Joannes Georgius Graevius (1632-1703) Hoe bevriend met Spinoza zal hij geweest zijn?
Si vis amari, ama
Dit van Cicero afkomstige gezegde, was Graevius’ lijfspreuk: “Als je bemind wilt worden, bemin.” Hoe bevriend was deze klassiek filoloog met Spinoza? Kunnen we daar iets over te weten komen?
Dat Spinoza in een brief (nr. 49) Graevius als vriend zag, bevreemdde me. De man die over de TTP aan Leibniz schreef als over dat 'liber pestilentissimus' - bevriend met Spinoza? Die typering was een van de eerste dingen die ik tegenkwam (zie mijn eerste blog) en heb ik altijd onthouden. Toen ik onlangs in een voetnoot een verwijzing tegenkwam: “For his friendship with Spinoza, see R. H. Popkin…”, vroeg ik Wim Klever of hij uit dat stuk van Popkin dat verschenen was in Paolo Cristofolini (Ed.): L'heresie spinoziste etc [1995] diens informatie over Graevius’ vriendschap met Spinoza wilde doorgeven. Ik hoopte namelijk dat Popkin er méér gegevens over had gevonden, maar het bleek dat hij alleen maar naar die brief verwees.
“Uit brief 49 blijkt dat Graevius meer dan een goede relatie van Spinoza is. Hij schrijft hem niet alleen rechtstreeks aan om een document over Descartes’ dood terug te krijgen, maar noemt zichzelf ook 'uw vriend'! "Vaarwel, edelachtbare heer, en blijf mij, uw vriend, gedenken, die ben met alle genegenheid en sympathie uw Benedictus despinoza". Nou, dat is nogal wat!” schrijft Wim Klever. Maar ik ben er minder van onder de indruk. En ik was wat teleurgesteld – had méér verwacht van “For his friendship with Spinoza, see R. H. Popkin…” Die brief van 24 december 1673 is dus alles. Het slechts vier-regelige briefje dat in 1677 niet belangrijk genoeg bevonden werd om in de OP en Nagelate Schriften opgenomen te worden, is apart bewaard gebleven.
Is het niet mogelijk dat in die korte notitie Spinoza’s verwijzing naar hun vriendschap slechts een beleefdheidsfrase is geweest? Hij heeft zeer waarschijnlijk niet geweten van die kwalificatie van zijn ‘vriend’ van de Tractatus Theologico-Politicus als dat 'liber pestilentissimus'.
Margaret Gullan-Whur (die als ze maar even iets negatiefs over Spinoza kan uiten dat niet nalaat) schrijft in Spinoza: een leven volgens de rede bij dit briefje: “De formulering van de brief en het gebruik van de voornaam suggereren vriendschap, maar hij werd met de Haagse nachtpost naar Utrecht gestuurd. De professor leek dus met een boete te worden opgescheept, want de Fransen, die Holland wilden isoleren, hadden bepaald dat post uit en naar die provincie alleen door henzelf mocht worden verzonden en dat er anders forse bestellingskosten in rekening werden gebracht. Wreekte Spinoza zich door de brief per Nederlandse post te verzenden?” [op p. 290]
“in het vorige jaar verscheen hier een allerverderfelijkst boek (liber pestillentissimus), waarvan de titel luidt Discursus Theologici-Politicus. De schrijver heeft den weg van Hobbes gevolgd, doch daarvan dikwijls en verre afwijkende, stelde hij een alleronrechtvaardigst natuurrecht op, en, na het gezag der Heilige Schrift op losse schroeven gezet te hebben, opende hij het venster zoo wijd mogelijk voor het atheïsme. Men wil, dat de schrijver een Jood is, Spinoza met name, reeds sedert lang wegens zijn monsterachtige meeningen uit de Synagoge gestooten. Om dezelfde redden is ook zijn boek door de overheid verboden [klopt niet, gebeurde pas in 1674]. Ik vermoed dat gij het al gezien hebt; zo niet, dan zal ik moeite doen het U te zenden.” [Vert. K.O. Meinsma van: Anno superiore prodiit hic liber pestilentissimus, cujus index est: Discursus Theologico-Politicus, qui et ipse Hobbesianam secutus viam, sed longius tamen saepissime ab ea etiam deflectens, injustissimum jus naturale constituit, et labefactata sacrorum voluminum auctoritate latissimam ‘atheotêti’ fenestram aperuit. Auctor ejus dicitur esse Judaeus, nomine Spinosa, qui dudum ‘aposunagôgos' fuit propter Opinionum monstra, sed et ejus liber eandem ob causam proscriptus est ab Ordinibus. Puto te vidisse, si non vidisti, operam dabo, ut ad te perferatur.] 1)
