Hendrik Wyermars - 300 jaar Spinozistisch martelaar V
De eindnoten heb ik in de tekst opgenomen, waarbij I.C. verwijst naar Den Ingebeelde Chaos.
Spinozisme is materialisme
Wyermars poogt te antwoorden op de vraag naar de oorzaak van het onderscheid der dingen. In spinozistische terminologie uitgedrukt, waarom zijn er modi en niet enkel maar substantie?Hij verwerpt Descartes’ oplossing, omdat ze de zuivere begrippen der wijsbegeerte verzaakt en een toevlucht zoekt in God:
| “Onder alle de zaken, waar over de Filosofen en schrandere mannen geschreven hebben, is’er geen daarse (voor zoo veel my bekent is) minder hebben op stil gestaan, als op d’oorsaak, of reden, van ’t onderscheyd der dingen, en beweging, in de natuur; en nochtans is dit, na mijn oordeel, een van de voornaamste redenen waar door men, of aan de suivere begrippen der wijsbegeerte blijft, of komt, van af te dwalen. Hier is Cartesius, en zijne navolgers in de Natuur-kunde gestuyt, en hebben hun toevlugt tot de over-natuur kunde, dat is, God, moeten nemen.” (I.C pp. X-X1) |
| “In ’t eerste sprak Spinoza de zuyvere waarheyt, maar dat hy de byzondere dingen, wyzen van de Goddelijke toeeygeninge heeft genoemt, is een missing van deeze man, hier uyt gsproten dat hy God en de natuur niet nauwkeurig van malkander heeft onderscheyden, want de byzondere dingen, zijn niet anders als wijzen en toevallen in de natuur, … die voor zo verre van God voortgebragt wort, buyten God werd aangemerkt, en dieshalven moeten ook de byzondere dingen, wyze, of toevallen, voor zo ver buyten God aangemerkt worden. Had Spinoza dit begrepen, en de zaak zodanig geschift, zo zou hy niet gezegt hebben, in de 16de Voorstelling, dat uyt de nootzaakelykheyt van de Goddelyke natuur, moeten nootzakelijk oneyndige dingen op oneyndige wyzen volgen, om quansuys ’t onderscheyt der dingen van vooren, uytGods natuur af te leyden, waar in Spinoza zig heeft vergist; want om dat men de dingen, door haar naaste oorzaken moet verstaan, zo volgt ’t bestaan van ’t Heel-al, zo zeer niet uyt de noodzakelijkheyt van Gods natuur, als wel vermogen, … ’t welk de man in zijn staatkundige verhandeling, in ’t tweede Hoofd-deel, ’t twede Lid, niet duyster te kennen geeft.” (I.C. pp. 151-152) |
2) Dat het heelal zo bestaat, op de wijze van bijzondere lichamen moet immanent, vanuit de naaste oorzaak, vanuit de noodzakelijkheid van zijn eigen orde en samenschakeling kunnen afgeleid worden
| [eindnoot 87] “Woorden die waarlijk genoegzaam de ware afhankelijkheyt te kennen geven, namentlijk dat de natuur als zakelijk van God afhankelijk is, en niet, voor zover hun byzondere toevallen aangaat, die moeten enkel en alleen door d’order en zamenschakelinge der natuurlijke dingen afgeleyt werden.” (I.C. p. 153) |
b) dat de bijzondere lichamen bewegen en duren moet vanuit de natuur der bijzondere lichamen zelf, als naaste Oorzaak afgeleid worden.
| [eindnoot 88] “maar alle duuring en onderschyding behoort tot de byzondere dingen, … dat is …voor zoo ver ze van de order der natuur, en niet van God afhankelijk zijn, … om dat men de dingen door haar naaste oorzaken moet verklaren, moet men eygentlijk zeggen dat alle de beweeginge, en geschienisse gansch natuurlijk zijn.” (I.C. p. 154) |
| [eindnoot 89] “Want dewyl de lichamelijke dingen onderscheyden zyn, moeten ze ook nootzakelijk een onderscheyden betrecking tot malkander hebben, en anders en anders ontrent malkander bestaan. Deze verandering der lichamen dat tot malkander, is niet anders als de plaatzelijke beweeging zelfs. De reden of oorzaak der beweeging bestaat dan hier in, namentlyk in de verscheyde betrecking of aandoeninge der lichamen tot malkander, en dewyl de lichamen malkander niet konnen aandoen, als enkel door beweeging, zoo volgt de beweeging nootzkelyk uyt het bestaan der lichamen” (I.C. p. 26) |
| “Nu is zelfstandig niet anders als enkel te zyn, of bestaan. Maar enkel te bestaan of uytgestrekt te zyn, stelt niet de byzonderheyt of form van eenig ding.” (I.C. p. 24) |
Uit Wyermans’ redenering dienen twee belangrijke conclusies getrokken te worden: al wat beweegt, al wat gebeurt, is “gans natuurlijk”, alle feiten geschieden door de onveranderlijke orde der natuur, op zulke wijze dat niets erboven, ertegen of erbuiten kan gebeuren; (I.C. pp XVIII-XIX) aangezien God het heelal in eeuwigheid en door één enkele daad schept en onderhoudt, volgt dat Hij alleen in natuur (in Mente), echter niet in tijd of bestaan (in re) het heelal voorafgaat; dit wil zeggen dat in het heelal een volstrekt determinisme heerst waarbij alle causa finales en teleologieën slechts anthropomorfistische illusies zijn. (I.C. pp. 156-157
Het lijdt weinig twijfel dat heel wat christelijke interpretaties van het Spinozisme mogelijk werden door Spinoza’s al te abstracte identificatie van God met de Natuur, die de deur op kier liet voor heel wat spiritualismen. [eindnoot 95: Vanuit Wyermars mag en moet tevens de vraag gesteld worden in hoeverre Spinoza’s onduidelijkheid aangaande de relatie substantie / modi verantwoordelijk dient gesteld voor het terugvallen van de (potentieel) materialistische substantie in het (telelogisch) idealisme, in hoeverre dit terugvallen de ontplooiing van de bevrijdingsgedachte en de bevrijding zelf geremd heeft.] Door (onder voorwendsel van) de innerlijke geleding van het Spinozisme more geometrico te versterken heeft Wyermars het allengskens, haast onmerkbaar, van heel wat dubbelzinnigheid en duisterheid bevrijd en uitgebouwd tot een goed functionerende materialistische (strijd)machine.* * *
Deze tekst was geheel van Hubert Vandenbossche, genomen uit Hubert Vandenbossche: Hendrik Wyermars’ Ingebeelde chaos (1710): een “Tractatus de emendatione Spinozae”. In: Tijdschrift voor de Studie van de Verlichting, jg 2, 1974, 3-4, blz. 321-369
Inderdaad: het gaat om een serieuze “Tractatus de emendatione Spinozae”.


Reacties
Stan, je hebt me een dienst bewezen door je presentatie van zijn teksten, die ik niet bij de hand had. Interessant te zien, hoe diep Wijermans in Spinoza doorgedrongen was en hoe origineel hij die interpretyeert. Ik zie daarin een bevestiging van mijn klemtoon op het 'vicissim', dat Spinoza hier en daar loslaat. Opvallend vind ik ook dat hij de TP betrekt in de uitleg van de Ethica, iets wat ik helass nimmer zie bij onze contemporaine commentatoren.
wim klever 28-08-2010 @ 09:57