Jason Waller: Persistence through Time in Spinoza

Meestal wacht ik met het doorgeven van een mogelijk interessant of zelfs intrigerend boek tot de cover ervan bekend is. In dit geval zou het boek al in augustus verschenen zijn, maar noch de uitgever noch Amazon hebben de cover. Toch geef ik het door. [Op 4-12-2012 de cover bijgeplaatst.]

Volgens mij gaat het om de handelsuitgave van het  proefschrift uit 2009 van Jason Waller, Spinoza on the persistence of bodies.*) Momenteel is hij assistent professor aan de Eastern Illinois University. Hierna geef ik zijn uitgebreide samenvatting van dat proefschrift door, dat een goed beeld geeft van zijn werk.
Waller is ook de auteur van het lemma “Spinoza’s Metaphysics” op The Internet Encyclopedia of Philosophy. Ook zal in de reeks Routledge Philosophical Guides het boek Spinoza on Politics uitkomen dat hij samen met Daniel Frank schrijft. Het gaat hier nu over dit boek:

Jason Waller, Persistence through Time in Spinoza. Lexington Books, 2012 – ISBN 978-0739170021

"This book concerns the nature of time and ordinary cases of persistence in Spinoza. The author argues for three major interpretive claims. First, that Spinoza is committed to an eternalist theory of time whereby all things (whether they seem to be past, present, or future) are equally real. Second, that a mode’s conatus or essence is a self-maintaining activity (not an inertial force or disposition.) Third, that modes persist through time in Spinoza’s metaphysics by having temporal parts (that is, different parts at different times.) If the author is correct, then a significant reinterpretation of Spinoza’s modal metaphysics is required. The book also puts Spinoza into dialogue with some recent work in analytic metaphysics.

Chapter One: Spinoza and the Problem of Persistence
Chapter Two: The Infinite Intellect and the Case for Eternalism
Chapter Three: Human Perception and the Illusion of Temporal Passage
Chapter Four: Conatus and a Temporal Parts Metaphysic
Chapter Five: The 3D/4D Tension in Spinoza’s Metaphysics
Chapter Six: The Persistence of Bodies."

Bij de VU-boekhandel wordt het voor € 53,69 aangeboden; bij bookdepository voor €50,40.

 

                                               * * *  

Hier dan de uitgebreide samenvatting van zijn dissertatie, waaruit blijkt dat het huidige boek daar wel een bewerking van moet zijn.  

Jason Waller, Spinoza on the persistence of bodies. Ph.D., Purdue University, 2009, 195 pages

In my dissertation I examine and resolve a fundamental and previously unnoted tension between Spinoza's metaphysics and his moral philosophy. Spinoza's metaphysics, I argue, entails that bodies have temporal (as well as spatial) parts; his moral philosophy, however, requires that human bodies (and minds) lack temporal parts. In this dissertation I defend a charitable reconstruction of Spinoza's theory of bodily persistence which resolves this tension.

I begin the dissertation with two chapters concerning the nature of time. In the first chapter I argue that according to Spinoza all bodies (whether past, present, or future) are equally real. I argue that if God's mind has adequate ideas of all present bodies (a claim all Spinoza scholars accept), then it must also have adequate ideas of all past and future bodies as well. But given Spinoza's parallelism, if God's mind has an adequate idea of a body, then it must exist. Thus, all bodies (whether past, present, or future) must exist in a Spinozistic universe. In the second chapter I argue that, in Spinoza, temporal passage (or the "moving now") is an illusion arising in exactly the same way as the illusion of the closeness of the sun and the illusion of libertarian free will. Thus, Spinoza's theory of time is not only eternalist, but also tenseless.

The third chapter concerns the nature of bodies. In this chapter I argue against the widespread view that Spinoza offers two different theories of bodily essence in the Ethics (the "ratio of motion and rest" theory after 2p13s and the "striving [ conatus ] theory" at 3p7). This mistaken view arises from an ambiguity in the literature concerning exactly what kind of thing a conatus is supposed to be. Some scholars claim that a conatus is a tendency, others that it is a force, and still others that it is an activity. Many scholars are inconsistent on the issue. In this chapter I provide a new argument for the activity interpretation of conatus . Striving is something that bodies do. Furthermore, I argue that once this confusion is resolved it quickly follows that a " ratio of motion and rest" and a " conatus " are two ways of thinking about the same thing (namely, the essence of a body.) I conclude that Spinoza offers only one theory of bodily essence in the Ethics . In the fourth chapter I reveal the basic tension within Spinoza's system. If the essence of a body is a complex motion, then (given Spinoza's Cartesian theory of motion) it follows that the essence of a body must be temporally extended. Moreover, given Spinoza's theory of time, it follows that each temporal part of a body's essence must also exist. Thus, it seems as though bodies must be temporally extended and have temporal parts. This conclusion is deeply problematic, however, because Spinoza's moral and political philosophy presupposes a theory of human bodies (and minds) whereby they do not have temporal parts. Thus, Spinoza seems to be committed to a contradiction at the very heart of his system.

