Inutilis scientia Spinozana [26] Stoppen met kwartetspel "toeschrijven van De Jure Ecclesiasticorum aan..."

Aanleiding voor dit blog: ik las een jaar na uitkomen eindelijk Arthur Weststeijn's De radicale republiek. Johan en Pieter de la Court, dwarse denkers uit de Gouden eeuw [Bert Bakker, 2013].

Interessante studie over de De la Courts en aspecten van de 17e eeuw; nuttig als achtergrond bij de studie van Spinoza's context, vooral over de handel, de strijd tegen het monopolie van de VOC, ideeën en debatten over burgerschap en over de mercatores sapienstes, over politiek en veel meer. Een erg sympathiek beeld van Pieter de la Court kreeg ik niet vanwege de wel erg grote nadruk op het eigenbelang (hoe 'welbegrepen' ook). Het deed me eerder denken aan Ayn Rand dan aan Spinoza. Een erg goed hoodstuk vond ik het laatste: over tolerantie en de strijd om de verhouding tussen kerk en staat. Twee merkwaardigheden vielen me in dat hoofdstuk op. Weststeijn typeert de in 1670 uitgebachte TTP als “de meest vergaande bijdrage aan het Hollandse debat over het politieke gebed en volgens velen de Stunde Null van de radicale Verlichting.” Die velen zijn natuurlijk vooral Jonathan Irael – geen moeite mee. Maar dat Spinoza zich met zijn TTP mengde in het al in 1664 losgebarsten debat over of er van de kansels enkel voor de Staten van Holland en niet voor de Prins van Oranje gebeden moest worden – een debat dat lang aanhield – het is voor het eerst dat ik daarover hoor. Ik herinner mij niet over die kwestie iets in de TTP te hebben gelezen – wel uiteraard het pleidooi voor onderschikking van de kerken aan de overheid; maar over deze gebedskwestie sprak Spinoza zich bij mijn weten niet uit.

De andere merkwaardigheid betreft het in 1665 onder het pseudoniem Lucius Antistius Constans gepubliceerde De Jure Ecclesiasticorum dat pleitte voor een absoluut staatsgezag over alle uiterlijke vormen van religie, inclusief het openbaar gebed. In dit boek zegt hij daar niets over, maar in de oorspronkelijk Engelse studie bestrijdt Weststeijn de juistheid van de toeschrijving van het auteurschap aan de De la Courts en stelt hij voor om het (weer) het aan Lodewijk Meijer toe te schrijven. Geruime tijd, sinds de toelichting van Hans Blom bij de Franse vertaling van Lucius Antistius Constans's werk als Du droit des eccésiastiques [Centre de philosophie politique et juridique Université de Caen (URA-CNRS), 1991] werd het meest aangenomen dat het van de hand van de De la Courts zou zijn. [Anton Bossers gaf in een reactie op een blog op 18 november 2009 te kennen dat "al jaren bekend" was dat het een pseudoniem van Pieter de La Court betrof].

Inmiddels komt degene die zich wellicht het uitgebreidst, langst en diepstgaand met het denken van de De la Courts heeft bezig gehouden, met het voorstel het maar beter aan Meijer toe te schrijven. En zo wordt voor de conferentie die in september in Marburg wordt gehouden over The Dutch Legacy - Radical Thinkers of the 17th Century and the Enlightenment [cf.], weer verondersteld dat Lodewijk Meijer, 'probably' zelfs, de auteur was.

Ik kan me als geïnteresseerde leek en buitenstaander niet in deze discussie mengen, maar kan vanuit die positie wel constateren dat de geleerden er een potje van maken. Mijn voorstel zou zijn (maar ja wat stelt zo'n blogger helemaal voor) om gewoon toe te geven dat we niet weten wie achter het pseudoniem Lucius Antistius Constans schuil ging en te acceperen dat we die kwestie misschien nooit definitief zullen oplossen. Dit kwartetten voor geleerden van de geschiedenis der vroeg-moderne filosofie kan maar beter worden stopgezet.

Enfin, dat de ooit gedane toeschrijving aan Spinoza helemaal nergens op gebaseerd was, daarover is men het tegenwoordig wel eens. Een nadeel van dit vroegere kwartetspel is dat in overzichten van pseudoniemen en op door bibliotheken opgestelde lijsten van aliassen dit soort toeschrijvingen ten eeuwigen dagen aan een naam blijven aankleven.

Maar de KB heeft een pagina met: “Onterecht toegeschreven aan Spinoza” (vandaar leende ik deze titelpagina).

___________________

De volledige titel:

 

http://3.bp.blogspot.com/-GiK29mk5uWs/U8_YA-3CYWI/AAAAAAAAToA/_vLyKFaFCFA/s1600/De_Jure_Ecclesiasticorum.jpgConstans, Lucius Antistius, De Jure Ecclesiasticorum, Liber Singularis. Quo docetur: Quodcunque Divini Humanique Iuris Eccliasticis tribuitur, vel ipsi sibi Tribuunt, hoc, aut falso impièque illis Tribui, aut non aliundè, quam a suis, hoc est, ejus Reipublicae sivè Civitatis Prodiis, in qua sunt constituti, accepisse.

 

Alethopoli, Apud Cajum Valerium Pennatum, 1665

      * * *

Bespreking door Marin Terpstra van bovenvermelde Franse vertaling van Lucius Antistius Constans, Du Droit des Ecclésiastiques, in: Studia Spinozana, Vol 13 (1997) - Steven Nadler, Manfred Walther, Elhanan Yakira (Eds.) Special "Spinoza and Jewish Identity." Würzburg, Königshausen & Neumann, [2003], pp. 308-310 [Cf.]