Klaas Schilder (1890 - 1952) over Spinoza

 prof. dr. K. (Klaas) SchilderDe Nederlandse theoloog en hoogleraar in de Gereformeerde Kerken in Nederland is vooral bekend geworden door zijn afzetting als hoogleraar in 1944 hetgeen leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Tot aan zijn overlijden was hij van deze afgescheidenen de leidende theoloog. Hij werd predikant in 1914 op verschillende plaatsen. Het laatst In Rotterdam waar hij, hoewel hij bekend stond om zijn lange diensten van minstens twee uur, volle kerken had.

Na zijn promotie in 1933 summa cum laude bij de universiteit van Erlangen in Duitsland, werd hij aangesteld als hoogleraar theologie aan de Theologische Hogeschool in Kampen, waar een leidende figuur werd in de 'Reformatorische Beweging' die een terugkeer van de theologie tot de Schrift voorstond. Hij was een scherp polemicus. De Gereformeerde Synode trad tegen hem op, waarbij hij zich doordat hij ondergedoken zat niet goed kon verweren. Hij werd afgezet als hoogleraar en predikant Het leidde tot een breuk. De vrijgemaakte Gereformeerde Kerken onderhielden na Vrijmaking en bevrijding een eigen Theologische HogeschooI te Kampen, waar Schilder zijn oude leeropdracht herkreeg.

In "De Openbaring van Johannes en de Sociale kwestie", in de Nieuwe Vlaardingsche Courant 40 (1917) No. 4090 (5 mei 1917), haalde hij de volgende tekst van Spinoza aan:

„Terret vulgus, nisi timeat”, heeft Spinoza geschreven. Het „vulgus”, zoo vertaalt, ietwat kwaadwillig, iemand dat woord, „het vulgus maakt bang als het zelf niet angstig is”. „En tot het vulgus” zoo voegt hij eraan toe, „behooren meestal ook de heerschers, de magnaten”.

Bij de DBNL, waar men gelukkig een heel brede opvatting heeft over Nederlandse literatuur, zijn veel van* al zijn werken gedigitaliseerd. Daarbij heeft men zelfs elke snipper opgedoken.

titelpaginaZo onder andere K. Schilder, Philosophie logica. Fa Brever, Kampen, 1951. Het werkje bestaat uit een interne uitgave van een gestencild verslag van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen. Uit alles blijkt dat het een waarschijnlijk door een student opgenomen dictaat is. Op de omslag staat dan ook: “verslag en uitgave geheel buiten verantwoordelijkheid van Prof. Schilder”. Het betreft een soort van inleiding in de logica waarin in zo’n acht passages Spinoza voorkomt (en kritiek op zijn logica krijgt). In de ogen van Schilder heeft Spinoza het bepaald niet goed gedaan.

Enige citaten uit zijn Philosophie logica

[…] Nu vraagt de methodologie onze aandacht. Zij stelt de vraag: welke methode moet ik volgen om te komen tot het rechte denken en daarin te volharden?

Deze vraag is ook reeds gesteld door Descartes in zijn Tractatus de methodo (Traktat über die Methode).[p. 16] Volgens hem meet de logica de criteria leveren om elke dwaling dadelijk te ontdekken. Hij zocht dan ook naar een stelling, die volkomen waar was. Hij trok alles in twijfel (hij is de man van de dubitatio generalis, de algemene twijfel) en hield toen één ding over: dat hij er aan twijfelde, dus dat hij er was; en zijn grondstelling is dan ook: cogito, ergo sum (ik denk, dus ben ik). Vandaaruit bouwde hij zich een philosophie op. Als methode kiest hij dus: zoek naar één stelling, die waar is, dan komt het verder ook in orde.

Spinoza doet hetzelfde. Hij schrijft zijn ‘Ethica, more geometrico demonstrata (ethiek, bewezen op de wijze van de meetkunde). Ook hij wil de waarheid krijgen door op wiskundige wijze steling na stelling te bewijzen uit het voorafgaande. Vandaar, dat hij werkt met axiomata.