In the fifth and final chapter I provide a charitable reconstruction of Spinoza's views on the nature and persistence of bodies which reconciles his metaphysics with his moral philosophy. While this solution cannot be directly attributed to Spinoza, I argue that it follows naturally from his other commitments and is likely consistent with the rest of his system. In short, I argue that Spinoza has the resources within his own metaphysics to accept a kind of (what we would today call) "stage" or "exdurance" theory of persistence. According to this theory, persistence is not a matter of diachronic identity nor temporal parts. Instead a body persists by having "temporal counterparts" or "stages" at later and earlier moments. The key part of any such theory is explaining how a stage can be in some sense the same as earlier and later stages without being identical to them. Spinoza's theory of formal and actual essence, I argue, provides a perfect basis for such a distinction. Spinoza, I conclude, can avoid the tension in his system without any significant costs by accepting a "stage theory" of persistence whereby each stage of a persisting body is a numerically distinct expression of one and the same formal essence. This suggestion provides the different stages of a persisting body enough similarity for diachronic sameness (and thus persistence) while avoiding diachronic identity (which would be inconsistent with his temporal parts metaphysic of bodies). [van hier en hier]

_________-

*)  Raul M. Inesta, Spinoza on Time: Applying Modern Theories in the Philosophy of Time to Spinoza’s Ethics. BA Thesis Ohio University, May 2014, pp 58 [PDF]
Vermeldt in z'n bibliografie: Waller, Jason. Spinoza on the Persistence of Bodies. Lanham: Lexington Books, 2012


Reacties

CONATUS a self-maintaining activity? Kom nou, Jason; dat meen je toch niet! Had je vergeten te kijken in deel 3 van de PPC ? "Per conatum ad motum ... Intelligimus, quod pars materiae ita est sita ET AD MOTUM INCITATA, ut revera esset aliquo itura, si a nulla causa impediretur" (df 3).Maar ook in de Ethica heb je niet verder gekeken dan je neus lang is en ben je helemaal kwijtgeraakt, dat elke activity (Latijn: operatio) volgens 1/28 het resultaat is van een determinatio door andere en andere oorzaken. Had je bij mij willen promoveren, ik had je proefschrift geweigerd.

Heb je wel doorgelezen tot het eind, Wim? Oordeel je niet te snel?
Ik dacht juist dat jou Wallers toepassing van Descartes' bewegingsleer wel zou interesseren. Van de diverse conatus-interpretaties (tendens, kracht, activiteit) werkt hij de laatste uit.

Daar Spinoza voorafgaande aan de Conatus-stelling (3/6) wél stelling 2/4 geeft ("Iets kan alleen door een uitwendige oorzaak worden vernietigd"), hetgeen hij doet om te kunnen bewijzen dat iets niet zichzelf kan vernietigen (dat zelfmoord in strikte zin niet mogelijk is), maar GEEN stelling biedt als: "Iets kan alleen door uitwendige oorzaken behouden blijven", en daar bij de essentie van iets (hier de conatus) alleen naar het ding zelf wordt gekeken en even wordt afgezien van externe factoren ("quantum in se est"), ontstaat daardoor mogelijk de suggestie dat iets dan ook helemaal uit zichzelf voor zijn voortbestaan zou kunnen zorgen, hetgeen uiteraard een foute suggestie zou zijn. Maar het ding werkt wel zelf actief aan zijn voortzetting mee (en niet aan zijn vernietiging) en gebruikt daarbij externe dingen. Ik ben er van overtuigd dat Waller met "self-maintaining activity" alleen maar dát kan bedoelen.
En dat lukt almaar meer volkomen door begrijpen, hetgeen in de richting van fortitudo de mogelijkheid tot HANDELEN vergroot (iets waar ik jou nooit over hoor).

Jason Waller zou blij geweest zijn dat de heer Klever helemaal nooit bevoegd was om een een promovendus te promoveren, hooguit kon hij copromotor zijn.

NULLAM vim habeo meipsum conservandi. Wat jij, Stan, voor de geest hebt en mij op de mouw wil spelden, is allemaal illusie omtrent een vermeend ik. Denk aan de vliegende steen die ten onrechte meent dat hij hier of daarheen gaat QUIA VULT (omdat hij dat wil of daarnaar streeft) en totaal miskent dat zijn beweging aan stuwing is te danken. Maar ik stop met deze reeds te vaak herhaalde discussie. Lees mijn vorig jaar gepubliceerde INERTIA AS AN EFFECT, dat ook op je website staat.

