Hoe J. W. T. E. Sikkes mij bracht naar James C. Morrison's "Why Spinoza Had No Aesthetics"
Uiteraard was ik op mijn zoektochten ook wel het boekje tegengekomen van ene J.W.T.E. Sikkes, Spinoza [Servire, 1946 - 229 pagina's, 21976 - 197 pagina's], maar nog nooit had ik enige aanleiding gezien om het aan te schaffen.
Vandaag ontvingen de deelnemers van de Spinoza Kring Limburg een mail van één van de leden n.a.v. de vraag die sommigen bezighoudt, n.l. of we de Ethica ook zonder God kunnen hebben. Deze deelnemer had dit boekje (tot heden nog ongelezen, maar nu ingekeken) in z'n boekenkast en deelde mee dat Sikkes in zijn benadering God consequent vervangt door 'Zijn' en het verder heeft over het 'Ruimtelijke' en het 'Bewustzijn'.
Dit maakte mij nieuwsgierig naar deze Sikkes en ik ging na of er wat over hem te vinden is op internet. Dan moet je wel vasthoudend doorzoeken, want je krijgt aanvankelijk alleen vele tientallen links naar pagina's waar zijn boekje vermeld wordt.
Het eerste dat ik vond was (een deel van) de recensie van dit werkje door secretaris W.G. van der Tak in het 50e jaarverslag van de VHS in 1947.
"J. W. T. E. Sikkes I Spinoza I Leer en leven. Servire / Den Haag / 1946 (pag. 229).
Dit sympathieke geschrift werd door den uitgever aangekondigd als niet samengesteld door een specialist en uitsluitend bestemd voor specialisten, doch ten doel hebbende het besef van de actueele beteekenis van Spinoza voor enkeling en gemeenschap in een zoo breed mogelijken kring te doen doordringen. Inderdaad kregen wij bij de lezing ervan den indruk, dat hier aan het woord is een man met een bezadigd en nuchter oordeel, die, nadat hij geruimen tijd heeft nedergezeten aan de voeten van den wijsgeer, thans gaarne anderen in zijn aldus verworven kennis en verhelderd begrip wil doen delen. Uitderaard doet hij zulks op de wijze, die hem het meest ligt, waarbij hij echter, naar in de voorrede wordt aangekondigd, een poging wenscht te ondernemen om het dwingende van Spinoza's bewijsvoering in een doorloopend betoog te behouden. Daartoe worden dan telkens uitgebreide citaten — zelfs zoovele, dat het werk min of meer een florilegium wordt — door beknopte beschouwingen van den auteur zelven verbonden, die aan het slot van zijn boek alsnog een op verschillende punten betrekking hebbend commentaar toevoegt. Uit een en ander nu kan veelszins blijken, dat de Heer Sikkes zich niet zonder vrucht met de studie van Spinoza heeft bezig gehouden en aangaande diens leer opvattingen huldigt, die verantwoord mogen heeten. Nochtans zouden we de opmerking willen maken, dat, naar ons voorkomt, aan de metaphysica een wel wat geringe plaats is ingeruimd. Hierdoor werd de compositie van het werk ietwat onevenwichtig. Ook schijnt het ons toe, dat tengevolge van een niet te vermijden persoonlijke voorkeur bij het compliceren van op zich zelf genomen belangrijke capita van Spinoza's leer, de eenheid, welke diens gedachten-systeem kenmerkt, niet ten volle tot haar recht kwam. Intusschen zouden wij niet gaarne de gedachte wekken, dat deze opmerkingen ten aanzien van... etc" [books.google]
* * *
In Geneeskundig tijdschrift voor Nederlandsch-Indie, komt op de lijst van gewone leden van de "Vereeniging tot bevordering der geneeskundige wetenschap in Nederlands Indië op 1 Januari 1894" voor: J. W. T. E. Sikkes, 28 Juli 1892, Amboina - officier van gezondheid (zoals op. 756 vermeld staat zie bij archive.org).Die vier voorletters, J. W. T. E., doen mij vermoeden dat de auteur van het Spinoza-boekje naar zijn grootvader genoemd is.