Een paar dagen later, op 17 april 1671, schreef hij nog eens aan Leibniz over dit heilige maar vreselijke boek [sacri illius et horribilis libri]. 1)
Kortom, drie traceerbare zeer negatieve uitingen over dat boek van zijn (toekomstige) ‘vriend’ Spinoza. Hoe duidelijk kun je de betekenis illustreren van:
Na de plotselinge dood op 29 mei 1671, op 31 jarige leeftijd, van Utrechtse mede-hoogleraar Regnerus van Mansvelt, die een bestrijding van de TTP had geschreven welke echter nog niet uitgegeven was (die zou uitkomen in 1674 en Spinoza zou erom lachen) hield Graevius een toespraak bij diens begrafenis (hij was gewild om zijn toespraken). Hij prees Van Mansvelt om diens zeer erudiete verwerping van dat meest afschuwelijke boek "Discursus [sic] Theologico Politicus, meer dan welk ander verderfelijker of geschikter om het gezag van de Heilige Schrift en elk geopenbaard idee over God omver te werpen [quo non allus pestilentior natus est ad auctoritatem sacri codicis et ominem de deo opinioneni evertendam.]2)
Si vis amari, ama.
_____________
1) Latgijnse tekst aangetroffen in Wim Klever, "INFORMATION ON SPINOZA AND SOME OF HIS ACQUAINTANCFES". In: Studia Spinozana 1992, 297-309
2) Aangetroffen in Jonathan Israel: “The early Dutch and German reaction to the Tractatus Theologico-Politicus: foreshadowing the Enlightenment’s more general Spinoza reception?” In: Yitzhak Y. Melamed & Michael A. Rosenthal (Eds.): SPINOZA’S Theological-Political Treatise. A Critical Guide. Cambridge University Press, Cambridge, 2010, p. 86
nl.wikipedia - en.wikipedia - DBNL
Bijdrage / van Joannes Georgius Graevius (1632-1703), historicus, in het bezoekersboek c.q. album amicorum van Nicolas Chevalier (1661-1720), boekhandelaar uit Seìdan - met handtekening en lijfspreuk van Graevius[hier]
Buiten het thema van dit blog, maar interessant te vermelden:
Johannes Graevius en het Collegie der Scavanten
Eric Jorink, in Hfst Kometen: Het debat over de ‘wonder-tekenen in den hemel’ in: Het ‘Boeck der Natuere’. Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575-1715. Primavera Pers, Leiden 2006 [bij DBNL]


Reacties
De enige manier om je in de benarde en stormachtige jaren 1670-1671 te immuniseren en je hachje te beveiligen voor aanslagen vanoverheidswege of anderszins, was om flink en in doorzichtige termen af te geven op het onweerstaanbaar fascinerende object, dat de wereld der geleerden op zijn kop zette, zeker in brieven die in verkeerde handen konden raken.
Wim Klever 20-03-2012 @ 22:58
Ik ben niet erg genegen om na Pierre Bayle en, zoals ik onlangs hier kon vernemen, van Johann Georg Wachter nu ook van Joannes Georgius Graevius te moeten aannemen dat het zich uiterst negatief uiten over Spinoza's TTP (driemaal in korte tijd, tweemaal in een brief aan Leibniz en eenmaal in het openbaar in een grafrede) alleen maar was om z'n hagje te redden, terwijl hij eigenlijk uiterst gefascineerd was door en positief over dat boek. Hij had dan ook kunnen zwijgen. Nee, die gretigheid om zich uiterst negatief te uiten zegt mij genoeg. Ik geloof niet in die vriendschap.
