Kwam Spinoza al met typering van leven als 'ziekte tot de dood'?

In de bijeenkomst die de Spinoza Kring Limburg afgelopen maandag had, waarbij we de eerste helft van het 5e deel van de Ethica bespraken, kwam een van de deelnemers met een passage uit het boek van De Dijn, Spinoza, de doornen en de roos (op p. 105)

“In zo’n leven [n.l. de gewone levenswijze van de mens] is geen duurzaam heil of geluk mogelijk; het is een ‘ziekte tot de dood’ (aeger lethali morbo laborans).” Daarbij werd verwezen naar de TIE (paginanummer bij Gebhardt).

Bij ‘ziekte tot de dood’ dacht de vraagsteller meteen aan Kierkegaard, van wie in 1849 onder het pseudoniem Anti-Climacus, een cruciaal werk met de raadselachtige titel De ziekte tot de dood verscheen, en zijn vraag was: komt die typering al bij Spinoza voor? Een ander denkt meteen aan Heidegger’s typering van het “Sein zum Tode.”

Als je, om die vraag te beantwoorden, kijkt naar hoe het in de TIE bij Spinoza staat in § 7:

“Videbam enim me in summo versari periculo et me cogi, remedium, quamvis incertum, summis viribus quaerere; veluti aeger lethali morbo laborans, qui ubi mortem certam praevidet, ni adhibeatur remedium, illud ipsum, quamvis incertum, summis viribus cogitur quaerere, nempe in eo tota ejus spes est sita;”

Van Suchtgelen vertaalde: “Immers ik zag dat ik in het grootste gevaar verkeerde en ik dwong mijzelf het geneesmiddel, hoe onzeker het ook zij, met alle kracht te zoeken; zooals de kranke, aan een doodelijke ziekte lijdend, en een zekeren dood voorziende indien hij geen middel aanwendt, dit, hoe onzeker het ook zij, met alle macht poogt te vinden wijl heel zijn hoop er in gelegen is.”

En in de laatste vertaling, die van Theo Verbeek, lezen we: “Ik begreep in groot gevaar te verkeren en gedwongen te zijn om met alle macht te zoeken naar de redding, hoe onzeker ook – zoals een patiënt, lijdend aan een dodelijke aandoening en in het zekere vooruitzicht van de dood als er niets aan gedaan wordt, gedwongen wordt om met inspanning van al zijn krachten een geneesmiddel te zoeken, hoe onzeker ook, nu dat immers zijn enige hoop is.”

Het moge duidelijk zijn dat je hieruit niet kunt concluderen dat Spinoza met een soort algemene metafoor komt van het (gewone) leven als een ‘ziekte tot de dood’. Hij gebruikte daar een voorbeeld van een patiënt die aan een dodelijke ziekte lijdt, wat toch iets anders is.

Kortom, De Dijn heeft die passage een beetje gemanipuleerd.

Reacties

Dankjewel Stan, voor je snelle onderzoek(je) Mooi dat jij de bronnen paraat hebt en dat ik je via een korte verbinding kan raadplegen.
Wellicht heb je mijn vraagstelling (ik ben de deelnemer die de hierboven geformuleerde vraag stelde) een beetje gemanipuleerd (naar je hand gezet) Niet ten nadele van de helderheid van de vraag overigens; integendeel. De andere deelnemer uit het bovenstaande tekstje (die van het "Sein zum Tode") is Marcel Leduc die mij een paar maanden terug uitdaagde meer filoloog te worden (waarvoor dank) Nu kan ik twee (zelfs meer) kanten op. Eerst maar even over "een beetje", gevleugeld woordje sinds het door onze verse koningin Maxima gebezigd werd om met charme de angel uit onvoldoende doordachte uitspraken van haar man te halen. Ik ben al wat op leeftijd en associeer mij nog gemakkelijker met Teddy Scholten, die ooit voor Nederland het Eurovisie Songfestival won met het liedje "Een beetje, verliefd was je wel meer meneer dat weet je". Wat is de functie van een verkleinwoord als "een beetje" in de formulering van een vraag of een bewering ?
"De Dijn heeft die passage een beetje gemanipuleerd" ? Daar ga ik nu geen antwoorden op geven/zoeken; ik ga liever naar het woord manipuleren. Naar je hand zetten lijkt mij een goede nederlandse vertaling. Doorgaans heeft het woord manipuleren een negatieve connotatie. Niet voor mij; hoe zouden we een vraag kunnen beantwoorden zonder die eerst naar onze hand te zetten ? Ook daar wil ik niet heen. Namen (niet) noemen interesseert me nu even.
Ik volgde ooit een college van een lector over het structuralisme. Hij benadrukte in dat college de betrekkelijkheid van individuen/personen en schreef ondertussen het schoolbord vol met uitsluitend namen (Foucault e.a.) Ik vroeg hem (en public) wat het betekenen kon dat hij het bord vol schreef met namen van filosofen. Hij begreep mijn vraag niet, ook niet na herformuleringen van mijn kant. Hij leek even totaal de/zijn weg kwijt, terwijl ik juist het gevoel had op de goede weg te zijn naar beter begrip van het structuralisme. Alles goed en wel of leuk en aardig; waar ga ik nu heen ? Filologen zijn in mijn ogen vooral denkende mensen die taal naar hun hand zetten om verder te komen met hun vragen.

Deze weblog van jou, die voor mij vaak een toegang is tot vermeerdering van kennis en inzicht over SPINOZA is inmiddels een van mijn favorieten op het internet. Dat wil ik wel eens gezegd hebben.
Baruch de Spinoza en Soeren Kierkegaard hebben hiermee voor/via mij een verbinding. Het gaat over de dood en het leven en andersom.
Ik neem mij voor naast de Ethica (die wij nu een keer doorgenomen hebben) Het begrip angst (de ziekte tot de dood) van Kierkegaard te gaan lezen. Een week of twee geleden schreef je een blogje over de laatst verschenen Mededelingen vanwege het Spinozahuis; o.a. no. 105 van de hand van Piet Steenbakker "Over de dood van Spinoza en Spinoza over de dood". Deze reactie van mij op de vraag naar "de ziekte tot de dood" zou een opstapje kunnen zijn naar een thema dat wij in de voortzetting van ons kringetje na de zomer bij de lurfjes zouden kunnen pakken. Het gebruik van verkleinwoorden hier is uiteraard niet toevallig en ik wil dit tekstje op dit weblog graag afsluiten met

Stelling 67 Ethica deel IV "Een vrij mens denkt in het geheel niet aan de dood, en zijn wijsheid bestaat niet uit een denken aan de dood, maar aan het leven.

Herzlich, ArisZ