Wim, om te beginnen wilde ik je niets op de mouw spelden.
Als er sprake van conatus is (en die vinden we bij Spinoza), wil dat toch niet zeggen dat het ding (het vermeende ik) dat ernaar streeft zich in zijn bestaan voort te zetten, de kracht daartoe van zichzelf heeft? Ik heb dat nooit gemeend en niet gezegd, en het zou mij verbazen als Jason Waller zoiets zou menen. Die passage die je uit Spinoza's verbetering van Descartes' godsbewijs citeert is juist een bevestiging hoe we die conatus-kracht direct van de goddelijke natuur hebben (en niet van andere dingen die hun essentie ook niet van zichzelf hebben). Eenmaal die kracht ontvangen, kunnen we ermee aan de slag - volgens Spinoza (waarom schrijft hij anders zijn Ethica?)
Je "inertia"-artikel staat niet op mijn site, maar stond bij www.fogliospinoziano.it/ maar die lijkt uit de lucht (misschien tijdelijk)

Conatus - boeiend onderwerp. Ik gok er op dat we voor dit blog weer de kaap van 20 reacties gaan overschrijden.
Om dit te bevorderen, hierbij een controversiële steling: de conatus is het aspect van Spinoza's metafysica dat het minst past in het logische geheel, of anders gezegd het is een deus ex machina (zo kan ik ook eens met Latijn pronken ). In de Uuitgebreidheid heeft het geen plaats: alles wordt bepaald door beweging en rust, waarvoor is er dan conatus nodig? Logisch lijkt me om zoals Jason hierboven conatus en beweging en rust identiek te noemen, maar dan kom je m.i. in het Denken in de problemen, want dan moet conatus gelijk zijn aan het oneindige intellect, en dat lijkt niet zinvol. 

Wim, ik heb je artikel over inertia gelezen. Boeiend, dat wel, maar je vloekt tegen alle gevestigde fysica (tenminste deze tot en met Einstein, de modernere theorieen zoals het Higgs veld ken ik niet)...

Mark, dan heb je het slot van mijn artikel niet gelezen, met het zeer toepasselijk Einstein citaat daarin.

Toch wel Wim, met aandacht. Einstein was inderdaad een Spinozist, en geheel aanhanger van het determinisme. Vandaar een van zijn fundamentele bezwaren tegen de quantummechanica: "God dobbelt niet". 99% van de huidige fysici geven Einstein op dit gebied vandaag ongelijk, en "geloven" in de kwantummechanica, maar die strijd is nog niet afgesloten en ik blijf geloven in het gelijk van Einstein in deze.
Maar de inertie is een andere zaak: m.i. vond Einstein de inertie perfect compatibel met het determinisme. Meer nog, hij ontdekte dat zwaartekracht niets anders is dan de inertiekracht die veroorzaakt wordt door de kromming van de tijdruimte in de buurt van massa's. Het determinisme zit het niet in het feit dat een voorwerp niet kan blijven bewegen zonder een externe oorzaak, maar wel in het feit dat alle dingen onderworpen zijn aan vaste natuurkrachten. 
Waar Newton wel ongelijk in gekregen heeft, en Spinoza in zekere zin ongelijk, is de mysterieuze "beinvloeding op afstand". Newton ging er van uit dat de zwaartekracht tussen twee massa's bestond zonder enig tussenliggend "medium". Intussen weten we dat alle "krachtwerking op afstand" tot stand komt via velden (of voor de zwaartekracht via kromming van de tijdruimte) die zich maar kunnen verspreiden met de snelheid van het licht, die energie en impuls bevatten enz., m.a .w. die een "ding" zijn in de uitgebreidheid. 

Hello everyone,

Thank you for your interest in my book! Wim--thank you for your worry. I do deal extensively with the PPC in the book. It seems to me as though Spinoza's views on a number of subjects (including the nature of conatus) developed throughout his career. It seems to me (for the reasons that I cite) that his final view is that the conatus of a body is a complex self-maintaining pattern of motions within the body. While the book is based on my dissertation, it has been reworked in light of objections and comments by a number of people.

A shorter version of the key argument can be found here:

http://secure.pdcnet.org/jpr/content/jpr_2012_0037_0051_0072

Also, I have also written about self-destruction in Spinoza (E3p4). So this may be of interest to you:

http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/09608780902986615

The book is also now available. I do not know why the cover art has not yet appeared. It should be out soon.

http://www.amazon.com/Persistence-through-Spinoza-Jason-Waller/dp/0739170023/ref=sr_1_1?ie=UTF8&qid=1347424162&sr=8-1&keywords=persistence+through+time+in+spinoza

Dear Jason,
What a pleasant surprise to encounter you here on this Dutch blogging site. Could I ask you to throw some light on my question above: if conatus is the same as a ratio of motion and rest, what is then the equivalent under the attribute of Thought?

