J. D. Bierens de Haan (1866 - 1943 ) weg naar Spinoza

Johannes Diderik Bierens de HaanNederlands publicist en filosoof - een 'hegeliaans gekleurd spinozist' (Thissen).

Met de zin “zonder de baanbrekende activiteiten van Johannes van Vloten en Johannes Diderik Bierens de Haan is het spinozisme in Nederland ondenkbaar”, geeft Siebe Thissen aan het begin van zijn boek De Spinozisten meteen alle credits aan deze heren. En meteen daarop geeft hij tegelijk aan waar zij stonden en welke bewegingen in het Spinozisme te onderscheiden waren: de eerste was spreekbuis van de ‘materialistische, antireligieuze’ de tweede van de ‘mystiek-religieuze’ Spinoza-interpretatie. Hier gaat het verder over deze tweede.

Johannes Diderik Bierens de Haan, werd in 1866 te Amsterdam geboren in een hervormd milieu, als zoon van koopman (theehandelaar) en kunstverzamelaar Jan Bierens de Haan en Louise Leonore van Leeuwen. Hij deed z’n gymnasium in Haarlem, studeerde theologie in Utrecht en promoveerde in 1891 in Groningen op een proefschrift over Shaftesbury (De beteekenis van Shaftesbury in de Engelsche Ethiek). Hij zag in Shaftesbury, de man van de 'moral sense'-ethiek, vooral ook de criticus op het egoïsme van Hobbes. In het jaar van zijn promotie huwt hij met Leonardina Wilhelmina Carolina Bervoets, met wie hij zijn eerste pastorie in Ootmarsum betrekt. Uit dit huwelijk werden, behalve een dochter die jong overleed, drie zoons en een dochter geboren. Vervolgens staat hij in Hoogland (1895-1900) en tenslotte in Roosendaal (1900-1906). Hij was dus geruime tijd predikant in rustige gemeenten waar hij alle tijd voor studie en schrijven had. Aanvankelijk was hij orthodox, maar toen hij ‘zich niet langer voor de rechtbank van zijn denken kon rechtvaardigen', werd hij een vrijzinnig predikant, die ‘de norm der waarheid in onszelf' zocht (titel van één van zijn eerste geschriften).  

Hij werd vooral publicist op wijsgerig en literair terrein. Tussen 1887 en 1940 heeft hij een onophoudelijke stroom wijsgerige publicaties geproduceerd: eerst als theoloog en predikant (1891-1906), later - na het verlaten van de kerk - als docent, publicist en redacteur van het Tijdschrift voor Wijsbegeerte. Zijn mystiek-religieuze levenshouding werd gevoed door denkers als Plato, Kant en Hegel, maar vooral door zijn interpretatie van het werk van Spinoza van wie hij omstreeks 1895 in de ban kwam. In 1895 verzoekt de redactie van het pas opgerichte tijdschrift De Kroniek hem om Willem Meijers vertalingen van Spinoza's TTP en de Ethica te bespreken. Een verzoek dat dus niet ongelegen kwam, want Bierens de Haan had zich reeds op de studie van Spinoza geworpen. In zijn levensschets die hij aan E. d'Oliveira vertelde, zegt hij: ”Spinoza heeft weldra mijn liefde gekregen, en er zijn weinig weken in mijn eerste tiental studiejaren geweest, dat ik niet in Spinoza gewerkt heb....”

HIj zag zichzelf niet meteen als spinozist, schreef in 1896: "Het Spinozisme wil wereldbeschouwing zijn; wij (niet-Spinozisten) willen levensleer." Vier jaar later zag hij zich ook als aanhanger maar dan wel in zijn eigen vorm van het spinozisme en publiceerde zijn eerste grote publicatie na zijn dissertatie: Levensleer naar de beginselen van Spinoza (1900).  Hierin stelt Bierens de Haan, zoals Henri Krop omschrijft, “dat Spinoza's denken de basis moet vormen voor een wereldbeschouwing die aan het leven van de moderne zelfdenkende mens richting kan geven. De Ethica leert hem dat de mens binnen het alomvattende verband van de natuur staat en dat zij van zichzelf bewust wordt door het menselijk denken. De natuur is dus niet het toneel van de strijd tussen blinde natuurkrachten, maar bestaat in wezen uit een goddelijk Idee, dat zich in deze zichtbare realiteit verwerkelijkt. Met deze visie, die typisch hegeliaanse denkbeelden met het spinozisme combineerde is Bierens de Haan een exponent van het idealisme dat in Nederland gedurende het fin de siècle veel aanhang vond.”