[…]

Voor de logica is op dit punt ook van belang Spinoza, die gezegd heeft: omnis determinatio est negatio (alle bepaling is ontkenning). Dat betekent dus: als ik zeg: dit is het, heb ik meteen gezegd: dat andere is het niet. Determineren heeft in zich dus de negatie; dat is het fijne puntje; daarom moet hij wel eindigen als pantheïst. -[p. 57]

[…]

In de Ethica van Spinoza vindt U een aantal axiomata, van waaruit hij more geometrico (op wiskundige wijze redenerend) zijn hele systeem opbouwt. En wanneer hij daarin spreekt over God en over de ziel, geeft hij een definitie, waarin het woord ‘substantie’ voorkomt. Dat is een nominaaldefinitie. Maar dan komt direct de vraag; wat is dan substantie? Sommigen zeggen: dat is iets, waar je houvast aan hebt anderen daarentegen noemen het een afgetrokken begrip. Wie God noemt een geestelijke substantie, zegt dus: ik bedoel een substantie, die heel anders is, dan die we kennen; dus eigenlijk geen substantie? zou ik willen vragen? De conclusie is: je zegt maar wat, en je bedoelt het precies andersom! Deze poging van Spinoza kan dan ook alleen blinden verblijden: hij gebruikte zijn eigen bank van lening.

We moeten dus altijd de vruchteloosheid van het zoeken naar een definitie zien. Er zijn geen reaaldefinities, alleen nominaaldefinities: iedereen denkt bij een nomen aan [p. 65] praedicaten, en definiëren betekent: de praedicaten, die je voor de geest zweven, afgrenzen; deze wel, die niet. Je slaat er een slag naar, op z'n hoogst klaar je de schemering een beetje op; maar wat je licht noemt, is eigenlijk duisternis.

God is niet te definiëren, hoogstens te beschrijven met de praedicaten, die Hij mij gaf, en dan nog niet adaequaat. Ik kan van Hemveel zeggen, dat waar is, als ik goed exegetiseer, maar de Deus infinitus (oneindige God) is nooit te definiëren.

Een een steel kan ik eigenlijk evenmin definiëren. Bij een definitie moet je reeds het woord ‘is’ gebruiken. Maar weet U, wat ‘zijn’ is? En als dat al een raadsel is, ben je uitgepraat.

[…]

Een eigen geluid lieten ook de monisten horen: met name Haeckel beweerde, alleen natuurwetenschappen kunnen iets zeggen over het algemene zijn. Alleen die dragen, daar ze verklaren kunnen voor het denken vruchtbare bijdragen aan, en alles dient tenslotte aan hun keur onderworpen te blijven Dan is dus de enige methode, die recht van bestaan heeft, die van de natuarwetenschapnen. Het monisme heeft een tijdlang de boventoon gevoerd in Europa, een monist uit deze tijd is nog Hans Driesch oh. Het behoeft geen betoog, dat dit onjuist moet zijn.

Toch zijn er ook voorbeelden van bekend, dat philosophen deze methode gingen copiëren, zelfs Spinoza (en Cartesius eveneens) met zijn “more geometrico", die zijn hele leer opbouwt met de methode der meetkunde; axiomas, stellingen en bewijzen.

Aan de ene kant zien we hier dus de brutaliteit van de natuurwetenschappen; zij beweren ‘de Bijbel van de natuur’ te lezen, met een loupe.

Wij gaan de feiten noemen, wij zeggen, wat bliksem en wat [p. 89]  zwaartokracht is, en misschien ontdekken we dan dat God. er ook bij hoort. En pas dan mogen de metaphysidi komen, die kunnen dan pas op gaan bouwen.