@Mark. Ben het zeer oneens met je visie, dat Einstein's determinisme-these de Galileische en Cartesiaanse inertie-fictie overeind zou houden in zijn systeem. Spreken over een "inergiekracht" is hetzelfde als spreken over een slaapkracht als ik in slaap val. Door de kromming der ruimte , die een onderdruk inhoudt in de buurt (en naar ratio) van massa('s) ontstaat gravitatie (omgekeerd naar ratio afstand). En die onderdruk is inderdaad een resultaat van vaste natuurwetten van vloeistoffen (velden) waarin niets dan mechanische causaliteit heerst: beqeging der ''deeltjes" IN ALLE RICHTINGEN, hetgeen uiteraard de ruimte rond massale lichamen doet krommen, zoals ook prachtig kon worden aangetoond in die 1919-expeditie-waarneming afbuiging van het licht. - Excuus, Mark, voor mijn veronderstelling dat je mijn INERTIA-artikel niet helemaal zou hebben gelezen. Onze onenigheid heeft andere oorzaken.

@Jason, I think that you unduly, without convincing argument, suppose a development in Spinoza's concept of conatus. Nothing can ever (in fact never in his works) be conceived as a self maintaining pattern of motions, however complex. This would contradict the core of his horizontal mechanical physics throughout. I am still worried about your interpretation.

@Jason. And as concerned the persistence of bodies I might remind you of Spinoza's early but never denied Cartesian principle Axiom 10 (PPC 1), implying that there is no internal relation between a thing's today and a thing's tomorrow, i.e. no continuity of bodies at all. Our conatus is at any moment an externally created striving of a thing, that only natcurally(!) and hallucinatorily misconceives it as its own production.

Beste Wim,
Maar de conatus komt niet voort uit de "horizontal mechanical physics." Je wijst zelf graag op de PPC. In het bewijs van stelling 7 benadrukt Spinoza uitdrukkelijk dat mijn KRACHT om te bestaan (dat is mijn essentie of conatus) niet komt "door een ander die de kracht niet heeft zichzelf in stand te houden (..): dus door een ander die wèl de kracht heeft zichzelf in stand te houden, dat wil zeggen (..) wiens natuur een noodzakelijk bestaan inhoudt, wat wil zeggen (..) die alle volmaaktheden, die naar ik begrijp duidelijk tot een in de hoogste mate volmaakt zijnde behoren, bevat (etc.).
Via de horizontale mechanische veroorzakingen komen dingen tot actueel bestaan, maar niet hun wezen, hun kracht, hun conatus, die ontvangen ze veel rechtstreekser en niet bemiddeld via omgevingsfactoren van God of de natuur. Ook in de Ethica (3/4 t/m 3/11) houdt Spinoza diezelfde lijn vast.

Stan, ik zal eens extra vriendelijk voor je zijn, want jij bent een serieuze tegenstander. Sinds wanneer werkt god niet meer via 'secundaire oorzaken'?Wat je uit PPC1/7d citeert, is het hoogst respectabele metafysische godsbewijs, waar niets tegenin te brengen valt. Ook Locke gebruikt dit in een prachtige paraphrase in ESSAY CONCERNING HUMAN UNDERSTANDING 4.10. Maar nu gaan we vervolgens Spinoza metaphysicus inruilen voor Spinoza fysicus, de echte Spinoza, en lezen we in zijn vertrouwelijke brief aan de boezemvriend-voor-het-leven (ontkend door alle professorabele spinoza-schrijvers), L. Meyer, dat dit oude argument, dat nieuwe peripatetici als Stan Verdult "slecht begrepen hebben" : " dat de betekenis van dit argument niet gelegen is in de gedachte dat het onmogelijk is dat er een actueel oneindig bestat of eenreeks van oorzaken die zich tot in het oneindige voortzet" (Brief 12). En dat is precies zoals wij gods werking, die wij verticaal plegen te begrijpen, zich bij nader inzicht horizontaal (1/28!) voltrekt.