In 1906 nam Bierens de Haan enigszins voorbarig, daar hij kans maakte op een benoeming aan de Universiteit in Utrecht, ontslag uit kerkelijke dienst. Die benoeming ging echter naar een ander en hij bleef  ambteloos burger.

In 1907 richtte hij mede het Tijdschrift voor Wijsbegeerte op, waarvan hij de eerste hoofdredacteur werd. Hij droeg zo bij aan de herleving van de Nederlandse wijsbegeerte. Het tijdschrift werd een succes en de uitgever kon honoraria betalen. Bierens de Haan verhuisde in 1909 met zijn gezin naar de villa Duinhage te Aerdenhout, van waaruit hij tot aan zijn dood zijn werkzaamheden verrichtte: hij leefde van de opbrengst van zijn lessen en boeken: een stroom van filosofische werken, die steeds mystieker van aard en zweveriger van toon worden (Thissen).

Onder invloed van het Duitse idealisme verscheen in 1909 De weg tot het inzicht: de menselijke drang naar waarheid is veranderd in het goddelijke Denken. In Wereldorde en geestesleven uit 1919 en in Menschengeest: rede, zedelijkheid, schoonheidzin, religie uit 1926 zijn deze gedachten verder uitgewerkt. Het werkelijke wezen van de wereld is Denken, is Idee.

In 1916 raakt hij betrokken bij de Internationale school voor Wijsbegeerte.

In 1922 werd hij voorzitter van de Vereniging Het Spinozahuis, een functie die hij tot aan zijn dood uitoefende.

B. J. H. Ovink, de Utrechtse hoogleraar filosofie, gaf in een recensie in het Tijdschrift voor Wijsbegeerte van Dr. J.D. Bierens de Haan, Hoofdfiguren der geschiedenis van het wijsgeerig denken. (Tijdperk van Cartesius tot Kant) [Volksuniversiteitsbibliotheek 1921] een citaat over Bierens de Haan opvatting over wijsbegeerte: „De Wijsbegeerte is een denken, dat in wetmatigheid den weg aflegt van mensch tot God. Want het denkt niet fragmentair, maar in den vorm des geheels en is niet gekluisterd aan het beperkte gebied zijner waarneemsels, maar aan zichzelf gebonden, d.i. aan het begrip, dat alle grens te boven gaat."

Daarna schreef de recensent: “Wat nu de keuze uit de bijna onafzienbare stof betreft, hier heeft de schrijver zich, naar het ons voorkomt, grootendeels laten leiden door de vraag, welke bijdrage de beroemde denkers der genoemde eeuwen hebben geleverd tot die metafysika, die hij voor de ware houdt. En dat is, zooals ook al blijkt uit het laatste citaat, het absolute pantheïstische idealisme. Daardoor is het te verklaren dat een wijsgeer als Descartes in 10 blz. wordt afgehandeld: Locke, Berkelev en Hume samen in 16, Leibniz in 20, terwijl Spinoza er 64 in beslag neemt, bijna evenveel als Kant, die, als wegbereider tot Hegel, er eveneens nog al goed afkomt. — Wie nu een andere opvatting heeft van de taak der wijsbegeerte, wie niet aanneemt dat zij door het speculatieve denken den weg tot Gods wezen zou kunnen afleggen, om, aan haar eindpunt gekomen, in te zien ,,was die Welt im Innersten zusammenhalt" — die zal door dit boek niet bevredigd zijn, er allerlei in missen, en zich telkens met korte kritische opmerkingen niet kunnen vereenigen.” (Tijdschrift voor Wijsbegeerte Volume XVI (1922), p. 70-71.  hier in pdf]

 

 

Zijn eindeloze rij geschriften, die voor de oorlog veelvuldig werden herdrukt, brengen hem de erkenning van de academische wereld: in 1936 ontvangt hij uit handen van H.J. Pos een eredoctoraat. De feestbundel die hem bij deze gelegenheid werd aangeboden door zijn ‘vrienden, vereerders en leerlingen' vormt, zo typeert Henri Krop, bijna het slotakkoord van de wijsgerige beweging, want na 1945 verdween het idealisme in Nederland praktisch van het toneel.