Daarna vond ik in het krantenarchief van de KB een advertentie in Het Vaderland van 12 mei 1939 waaruit blijkt dat in mei 1939 J.W.T.E. Sikkes is getrouwd met Simone Tournefier; het paar, wonend aan de Houtweg te Gravenhage, dankte voor de ontvangen gelukwensen. (Hij met voorletters, zij met voornaam - tijdsbeeld?).
Uit de Jaarverslagen van de SER over 1962 en 1966 blijkt J.W.T.E. Sikkes, lid van de Commissie Internationale Sociaal-Economische Aangelegenheden [hier en hier], dus dat zal hij in de tussenliggende jaren en wellicht langer ook wel geweest zijn.
Directeur van het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland,
was hij, zo blijkt uit de nalatenschap van Mr. Drs. A. Börger dat door enthousiastelingen in z'n geheel op internet wordt gebracht, o.a. zijn tijdschrift D E W E R E L D V A N H E D E N jg. 1960, waarin op 10 juli 1960 te lezen was: "De heer J.W.T.E. Sikkes, directeur van het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland, heeft onlangs in een rede gezegd het te betreuren, dat onze regering onze politieke mening te veel exponeert, o.a. in de Verenigde Naties, waardoor wij ons veel politieke vijandschap op den hals halen en dat terwijl wij politiek niet belangrijk zijn." [Cf. hier]
Het Utrechts Nieuwsblad van 15 juli 1963 vermeldt dat hij deel uitmaakte van een Delegatie van acht personen uit het bedrijfsleven naar Indonesië. Er staat een foto van de heren bij het vliegtuig op de eerste pagina, maar zonder bijschrift, zodat niet te zien is wie Sikkes is. [Hier]
Maar zie. Op de voorpagina van het IJslandse Morgunbladid van 17 september 1947 staat een verslag over de "Verslunarsendinefnd frá Hollandi" [Handelsdelegatie uit Nederland] van de delegatie, waaraan ook J. W. T. E. Sikkes deelnam, alsmede een foto mét onderschrift, waaruit blijkt dat hij degene is die op de bank het meest rechts zit. We hebben nu dus, hoewel vaag, zijn afbeelding.
Sikkes komt ook tweemaal voor in de verzameling van ruim 26000 "Briefe, die von Personen des Brunnerkreises" verzameld werden door het Internationale Constantin Brunner Instituut. [Cf.]
En toen kwam ik een commentaar op Sikkes tegen in een voetnoot in James C. Morrison, "Why Spinoza Had No Aesthetics" [In: The Journal of Aesthetics and Art Criticism, Vol. 47, No. 4. (Autumn, 1989), pp. 359-365 - cf. PDF
In die voetnoot lezen we: "29. J.W.T.E. Sikkes disagrees with this view. He asserts that, for Spinoza, the "truly beautiful," by means of senseperception, widens our conceptual understanding and leads us to an intuitive insight into "Mind as the unity of all things," and that art is "symbolic" of the infinite and eternal in the form of the finite and temporal. He claims further that these are among the "fundamentals" of a "Spinozistic aesthetic": Spinoza: Leer en Leven (ServireIWassenaar, 1976, p. 180. However, I find no basis for these claims in Spinoza's own texts. Sikkes seems to be anachronistically applying Romantic views about art to Spinoza, to whom they are quite alien. On this point, see my criticism above of Collingwood's use of Spinoza."
Al vaker heb ik blogs eraan gewijd dat Spinoza geen esthetica heeft. En door dit zoeken naar Sikkes kwam ik het beste artikel over dit onderwerp tegen, waarin Morrison alle relevante verwijsplaatsen geeft, maar vooral een toelichting geeft waarom een filosofische esthetica niet bij Spinoza's filosofie paste. Hierover werd ik zo enthousiast dat ik besloot dit blog te maken met alles wat ik over deze Sikkes te weten was gekomen. Hoewel het sowieso bij dit blog past om informatie te zoeken en te brengen over al diegenen die zich serieus met Spinoza hebben bezig gehouden.