Wim, je hebt me weer flink aan het werk gezet, maar dat vind ik juist leerzaam. Die brief nr 12 <Van de Natuur van ’t Onëindig> kun je immers niet vaak genoeg bestuderen. Mogelijk zie ik er aanleiding voor een blog in. Maar waarom je mij onder de 'nieuwe peripatetici' zoals Maimonides schaart, terwijl ik steeds niet anders doe dan Spinoza toelichten, is mij niet duidelijk.
Grappig vind ik dat je Spinoza metaphysicus wilt inruilen voor Spinoza fysicus, die je - plagerig neem ik aan - "de echte Spinoza" noemt. Probeer het, prima wat mij betreft. Maar die brief aan Lodewijk Meijer is zo metafysisch als wat. Het gaat er over (de eeuwigheid en oneindigheid van) de substantie (die we alleen maar kunnen denken) en over de (eindigheid en duur-hebbende) modi (die we ons kunnen voorstellen en waarnemen). De laatste kun je tellen en tijdmeten en er de maten van nemen (voer voor de fysica). Maar de substantie kun je alleen maar denken (dat is een achter- of onderliggende zijns-voorwaarde, typisch iets voor de metafysica). De passage op het eind van die brief waar je naar verwijst is precies de tegenhanger van het godsbewijs uit de PPC waar ik hiervoor naar verwees en op grond waarvan Spinoza concludeert dat de oneindige reeks van oorzaken mogelijk is en dat het feitelijke ('dadelijke' volgens de NS) oneindige zijnde bestaat. En dat laatste, God of de Natuur die causa sui is, is rechtstreeks (de 'primaire') oorzaak van het WEZEN van alle dingen én via de causale reeksen van eindige dingen ('secundaire oorzaken', oké) van het BESTAAN van alle dingen. Daar is niets peripatetisch aan. Maar als je blijft hangen bij de fysische verschijnselen die je - in jouw term - horizontaal ziet gebeuren, zul je de diepere (zeg: verticale) samenhang niet begrijpen.

God is NIET DE OORZZAK van het wezen der dingen, als onderscheiden van hun bestaan, maar IS dat wezen. Cf Koerbagh over het Wezen. De eindige modi zijn GEEN GEVOLG van de oneindige modi, maar van andere en andere eindige modi usque in infinitum. Nu is het wat mij betreft genoeg geweest.Ik gun je het laatste woord. En zelfs dat kan ik niet, want jij bent de rechtmatige eigenaar, het wezen van OVER-SPINOZA. Ik kan alleen maar aan je sjorren, tot je goed wakker wordt.Meester Hui Neng sloeg zijn Zen discipelen wel eens met een stok. Zo ver wil ik niet gaan.

Maar, Wim, ik heb toch helemaal niet gezegd dat de eindige modi GEVOLG zouden van de oneindige modi? Dus waarom schrijf je dat dan zo op? Zie nog maar eens in 2/5 en 2/6 (om slechts enige plaatsen te noemen) op welke wijze de modi God als oorzaak hebben. Of in 2/9 hoe hij dat van de hele reeks modi is, want zo lezen we in 2/10cs "iedereen erkent dat God de enige oorzaak is van zowel het bestaan als het wezen van alle dingen, etc." Daarvoor ga ik echt niet Koerbagh lezen. Van wat jij uit Koerbagh citeert, zegt Spinoza in datzelfde 2/10cs in kritische zin: "Zij menen dus óf dat de natuur van God tot het wezen van de schepselen behoort... etc." Dat kan Koerbagh in z´n zak steken.

Je legt mij telkens dingen in de mond en moppert dan dat het wat jou betreft genoeg geweest is. Maar zo blijft het usque in infinitum. Enfin, nu weet ik, je zou mijn zen-meester willen zijn en eigenlijk mij graag eens willen slaan.

Wim, in 2/10s legt Spinoza omstandig uit waarom hij een definitie heeft gegeven van wat tot het wezen van een ding behoort zoals hij heeft gedaan: om duidelijk te maken dat God NIET tot het wezen van de dingen behoort. Hoe kun je nou beweren dat God het wezen van de dingen IS?

Wim Klever is al vaak voorbij gekomen met 1/28. Je zou denken dat er een tegenspraak is in Spinoza. Enerzijds is er de mens die in zijn bestaan en werking (operandum) wordt bepaald door andere dingen (1/28), anderzijds de mens die MACHT heeft om te handelen en adequate oorzaak van dingen kan zijn (3/def2) en die van BINNENUIT bepaald kan worden om te begrijpen waarin dingen overeenstemmen, enz. (1/29s). Boven is ook de conatus al genoemd, het streven in alle dingen om in het bestaan te volharden. Wim verabsoluteert 1/28 en negeert alle andere teksten en signalen. Hij gaat in de interpretatie zelfs zover dat hij meent dat de mens elk moment van zijn bestaan door dingen van buitenaf geschapen wordt of in stand wordt gehouden (de conatus is in de buitenwereld!).
Moet 1/28 misschien anders gelezen worden? Dat is wel zeker, Spinoza KAN dit niet zo bedoeld hebben. Hoe zou de stelling dan gelezen moeten worden? Ik denk dat zij aansluit bij Spinoza’s gedachte dat alles wat bestaat een effect heeft. De stelling betekent dan simpelweg: de mens wordt door andere dingen bepaald om te bestaan en een effect te hebben. Vergelijk de vertaling van Curley: "Every singular thing .... can neither exist nor be determined to produce an effect unless it is determined to exist and produce an effect by another cause”

