Henri Bergson (1859 -1941) had ambivalente houding t.o.v. Spinoza
Daar ik in afwachting ben van een
boek dat onderweg is naar mij toe, waarin veel over de verhouding in
de vorige eeuw van Franse filosofen tot Bergson aan de orde komt,
zonder dat diens filosofie wordt behandeld (weet ik, daar ik al over
het e-book beschik), houd ik mij ter voorbereiding al wat bezig met
Bergsons denken. Dat boek waarom het gaat is Knox Peden, Spinoza
Contra Phenomenology. French Rationalism from Cavaillès to Deleuze.
Cultural Memory in the Present [Stanford
University Press, 2014 - cf. blog],
waarover ik dus hoop te gaan bloggen, nadat ik het gelezen heb of
wellicht al terwijl ik het lees - ik lees liever een papieren dan een
digitaal boek, dat laatste is wel weer erg handig om er in te zoeken.
Nu echter eerst even over Bergson.
Vanwege zijn originele ideeën en zijn heldere schrijfstijl ontving Bergson, hoewel hij geen literatuur in strikte zin geschreven had, in 1927 de Nobelprijs voor literatuur (Simon Vestdijk schreef over hem in 1941, het jaar van Bergsons dood, een essay met de titel De beeldende filosoof).
Bergson maakte geen geheim van
zijn afkeer en bestrijding van Kant en het neo-kantianisme. Zijn
houding tegenover Spinoza líjkt diepgaander, genuanceerder, maar
uiteindelijk toch ook minder duidelijk. Hij had behoorlijk wat
kritiek op Spinoza en zorgde er zeker voor dat het grote verschil
tussen zijn godsconcept en dat van Spinoza niet onder stoelen of
banken verborgen bleef. Toch gaf hij toe dat Spinoza's denken van
groot belang was voor zijn eigen denken. Dat mengsel van waardering
en afstand, die ambivalentie dus, komt goed tot uiting in zijn
bekende, onlangs hier
nog geciteerde, claim:
"Tout
philosophe a deux philosophies, la sienna et celle de Spinoza" [meestal zie je het zo geciteerd, zonder eerst "on pourrait dire que"]
Piet Steenbakkers wijst er in zijn Spinoza's Ethica from Manuscript to Print. Studies on Text, Form and Related Topics [Van Gorcum, 1994] op dat Gueroult Bergson zijn onhistorische en vijandige benadering van Spinoza kwalijk nam [cf.]. Toch was Bergson ook gefascineerd door Spinoza. Volgens Steenbakkers komen beide houdingen duidelijk tot uiting in zijn 'welsprekende afwijzing' van de ordo geometrico waarin vooral de vergelijking met het slagschip van het type Dreadnought opvalt, alsof hij Spinoza een zeeoorlog met zijn lezers ziet voeren:
Bergson's 'eigen' filosofie is, zoals bekend, een nieuwe kijk op het begrip en verschijnsel tijd, vooral in de vorm van la durée, de reële irreversibele duur of 'voortdurendheid', zoals die in het leven wordt ervaren. Dat deze 'duur' het wezen van de werkelijkheid is, kan niet met het verstand worden begrepen maar wel worden ervaren, beleefd en daaruit intuïtief aangevoeld.
In zijn Introduction à la métaphysique (1903) onderscheidt hij twee manieren van werkelijkheidsbenadering: een analytische en een metafysische. De eerste doen we (in het dagelijks leven alsook in de wetenschap) met ons verstand, het tweede met intuïtie - dat is de filosofische benadering van de werkelijkheid. Het verstand is volgens Bergson een instrument dat zich in dienst van onze zelfhandhaving gedurende de evolutie ontwikkelde. Met het verstand delen we de werkelijkheid op in delen die aldus kunnen worden geanalyseerd, begrepen en benut. Die door het verstand onderscheiden delen worden gezien als objecten in de ruimte of als momenten in een tijdreeks: de tijd (le temps) is van de wetenschap en de levenspraktijk. Zo begrijpen we met ons verstand de werkelijkheid met behulp van ruimte en tijd. Maar daarmee pakken we slechts één kant van de werkelijkheid, niet de 'ware aard' of het 'wezen' van de werkelijkheid die continue, durende ontwikkeling is: (la durée) die we met onze intuïtie begrijpen.