En zo heeft de heer J.W.T.E. Sikkes, directeur van het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland, deelnemer aan handelsmissies én auteur over Spinoza, nu ook zijn pagina op internet.
Het archief van het Centraal Orgaan voor de Economische Betrekkingen met het Buitenland 1946-1990 is in het Nationaal Archief, Den Haag, zie hier.
Hier de cover van de 2e druk uit 1976.
In Het Vaderland van 10-7-1976 verscheen van deze heruitgave een bespreking door Bekius. Zo is te lezen in Theo Van der Werf, Heine J. Siebrand, Coen A. Westerveen (Red.), A Spinoza Bibliography: 1971 - 1983. Brill Archive, 1984 [books.google]
De afbeeldingen van Sikkes' boek heb ik geleend van pagina's waarin het mét afbeelding wordt aangeboden.
[Noot voor mezelf. Nog eens inzien:
Sikkes (J.W.T.E.) 8151. in: Hendrik de Buck, Bibliografie Der Geschiedenis Van Nederland, Brill Archive, 1968]
Stan Verdult
* * *
Aanvulling 11 oktober 2013.
In het boekje Spinoza van J.W.T.E. Sikkes, dat in 1976 is uitgegeven door Servire, staat een tekstje over de persoonlijkheid van de grote filosoof Benedictus de Spinoza (1632 – 1677). Hieronder geef ik dat fragment weer, dat ik aantrof op de site van Arend Landman (spreker, enterbrainer en mentalist, vraag me niet wat ik me daarbij moet voorstellen).
Spinoza wordt ons door zijn tijdgenoten beschreven als iemand van middelmatig grote gestalte met een regelmatig innemend gezicht, dat door zijn vrij donkere kleur, zwart gekruld haar en lange zwarte wenkbrauwen duidelijk zijn Portugese afkomst verried. Buitenshuis ging hij steeds zeer zorgvuldig, zij het zonder enige overdreven opschik, gekleed, doch thuis maakt hij het zich gemakkelijk in zijn ‘Japanse rok’.
In hoeveel opzichten Spinoza’s biografen het ook met elkaar oneens mogen zijn, niet wat betreft zijn menselijke eigenschappen. De berichten hierover van zijn vriend (Lucas, Oldenburg) en vijand (Colerus, Bayle) zijn van een eenstemmigheid in hun huldebetoon aan zijn karakter die alleen door de aanwezigheid van een zeer superieure persoonlijkheid te verklaren is.
Wij zien Spinoza voor ons als een man die door zijn grote welwillendheid, eenvoud en hoffelijkheid van de geboren aristocraat, gepaard aan een, uit zijn geniale aanleg voortvloeiende, natuurlijke overredingskracht zonder enige rhetoriek of woordpralerij, op allen die met hem in aanraking komen, beschaafden en onbeschaafden, grote heren en eenvoudige boeren, een bijkans onuitwisbare indruk maakte.
Zijn hartstochten wist hij wonderlijk wel te bedwingen, al bewijst een episode als die van de moord op de de Witten dat tenslotte ook hem niets menselijks vreemd was en hij in geen enkel opzicht een ‘pilaarheilige’ was.
Werd zijn ongenoegen opgewekt, dan gaf hij dit slechts et een enkel woord te kennen of verwijderde zich, liever dan de kans te lopen zijn zelfbeheersing, en zijn zielsrust die hem boven alles ging, te verliezen. Zo toonde hij zich steeds kalm en goed gehumeurd, het meest van de tijd in zijn wijsgerige arbeid verdiept , doch daarna steeds bereid met zijn huisgenoten zelfs over de meest onbelangrijke dingen te praten.
Hij rookte dan gaarne een pijp, speelde wel eens een spelletje schaak of amuseerde zich met het bestuderen van insecten onder zijn microscoop. Vooral het gevecht van spinnen en vliegen kon hem soms hartelijk aan het lachen brengen. Hij zal hierbij dan wel gedacht hebben aan de overeenkomst tussen het gedrag van deze dieren en dat van de zich zo hoog boven hen verheven wanende mensen, die toch tenslotte door dezelfde drang tot zelfbehoud bewogen worden.