Mark, Je hebt het goed voorzien: de kaap van 20 reacties is nu overschrijden; alleen gingen ze niet alle over de conatus. Er is met de reacties nog wel eens aangetoond, wat een belangrijk en intrigerend onderwerp de conatus is.
Ik kan je geen echt antwoord geven op je vraag (die je later apart nog eens aan Waller stelde), maar wijs je wel op een kleine verwarring waarin je verkeerde. Zeggen dat alles in de wereld der uitgebreid een zaak van beweging en rust is, wil niet automatisch (logisch) zeggen dat de tegenhanger in het denken 'dus' alleen maar het "oneindig intellect" kan zijn. Dat kun je alleen maar zeggen op het niveau van ALLE beweging en rust tezamen of het geheel van beweging en rust (de onmiddellijke oneindige modus in het attribuut van de uitgebreidheid). Er zijn echter daarbinnen verder oneindig veel eindige modi van beweging en rust, waarmee als tegenhanger "parallelle" modi van denken verenigd zijn. De kern, het wezen daarvan, noemt Spinoza de conatus die de kracht van het ding uitmaakt. Volgens het corrolarium bij 3/9 noemt Spinoza dit bij de mens 'de wil' als alleen naar de geest wordt gekeken, en 'aandrift' als we kijken naar zowel geest als lichaam: "deze is dus hetzelfde als het wezen van de mens, uit wiens natuur noodzakelijk voortvloeit wat tot zijn instandhouding dient." Een aparte term voor conatus, alleen naar het lichaam gekeken (dat samenstel van beweging en rust in dezelfde proportie dat een enkelding of individu is), geeft hij niet - had hij geen behoefte aan, denk ik; maar het is wel duidelijk dat het wezen of de natuur ervan de conatus is, waarmee het die 'proportie' tracht te behouden. Die "verenigde kracht" is werkzaam op het niveau van het lichaam (conatus is daar het vermogen tot handelen) en van het denken (idem).

Ik ga dus te ver, Henk? Ten antwoord kan ik niets anders doen dan je het fundamentele 10e axioma in PPC1 in herinnering te roepen alsmede CM2/11/1-2' waarin stellig een absolute caesuur tussen de tijdsdelen wordt goneerd. Ondanks Spinoza's uitdrukkelijke verklaring in dezen (PPC2/6/1) lijken jullie (Stan en jij) niet bereid om Spinoza als een puur mechanische fysicus, als Epicurus, Gassendi, Boyle, Descartes..., te erkennen. Toch zou dat erg behulpzaam zijn om een ander zicht te krijgen op de kwestie (wezen vs bestaan) waarin we reeds O lang van mening verschillen

In de haast maakte ik zo juist een paar typefouten. Lees 'goneerd' als 'geponeerd' en 'O' als 'zo'. Ik zal mijn leven beteren, maar kan daar eigenlijk zelf, ten diepste beschoud, helemaal niets aan bijdragen. Zelfs mijn 'aangeboren kracht' (vim nativam) is volgens Spinoza's latere voetnoot bij TIE 31 "door uitwendige oorzaken veroorzaakt". Gebhardt heeft daar een ontkenning ingevoegd. Jullie willen hem daar eigenlijk in volgen. Ik niet

Again, thank you for your interest in my work. Sorry for the delay in responding. Let me try to answer two direct questions.

Mark--under the attribute of Thought the conatus is the affirmation of the existence of the body. This affirmation cannot be considered to be an "inertia" or "tendency, "but rather as an activity of the mind (a willing.) On the basis of this claim I infer that the conatus of a body must be of the same basic ontological kind because the conatus of the body and mind are one and the same thing conceived in two ways. Thus, if the conatus of the mind is an activity, so must be the conatus of the body.

Wim--PPC1 Axiom 10 asserts that the essence of a mind (and so presumably, body and individual) does not involve necessary existence. Spinoza infers from this that each individual comes to be on account of an external cause which is sufficient to produce the individual. Thus, he argues, there must be something other than us whose essence does involve existence (namely, God.) Spinoza, of course, still accepts in the Ethics that each finite thing (mode) comes to be on account of another finite thing (mode). But I see no contradiction with my view here. My view concerns the ontological classification of the essence of a mode, not the cause of the essence. I see no problem with believing both that the essence of a mode is an activity AND that it arises from the causal interaction of other finite modes.

Wim--also let me address your concern that nothing in Spinoza can be considered as a self-maintaining pattern of motions. Each individual motion in Spinoza will continue unchanged until it is altered by an external cause. If (per impossible) no external cause interfered with a motion it would continue unchanged forever. Some moving bodies can interact with other moving bodies in such a way that they maintain a steady ratio of motion and rest among themselves (just like in Descartes.) This ratio of motion and rest is a complex internal pattern of interactions. This complex interaction results in a complex body because this complex interaction is stable over time. That is, this complex interaction will continue to exist until it is affected by an external cause which interferes with the pattern of interactions. This is how I understand a "ratio of motion and rest."