Zijn spinozisme kent twee fasen. Tussen 1895 en 1913 aanvaardt hij een uiterst 'gelouterd' spinozisme, waarin Spinoza's wereldleer geheel wordt geëlimineerd. Sinds 1913 – met het verschijnen van Uren met Spinoza - herstelt hij deze wereldleer, die nu bijna identiek is aan de door Hegel voorgestelde ontwikkeling van het denken.  Thissen: "Spinoza's statische wereldbeschouwing krijgt bij Bierens de Haan een dynamisch karakter – het wordt een ontwikkelingsleer op Hegeliaanse grondslag."

Zelf typeert Bierens de Haan tegenover E. d'Oliveira die in 1913 een gesprek met hem had: ”Ik heb die centrale gedachte aanvankelijk bij Spinoza gevonden. Toen was mijn denken meer psychologisch-wijsgeerig, terwijl ik het nu liever cosmologisch-wijsgeerig noemen zou.” Verderop in het gesprek verbindt hij beide weer: “wat niet wegneemt dat die ziels-inhoud opgevat wordt als verschijnsel van cosmische beweging. Wat in den mensch is is hetzelfde als in de geheele ontwikkeling van het wereldleven wordt vertoond.” En hij zegt: “Wat mij overtuigd heeft dat Spinoza inderdaad idealistisch dacht, is het einde van de Ethiek, waar de ‘intellectueele liefde tot God’ als het hoogst bereikbare van het leven gesteld wordt, als geheel liggend in de lijn van de volharding des menschen in zijn eigen zijn. Daarom meende ik dat ook een idealistische interpretatie van het Spinozistisch levenssysteem geoorloofd was. De vrucht daarvan is geweest mijn boek ‘Levensleer naar de beginselen van Spinoza’, dat ik in 1900 uitgegeven heb bij Martinus Nijhoff.”

Op vele plaatsen in het boek De Spinozisten van Siebe Thissen, waaruit hier een paar maal werd geput, lees je als typeringen over Bierens de Haans romantische, subjectivistische, idealistische lezing van Spinoza. En opvallend is: hij wilde verder gaan dan Spinoza. Had twee uitgangspunten: de norm der waarheid ligt in onszelf en spinozisme als een zelfbewustzijn van een andere (transcendente) werkelijkheid. (p. 228)

Over Bierens de Haan 

Dr. J.D. Bierens de Haan en Spinoza. Leiden, Brill, 1968. 16 pp. ingenaaid. (Spinozahuis, 24)

Bend, Dr.J.G.van der: Het Spinozisme van Dr.J.D.Bierens de Haan, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970

bronnen

E. d'Oliveira, De jongere generatie. [De maatschappij van goede en goedkope lectuur], Amsterdam 1920. Hoofdstuk Dr. J.D. Bierens de Haan. Bij DBNL gedigitaliseerd; en biografie hier

Siebe Thissen, De spinozisten. Wijsgerige beweging in Nederland 1850-1907 (proefschrift & handelseditie SDU Uitgevers Den Haag 2000); hoofdstuk 9 LEVENSLEER NAAR DE BEGINSELEN VAN SPINOZA.BIERENS DE HAAN EN DE INDIVIDUALISTEN

Schets Bierens de Haan bij Bibliotheek Universiteit van Amsterdam, Bron Henri Krop [daar de tweede foto]

Biografisch Woordenboek van Nederland bij Instituut voor Nederlandse Geschiedenis [vandaar de eerst foto]

GERARD VAN ECKEREN: Dr. J.D. Bierens de Haan, Menschengeest: Rede, Zedelijkheid, Schoonheidszin, Religie. - Amsterdam, 1927 S.L v. Looy [bij DBNL]

J.D. Bierens de Haan 1866-1943 [bij DBNL]