In L'évolution créatrice (1907) beschrijft hij de werkelijkheid als de voortdurende zelfontplooiing van het leven, aangedreven door het élan vital (de levensdrang). Op grond hiervan is Bergson het prototype van de vitalistische filosofie. Hij is daarin nogal 'finalistisch': het leven wil zich handhaven en ontplooien en ontwikkelt daartoe geestelijke vermogens: verstand en intuïtie. Hij ziet de evolutie tendens hebben, namelijk richting de mens, die als de maximale zelfontplooiing van de werkelijkheid te zien is. Dit is overigens niet een a.h.w. vooropgezet doel, want de evolutie verloopt langs allerlei kronkelpaden en doodlopende weggetjes. Toeval en spontaniteit spelen een grote rol en aan die spontane of scheppende evolutie, dankt de mens zijn vrijheid.
In het licht van de boven aangehaalde stelling (over de twee filosofieën) zou hij deze nieuwe gedachte over tijd als duur op zijn manier in het spinozisme willen onderbrengen, door dit te wijzigen en door van Spinoza's substantie een 'durend' iets te maken - een zich in de tijd ontwikkelend iets. 'Duur' omschrijft hij als: 'substantieel, ondeelbaar in zoverre het zuivere duur is.' Die 'substantiële permanentie' is er een van 'voortdurende verandering.' Het is alsof Bergson het spinozisme wil aanpassen aan en invoegen in het denken na Darwin.
Met die aanpassing van Spinoza's filosofie gaat hij erg ver. Bijvoorbeeld door het blijvende en onveranderlijke in de uitgebreidheid te zien, en het veranderlijke, de kracht dingen te veranderen, in het denken onder te brengen (wat past bij Bergson's traditionele godsconcept, waarin God altijd alleen denken was geweest). Het parallelliteitsbeginsel is dus volledig verdwenen, maar ook Spinoza's benadrukking dat denken niets kan uitrichten in de uitgebreidheid en omgekeerd. Dit kun je uiteraard niet zien als een serieus nemen van Spinoza.
Nu was intussen Bergson's filosofie al lange tijd niet meer serieus genomen: de fenomenologen, zoals bijvoorbeeld in sterke mate Merleau-Ponty, moesten helemaal niets hebben van het vitalisme van Bergson en hebben dit op hun beurt weggevaagd (later vond Merleau-Ponty overigens dat de existentialisten en fenomenologen Bergson te snel hadden afgeserveerd). In dat afwijzen van Bersgon speelde Spinoza volgens mij geen enkele rol. Waar ik nu benieuwd naar ben is hoe Knox Peden in zijn bovengenoemde boek zal laten zien, dat Spinoza wél een rol speelde in het vervolgens weer bestrijden van de fenomenologie in Frankrijk.
In een volgend blog breng ik een tekst uit 1919, dus nog uit de tijd van Bergson zelf, waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen Bergson en Spinoza.
__________
Bronnen
Henri Bergson in wikipedia
Marinus de Baar, "Bergson voor beginners", in Trouw 4 okt. 2003
Joke Hermsen, "De tijd duurt. Over de tijdfilosofie van Henri Bergson," in: Stil de tijd. De Arbeiderspers, 2010 [books.google]
Simon Vestdijk, "de beeldende filosoof," in: De Poolse ruiter. Bert Bakker / Daamen, Den Haag, 1963 [DBNL]
Jeffrey Bell, "Bergson says Spinoza, Russell says Leibniz," [blog van 2 april 2012]
Gregory Dale Adamson, "Bergson's Spinozist Tendencies." In: Philosophy Today, 44 (1):73-85 (2000) [Questia]
Paul Ardoin, S. E. Gontarski, Paul Ardoin & Laci Mattison (Eds.), Understanding Bergson, Understanding Modernism. Bloomsbury Academic, 2013 - books.google - laat nauwelijks iets over Spinoza zien
A. W. Moore, The Evolution of Modern Metaphysics: Making Sense of Things. Cambridge University Press, 2012 - books,google
Aanvulling 15 juli 2014
Carel Peeters, "De uitgerekte tijd van Henri Bergson" in Vrij Nederland van 14 juli 2014 n.a.v. Bergson's proefschrift uit 1888 dat nu onder de titel Tijd en vrije wil is vertaald.
Reacties
Vanwege enkele grammaticale ongerechtigheden in de vorige versie hiebij een correctie:
Voor wie meer van Bergson wil lezen heb ik de volgende suggestie:
http://classiques.uqac.ca ( De site van de Université de Québec)
Een geweldige site voor diegenen die graag Frans lezen.
Al de boeken van Bergson zijn hier Téléchargable.
Maar ook Spinozakenners als Brunschvicg, Brochard en Alain kan men hier vinden.
Wellicht dat ik velen er een plezier mee doe.
Rob van Kessel 09-07-2014 @ 10:33
Dank, Rob, dit is inderdaad vooral voor hen die graag Frans lezen.
Die vorige reactie heb ik vanwege de verbetering maar weggehaald.
Stan Verdult 09-07-2014 @ 10:49