But if I am correct an a body's conatus can be ontologically classified as an activity, then it seems to me as though such an activity could simply be the complex interactions of the moving simple bodies within a complex body--that is, the essence of a complex body is its ratio of motion and rest. I take this conclusion as additional confirmation of my interpretation.

Wim, ik ga niet proberen je op andere gedachten te brengen, wil alleen een paar opmerkingen maken over je argumenten.
Spinoza heeft zijn leer het meest volledig en afgerond neergelegd in de Ethica. Daaraan ontleen je geen enkel argument. Je haalt je argumenten alleen uit Spinoza’s presentatie van de leer van DESCARTES (PPC). Als hij een overzicht geeft van DESCARTES’ fysica zeg je doodleuk: “Ondanks Spinoza's uitdrukkelijke verklaring in dezen (PPC2/6/1) lijken jullie (Stan en jij) niet bereid om Spinoza als een puur mechanische fysicus, als Epicurus, Gassendi, Boyle, Descartes..., te erkennen.” Ja, op grond van die ‘uitdrukkelijke verklaring’ kun je Descartes misschien als een ‘puur mechanische fysicus’ kwalificeren, maar dat je dit op grond van de passage in PPC2/6/1 voor Spinoza doet, slaat nergens op. (Je zult Descartes en de door jou genoemden dan ook in (hand)boeken over (de geschiedenis van) de natuurkunde aantreffen, i.t.t. Spinoza)
Ook axioma 10 van PPC1 staat onder het kopje “Axioma’s genomen van Descartes” (die ze waarschijnlijk niet als axioma’s gepresenteerd heeft).
Kortom, ik meen dat je argumenten ontleend aan de PPC niets waard zijn.

‘By inborn power I mean THAT which is caused in us by external causes’ (voetnoot TIE 31 volgens WK). Vind je dat een geloofwaardige definitie? ALLES wat in ons veroorzaakt wordt door externe oorzaken, is ‘ingeboren kracht’.

Ik vind dus inderdaad dat je te ver gaat, Wim.
Hoe zit het overigens met je stelling dat God het wezen van de singuliere dingen is? (zie mijn voor-vorige reactie)

Dear Jason, Stan, Henk, Wim and others
Thank you for explaining to me what conatus is and how I should understand Jason’s these that conatus is a ratio of motion and rest. I had indeed wrongly understood that he meant the immediate (or mediate, I find the difference very difficult to remember) infinite mode, instead of the activity of finite modes.
Although this definition is metaphysically quite logic, I must confess that I’m not convinced that it is the final explanation of the role of the term “conatus” with Spinoza, especially in the Ethica. It seems to me that the term plays an important role in the “psychological part” of the Ethica, but that its role in the “physical part” is different, and that it therefore is a sort of “incoherent” idea. Psychologically, the conatus is a striving (to grow in its ability to act), physically it is only a mechanical reaction force caused by an external force acting on the body.
I think I found this in other words in the Stanford Encyclopedia of Philosophy, although I must confess that the complete article was too complex for me to grasp. I however give an extract of the conclusion and the link:
“Focusing on the idea of wholly extrinsic modal determinatism, we will see Spinoza as a visionary thinker whose physical theory both anticipates and provides a metaphysical basis for contemporary physical views, albeit without their central experimental and perhaps quantitative dimensions; but then the ethical and psychological half of Spinoza's thought, depending as it does on the idea that individuals, including bodies, are centers of active striving, proper to themselves, is cut adrift. Or we might take each aspect seriously for what they are worth in their own domains, seeing Spinoza as both a visionary thinker about the physical and a subtle and original theorist of the psychological, but one whose doctrines cannot be squared with each other, or with the sort of naturalism that sees the acting subject as fitting seamlessly into physical nature. But in any of these cases, we lose the unity of Spinoza's thought, which was clearly of vital importance to him.”
http://plato.stanford.edu/entries/spinoza-physics/

Henk, je poging om mij tot andere gedachten te brengen, is mislukt. Niettemin bedankt. PPC/CM is een hoogst belangrijk werk van Spinoza Fysicus, waarin zowel Descartes als hijzelf aan bod komen (toegelicht door hartsvriend Meyer). Het is aan de erudiete lezer om tussen de twee lagen te onderscheiden en dat is volgens vele editors en vertalers heel goed mogelijk. Bestudering van diverse geschriften van Spinoza's intieme vrienden is hierbij behulpzaam. Wanbegrip van de Ethica is vooral te wijten aan verwaarlozing van Spinoza's eigen fysica, waarvan genoemde verklaring CM2/6/1 zeker deel uitmaakt. Verwijzing naar ongeinformeerde historiografen of encyclopedisten echter niet.
Overigens wijs ik iedereen in deze discussie op de kapitale marginale aantekening in de Leidse OP van een ingewijde lezer/vertrouweling bij het derde lemma van E/2, dat het Cartesiaanse inertie-beginsel repeteert en bewijst met 1/28: "zolang een oorzaak werkzaam is" . Helaas wordt dit punt veronachtzaamd door professor Jan en Alleman. Maar Einstein begreep de strekking en achtte zich om die reden een adept van Spinoza: de 'deterministic constraint' geldt ook voor wat achteloos een onveroorzaakt verschijsel of ineet systeem wordt genoemd. En zeer zeker ook voor de onregelmatige of niet eenparige conatus van dingen of mensen.
Zo dat is echt genoeg voor jullie om voor bedtijd nog eens over na te denken.