Spinoza echter zegt; ik zal zelf mijn metaphysica logisch opbouwen uit grondprincipia, die ik logisch kan verantwoorden. Ik wacht niet op de natuurwetenschappen, ik begin zelf vanuit eigen denken het grondprincipe te stellen; en vandaar uit ga ik more geometrico redeneren. De logica accepteert dus de methode van de natuurwetenschappen ook op dit standpunt; het verschil is slechts, dat bij de een natuurwetenschappen en metaphysica gelijk, bij de ander na elkaar beginnen. Maar beide methoden; die van Rickert (waarbij het in het begin een zaak van inventie is), de generaliserende dus, en die van Spinoza: de mathematische, worden aanvaard.

[…]

Deze deductische methode is speciaal eigen aan de mathematica: uitgaan van axioma's tot bijzondere gevallen. Dat is in de vraagstukken ook 20, die verschillen niet princi-[p. 106]pieel van de stellingen; in ieder vraagstuk ga je weer van meer algemene stellingen uit om te komen tot het bijzondere geval. Daardoor is er ook geen vastheid in b.v. de pianimetrie in het aantal stellingen. In het ene boek staan er honderd, in een ander vijftig.

Spinoza's methode; more geometrico is dus ook puur deductief .

                                                               * * *

Schilder bezat een indrukwekkende bibliotheek (hier beschreven). Daarin

  • Spinoza, Benedictus de — (1632-1677)
    Benedicti de Spinoza Opera Quotquot Reperta Sunt, recognoverunt J. van Vloten et J.P.N. Land. Editio tertia. Hagae Comitum, Apud Martinum Nijhoff, 1913-1914 (vier delen in twee banden) B1-2567
  • Bierens de Haan, Johannes Diderik (1866-1943)
    — e.a., B. de Spinoza Amstelodamensis. Drietal redenen ter gelegenheid van de 300ste verjaring zijner geboorte uitgesproken in de Agnietenkapel te Amsterdam door J.D. Bierens de Haan, H. Brugmans [en] W.G. van der Tak, Leiden (Sijthoff) 1932 B1-2568
  • Carp, Johan Herman (1893-?)
    Spinoza, [inleiding en samenstelling] J.H. Carp, Baarn (Hollandia) 1940 („Uren met . . .”) B1-2569
  • Carp, Johan Herman (1893-?)
    Het Spinozisme tegenover de geestelijke nood van onzen tijd, z.p., z.j. B1-2570
  • Catalogus van de boekerij der Vereeniging „Het Spinozahuis” [te ’s-Gravenhage], ’s-Gravenhage (Belinfante) [1914] B1-46
  • Linde, Antonius van der — (1833-1897)
    Spinoza. Seine Lehre und deren erste Nachwirkungen in Holland. Eine philosophisch-historische Monographie (Inaugural-Dissertation Göttingen), Göttingen (Van den Hoeck und Ruprecht) 1862 Bw 10 C 19
  • *) Al zijn werken. Zie n.l. dit bericht van 8 mei 2009 uit het Nederlands Dagblad: "Prof. dr. Klaas Schilder is digitaal gegaan. Vanaf nu zijn alle gedrukte teksten van deze theoloog via internet te lezen. Gratis, en mede mogelijk gemaakt door Filippijnse typistes. De teksten Schilder (1890-1952) gaan zo weer 'meedoen' in het wetenschappelijk onderzoek. Dat hoopt hoogleraar George Harinck. Hij is voorzitter van de dr. K. Schilder Stichting, die tot doel heeft het diens werk "beschikbaar te houden". De stichting heeft onlangs alle gedrukte teksten van de theoloog, waaronder ook zijn collegedictaten, aangeboden aan de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, zodat ze integraal konden worden gepubliceerd op internet."

    Verder zie...


    DBNL 

    wikipedia

    Wie is wie in Overijssel

    Klaas Schilder op weblog kerkgeschiedenis

    Project Neocalvinisme