Voor materiële genoegens had hij verder weinig tijd en geld beschikbaar, hoewel hij geenszins een puritein was of tegenstander van de goede dingen van deze aarde, mits met wijsheid en matigheid genoten. Zijn grote onafhankelijkheidszin maakte echter dat hij liever zijn eigen brood at dan bij anderen aan een feestmaal deel te nemen, alhoewel hij hiertoe dikwijls werd uitgenodigd.
Dat hij een uiterst sober leven leidde zal wel mede op rekening moeten worden gesteld van zijn zwakke gezondheid, die de grootste behoedzaamheid voor hem gebod deed zijn.
Daarnaast vertoonde zijn karakter uitgesproken stoïcijnse trekken. Hoewel steeds vol medeleven in het leed van anderen nam hij zijn eigen lichamelijk lijden als iets noodwendigs aan waarover praten of klagen geen zin had. Ook anderen, die zich bij ziekte wel eens zwak toonden kon hij vermanen zich flinker te gedragen. Daarentegen achtte hij het beginsel ‘gedeelde smart is halve smart’ verwerpelijk en een teken van grof egoïsme.
Geld interesseerde hem slechts voor zover hij dit voor zijn geringe behoeften nodig had. Meer dan 400 gulden per jaar gaf hij gewoonlijk niet uit. Daarenboven beschouwde hij geld eerder als een nadeel dan als een voordeel. Het weinige dat hij bezat stelde hij gaarne zijn vrienden ter beschikking en waneer, wat wel eens voorkwam, het geleende verloren ging nam hij deze tegenslag met de grootste gelijkmoedigheid op.
Met zijn grote mensenkennis maakte hij zich weinig illusies over de trouw en de waardering van zijn medemensen. Bleek dat hem naderhand dat hij achter zijn rug door zogenaamde vrienden was aangevallen, dan nam hij hiervan zonder haat- of wraakgevoelens kennis.
Ervan overtuigd zijn dat zijn wijsheid slechts binnen het bereik van enkelen is en de meesten een gemakkelijker te vatten steun in het leven nodig hebben, hoedde hij zich er voor de eenvoudigen van geest hun geloof te ontnemen en moedigde hen eerder daarin aan.
Soms ging hij zelf naar de kerk om een bijzonder door hem gewaardeerde predikant te horen. Daarentegen was de valse vroomheid hem een gruwel. Hij kon deze op de scherpste wijze aan de kaak stellen.
Spinoza kon zeer geestig zijn, zonder daarbij kwetsend te worden. Dat zijn gevoel voor humor zeer ontwikkeld was, blijkt ook uit zijn bibliotheek, waarin de meer spirituele literatuur betrekkelijk sterk was vertegenwoordigd.
Eerzucht was hem volkomen vreemd. Het eervolle ambt van professor in Heidelberg sloeg hij terwille van de bevordering van de wijsbegeerte af. Zijn allerbelangrijkste werk verscheen op zijn wens anoniem.
De moed van zijn overtuiging, een moed die in dat tijdsgewricht en bij die overtuiging met heldenmoed gelijk te stellen was, heeft hij zijn leven lang bezeten. Dat weerhield hem er niet van voorzichtigheid in acht te nemen waar dit, zonder aan zijn beginselen tekort te doen, geboden scheen.
Zo heeft Spinoza geleefd als de verpersoonlijking van de ‘vrije mens’ die hij in de Ethica zo welsprekend geschilderd heeft en is in hem, als denker en mens, de eenheid van leer en leven, zo dikwijls verkondigd, zo zelden bereikt, tot een levende werkelijkheid geworden, een lichtend voorbeeld voor hen die na hem zijn gekomen.


Reacties
Blog aangevuld met biografische schets van Spinoza door Sikkes
Stan Verdult 11-10-2013 @ 11:08