Beste Wim,
Ik heb je raad om voor bedtijd je redeneringen nog eens te overdenken toch maar niet opgevolgd - ik vreesde dat het niet bevorderlijk zou zijn voor mijn nachtrust.
Maar vandaag, fris en uitgerust, heb ik gedacht aan het adagium "de generaals vechten altijd de vorige oorlog" en ik heb me dus voorgenomen het met een paar andere strategieën te proberen - in elke discussie eens een andere, dan kan ik de resultaten vergelijken.
Deze inertie-discussie ga ik als volgt aanpakken: de vergelijking met een voorbeeld uit het dagelijks leven.
Je stelt hierboven heel terecht: "je poging om mij tot andere gedachten te brengen is mislukt". Inderdaad. Zo ook de talloze andere pogingen op dit blog, die je allemaal min of meer in dezelfde richting proberen te doen verschuiven: je beweegt nauwelijks. Zoals Spinoza echter zei: dit mogen we je niet verwijten, we moeten het alleen trachten te begrijpen. Mijn verklaring is de volgende: jij bent te vergelijken met een zeer zwaar voorwerp, laten we zeggen een zware loden kanonskogel. Stan, Henk, mezelf...zijn te vergelijken met gerichte tennisballen die uit ongeveer dezelfde richting op je afvliegen, maar helaas, het enige effect is dat we terugkaatsen (wat mij betreft: letterlijk, want ik begin soms aan mijn eigen argumenten te twijfelen, hoewel ik er van overtuigd ben dat ik dichter bij de waarhied zit dan jij). Dit hele schouwspel kan nu perfect vergeleken worden met de werking van de inertie: jij hebt een grote massa en dus een hele grote inertie. Een geloof je nu werkelijk dat die inertie niet voortkomt uit je eigen natuur, maar uit externe krachten? Vanwaar zouden die dan komen? Ik zie alleen al die tennisballen die uit dezelfde richting komen, het kunnen toch niet die zijn die de inertie van de kanonsbal veroorzaken?

Mark, je speelse aanpak vandaag werkt, althans indie zin, dat ik jou beter begrijp dan gisteren en dus gerichter kan antwoorden. In je vergelijking ben ik, de loden kogel, "een grote massa en dus een hele grote inertie". Ik laat maar even rusten dat inertie. Volgens jou een meer of minder ding is, en ten tweede, door massa zou zijn bepaald. Beide verwerp ik. Inertie is een nul-beweging, onafmhankelijk van wat inert is. En dan : inderdaad de allesbehalve gelovige of confuse opvatting toegedaan dan inertie niet voortkomt uit de eigen natuur (van de loden kogel in dit geval)' maar uit compressie van de omgeving, zoals H.Overkamp het zo mooi formuleert aangaande een molensteen. De universiteit van Leiden was zo boos over zijn heterodoxe mechanicisme dat men hem zijn doctorsbul afpakte. Zie een van mijn studies daarover, ik geloof in MANNEN ROND SPINOZA. Gewicht is overigens een secundaire kwaliteit volgens de radicale filosofen van de Nieuwe Tijd als Descartes, Spinoza, Locke, Hume. Zie PPC2/1 voor de twee eerstgenoemden.Ik blijf bij mijn interpretatie van Spinoza in "Inertia as an effect in Spinoza's physics"', te vinden in C. Harmanin & L. Simonutti, LA CENTRALITA DEL DUBBIO, 2 volumes 2011; deel 2, p. 599-611 .

"En naarmate de handelingen van een lichaam meer van dat lichaam alleen afhangen en minder andere lichamen daarin betrokken zijn, is zijn ziel geschikter om helder te begrijpen".
Het is dat ik bovenstaande gewoon kon kopiëren uit een reactie van Wim Klever zelf (in een ander blog), anders had ik de moeite niet meer genomen.

Inertie: afwezigheid, zelfs onmogelijkheid van handelen. Zelfs geen 'vis resistentiae', zoals Newton het nog wil zien.

De cover van Jason Waller's boek aan het blog toegevoegd.