de 15 jaar hechtenis "waarschijnlijk niet overleefd heeft." (blz 321)
Het was onbekend, maar Michiel Wielema ontdekte meer en schreef daarover: Hendrik Wyermars (c. 1685 – na 1749) Een ‘sodomitische raspuys ongodist’ [Walburgpers, 2002). Daaruit in het volgende blog.
Bronnen
Hubert Vandenbossche: Hendrik Wyermars’ Ingebeelde chaos (1710): een “Tractatus de emendatione Spinozae”. In: Tijdschrift voor de Studie van de Verlichting, jg 2, 1974, 3-4, blz. 321-369
Jonathan I. Israel: Radicale Verlichting. Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden. Uitgeverij Van Wijnen, 2005
Michiel Wielema, 'Hendrik Wyermars (c. 1685-na 1749). Een "sodomitische rasphuys ongodist". In: Anna de Haas (red.), Achter slot en grendel. Schrijvers in Nederlandse gevangenschap 1700-1800. Walburg Pers/Stichting Jacob Campo Weyerman, Zutphen, 2002, blz 67-72