Stan Verdult 20-03-2012 @ 23:13
Spinoza had dus een foutieve inschatting! En waar haalt Graevius die 'inside information' vandaan die hij Leibniz levert? Lees mijn artikel dat je aanhaalt. Die gespletenheid in iemands gedrag (verschil tussen innerlijk en publiekelijk) kom je allerwege tegen. Ik kan je zo nog een tiental andere namen geven van aanhangers of bewonderaars van Spinoza die hem in het openbaar weerleggen of verketteren. De zgn 'pseudo-refutaties' zijn niet te tellen.
Wim Klever 21-03-2012 @ 09:27
Gaarne voeg ik hier nog aan toe dat Graevius ook frequente contacten had met Locke in een openhartige en vertrouwelijke sfeer (zowel toen Locke in Holland vertoefde als toen hij na 1688 terug was in Enegeland). In 1689 schreef hij hem, dat hij toen, na de anonieme publicatie van de EPISTOLA DE TOLERANTIA en de TWO TREATISES ON GOVERNMENT alsook de ondertekende uitgave van de ESSAY CONVERNING HUMAN UNDERTANDING (allemaal in hetzelfde jaar ) was: "embarked on the open sea", met andere woorden zijn heterodoxie volledig bloot gaf. Nee, Graevius behoorde niet tot het verkeerde kamp.
Wim Klever 21-03-2012 @ 21:19
Als hij "niet tot het niet verkeerde kamp" behoorde, was hij wel iemand die 'zijn vriend' binnen twee maanden driemaal verloochende. Met zulke vrienden in je 'kamp' héb je helemaal geen vijandelijk kamp meer. Mij ging het om de vraag in de titel van het blog "Hoe bevriend met Spinoza zal hij [Graevius] geweest zijn?" Als in een wetenschappelijk werk staat "For his friendship with Spinoza, see R. H. Popkin…”, en vervolgens blijkt dat die er niets meer over te melden heeft dan dat lullige briefje van niks van 24 december 1673, dan vind ik dat je op het verkeerde been wordt gezet. Dat het in dat briefje 'aan een vriend' over niet meer gaat dan het verzoek om een tekst over Descartes' dood terug te zenden, vind ik veelzeggend.
Als Eric Jorink in zijn schitterende "Het ‘Boeck der Natuere’" (ik verwijs ernaar in 't blog) over bij Graevius in 1671 schrijft "die Spinoza persoonlijk kende" waarvoor hij verwijst naar dat formele briefje uit eind 1673 dan is dat voor wat betreft 1671 niet meer dan een aanname. Er is kennelijk niet meer over bekend. Uit wat er bekend is (die drie ongunstige karakteriseringen van de TTP) stel ik mij voor dat die zgn. vriendschap niet veel voorgesteld zal hebben. Ik zeg niet dat Spinoza "een foutieve inschatting" gemaakt zou hebben. Ik acht het mogelijk dat de verwijzing naar vriendschap door de auteur van dat 'liber pestilentissimus' niet meer dan een gunstigstemmende beleefdheidsfrase geweest zal zijn om de terugzending van die opgevraagde tekst te bevorderen.
Stan Verdult 22-03-2012 @ 10:18
Voor wie hoe dan ook iets met Spinoza had, was het destijds noodzakelijk zich om zich publiekelijk van hem te distantieren in krasse termen: bv. door zijn werk afschuwelijk te noemen of hemzelf als een monster (Bayle, Hume) te typeren. Zwijgen kon zelfs suicidaal zijn. Ik denk, Stan, dat je daar te weinig rekening mee houdt,
Wim Klever 25-03-2012 @ 21:17